Biekorf. Jaargang 72
(1971)– [tijdschrift] Biekorf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 350]
| |
Veelnamig Vlaanderen
| |
Flandria Proprietaria
| |
[pagina 351]
| |
Provincie van VlaenderenBij de oprichting van de Zeventien Provinciën der Nederlanden door Keizer Karel in 1548 is, in die nieuwe politieke structuur, ook het graafschap Vlaanderen een provincie geworden, met eigen gouverneur. De Waalse kasselrijen vormen dan echter een aparte provincie. De graaf van Egmont, gouverneur van Vlaanderen gedurende de beroerde jaren van 1560, was alleen gouverneur van het eigenlijke graafschap d.i. in feite ‘Vlaemsch Vlaenderen’. Gouverneur van Waals-Vlaanderen was alsdan Jean de Montmorency. De term ‘Provincie van Vlaanderen’ houdt, onder de Spaanse kroon, nooit de Waalse kasselrijen inGa naar voetnoot(60). De benaming wordt opgenomen in officiële stukken, zoals het Contributie-verdrag (Den Haag, 31 juli 1705) waarvan de aanhef duidt: ‘De gheheele Provincie van Vlaenderen, ressort van den Connijnck van Spaignen, ende namentlyck het platteland ende onbesloten steden... sullen betaelen voor contributie an den Staet der Vereenigde Nederlanden...’Ga naar voetnoot(61). Onder de Oostenrijkse administratie zal die term zich handhaven en veld winnen. Op 15 december 1727 verschijnt de ‘Naerdere Ordonnantie... vanden kleynen Segel binnen de Provintie van Vlaenderen’. In Het Schouwburg der Nederlanden (ed. CM. Spanoghe, Antwerpen 1785; bewerkt naar Délices des Pays-Bas van Christyn-Foppens) luidt de aanhef (in dl. II 336): ‘De Provincie van Vlaenderen, eerste Graefschap der Nederlanden...’ In 1789 zal te Gent vergaderen ‘de generaliteyt van het Volk der Provincie van Vlaenderen’ en de gouvernante Marie-Christine gebruikt ook, in de akte van amnestie van 1792, de term ‘Provincie van Vlaenderen’Ga naar voetnoot(62). Provincie noch Vlaenderen waren in 1795 te verzoenen met de republikeinse ideologie van de Franse veroveraars. De departementen zouden voorgoed de benamingen van de tirannie vervangen... Na amper twintig jaar zijn dan de oude provincienamen weer officieel geworden. | |
[pagina 352]
| |
Rijcks-VlaenderenVariante voor Keyserrycks-Vlaenderen. Zie boven, blz. 175. In 1635 verscheen te Amsterdam een beschrijving van de Nederlanden door Jacob Aertsz. Colom onder de titel ‘De Vyerighe Colom... der XVII Provincien’. Op blz. 213 wordt Vlaanderen beschreven als volgt: ‘Het lant van Vlaenderen wordt verdeelt in Vlaems-Vlaenderen, dat het voornaemste is, en Walsch-Vlaenderen om datmen daer Walsch of Fransch spreekt, ende Rijcks-Vlaenderen ofte Imperialis Flandria’. De nauwlettende raadsheer Raepsaet van Oudenaarde vond in 1780 die term juridisch niet heel zuiver en schreef liever ‘Vlaenderen onder 't Rijck’. | |
De souvereiniteit van VlaenderenDeze benaming komt voor onder de pen van de jurist Jan-Pieter Zaman van Sint-Niklaas die in 1711 te Gent de (zeer vlaams getinte) franstalige redactie uitgaf van zijn belangrijke ‘Exposition des Trois Etats du Païs et Comté de Flandres’. Op blz. 180 bespreekt hij de tweeledigheid (Kroon en Keizer) van het graafschap en legt er de nadruk op dat, sedert de verdragen van 1526 en 1544, Frankrijk aan alle souvereiniteit en heerlijke rechten over het graafschap heeft verzaakt, waardoor hetzelfde Graafschap geworden is ‘la Souveraineté de Flandres’. | |
Spaensch-VlaenderenTegenover ‘de Staaten’, ook ‘de Staat des Vereenigden Nederlands’ (de Verenigde Provinciën), verschijnen de Zuidelijke provinciën (in de periode 1650-1700) onder de benaming ‘de Spaansche Nederlanden’. Zo o.m. bij E. Duruban, Francia Anti-Hispanica (Amsterdam 1684; passim). In de spiegel van die benaming staan Spaensch Brabant en Spaensch Vlaenderen. In de periode 1690-1715 is de (geschreven) benaming Spaensch Vlaenderen volop in gebruik. Een getuige daarvan is het reeds aangehaalde Amsterdamse ‘Dictionnaire géographique’ van 1695 waar de aktuele politieke indeling indeling ‘Flandre-Françoise, Flandre-Espagnole et Flandre-Hollandoise’ wordt opgegeven; de auteur beschrijft verder de stad Oostende als een ‘ville maritime de la Flandre-Teu-tonne-Espagnole’Ga naar voetnoot(63). Ook in het officiële advies van de Franse intendant Dugué de Bagnols (Rijsel 1694) is de term ‘Flandre espagnole’ opgenomen. | |
[pagina 353]
| |
Het Contributie-verdrag van Den Haag (1705; zie boven) spreekt doorlopend van ‘het voorschreven spaens Vlaenderen; de ghecommitteerde van het spaens Vlaenderen’Ga naar voetnoot(64). De Franse kartograaf N. de Fer, ‘géographe de Monseigneur le dauphin’, publiceerde te Parijs in 1705 rijk geïllustreerde ‘Atlas curieux’ (dwars-quarto) waarin een gegraveerde kaart voorkomt onder de titel: ‘La Flandre Espagnole et la Flandre Hollandoise’Ga naar voetnoot(65). Het adelboek van de Rijselse wapenheraut J. de Roux werd opgesteld terwijl Ieper en het Westland nog onder de kroon van Lodewijk XIV lagen. Vandaar de smalle inhoud van zijn territoriale beschrijving: ‘La Flandre Espagnole ne consiste qu'en deux quartiers, dont le premier est celui de Gand, et l'autre celui de Bruges...’Ga naar voetnoot(66). De Gentse voortzetter van de nederlandse vertaling van Oudegherst (Gent 1785) noteert onder het jaar 1708 dat de Franse hertog-bevelhebber ‘had getracht geheel Spaensch Vlaenderen te nemen’Ga naar voetnoot(67). Na 1715 is Spaans Vlaanderen een historisch begrip geworden, de aktuele naam was voortaan ‘Oostenrijks Vlaanderen’. | |
Staats-VlaendreNaar de territoriale inhoud overeenstemmend met Hollandsch Vlaenderen, het in de Tachtigjare Oorlog veroverde gebied van het oude graafschap Vlaanderen. Nadat prins Maurits in 1604 Philippine, IJzendijke, Aardenburg en Sluis had veroverd, werd het gebied een van de Generaliteitslanden, bestuurd door de Staten[-Generaal]: vandaar de benaming Staats-Vlaanderen. Zoals ook Staats-Brabant, Staats-Limburg.
Als Staats-Vlaandre is het Vlaamse wingewest aangeduid in een Amsterdamse herdruk (begin 1700) van een van de Flandria-kaarten van Nicolaes VisscherGa naar voetnoot(68). Het Contributie-verdrag van Den Haag, 31 juli 1705, bepaalt o.m. het statuut van ‘het ghesubmitteerde Staets-Vlaenderen’Ga naar voetnoot(69). | |
[pagina 354]
| |
Een variante biedt het in 1718 te Middelburg verschenen werk van Balduinus Hunnius: ‘Het Staatische Vlaenderen, of de Zeeuwsche Buise’. Ook in de Sanderus-editie van 1735, het ‘Verheerlykt Vlaendre’, vertaling van de Flandria Illustrata, heeft de benaming ‘Staats-Vlaandre’ (in deel II, 147) een plaats gekregenGa naar voetnoot(70). Zonder auteursnaam verscheen in 1740 te Amsterdam een geïllustreerde ‘Historie der Generaliteitslanden, Staats Brabant, Staats Land van Overmaaze, Staats Vlaanderen en Staats Opper-Gelderland’. | |
Flandria SubalternaStaat in de titel van deel II van Sanderus' Flandria Illustrata, editie 1641-44. De Subalterna Flandria staat ‘ondergeschikt’ tegenover de ‘Flandria Quadrimembris’: het Vlaanderen van de Vier Leden (Gent, Brugge, Ieper en het Brugse Vrije). De andere steden en kasselrijen waren tweederangs (via de grote Leden) bij de stemming van de grafelijke bede. Onder dit ‘secundaire’ Vlaanderen groepeert Sanderus de kasselrijen Oudenaarde, Kortrijk, Belle, Kassel, Broekburg, St.-WinoksbergenGa naar voetnoot(71). | |
Flandria TripartitaZie boven op ‘Drynamich Vlaenderen’ (1971, blz. 7). Te noteren dat Meyerus in 1530 een dubbele drieledige indeling van Vlaanderen beschrijft: 1. Flandria Flamingans - Gallicans - Imperialis. 2. Comitatus - Dominatus (= Imperialis) - Proprium. | |
Flandria TripolitanaIn ziin Annales (Antwerpen 1561; f. 145v) bespreekt Meyerus onder het jaar 1343 de indeling van Vlaanderen in de drie grote leden: Vlaanderen werd als het ware gesplitst in ‘trierarchieën’, zo schrijft hij, en werd een Driestedenland (Tripolitana facta). Zie verder op Vierledig Vlaanderen. | |
De twee VlaenderenIn januari 1793 wil Luitenant-generaal O'Moran, bevelhebber ‘van Doornyk, 't Doornyksche ende twee Vlaenderen’ de decreten van de Franse Nationale Conventie publiceren | |
[pagina 355]
| |
en toepassen op Veurne. Het protest van de Provisionele Representanten van Veurne Ambacht werd in 1793 als affiche gedrukt te OostendeGa naar voetnoot(72). | |
Tweeledig VlaanderenNiet bekend uit nederlandse teksten, wel uit de franse redactie van de Wazenaar Jan-Pieter Zaman die in zijn monografie van 1711 handelt over ‘la Flandre Bi-Membre: Roiale et Impériale’. (Biekorf 1971, 176). | |
Tweetalig VlaanderenKomt alleen voor in de Flandria (1610) van de Nederlandse historiograaf Gramaye waar hij de plaatsen beschrijft die boven Waasten op de Leie liggen. Van die plaats voort is de Leierivier een taalgrens die het tweetalige Vlaanderen (Flandriam bilinguem) splitst. Armentières wordt, als voornaamste stad, uitvoerig beschreven. | |
Flandria UniversaBij de humanistische geschiedschrijvers (Meyerus 1530; Gramaye 1610). Met betekenis: Vlaanderen in zijn geheel, alle delen en indelingen, van welke aard ook, inbegrepen. | |
Utrechtsch VlaenderenDe Vier Ambachten (Hulst, Axel, Assenede en Boekhoute) werden in 1012 door de Duitse koning Hendrik II (sinds 1014 keizer) in leen gegeven aan Boudewijn IV, graaf van Vlaanderen. Sedertdien behoorden die vier ambachtsheerlijkheden (Quatuor Officia) tot het zogenaamde ‘Rijksvlaanderen’. De overgang naar de jurisdictie van de Vlaamse graaf liet er de kerkelijke verhoudingen onverlet. De parochies behoorden er van oudsher tot het bisdom Utrecht en zouden erbij blijven tot de stichting van het bisdom Gent in 1559. De Vier Ambachten vormden, tot in dit jaar 1559, een kerkelijk dekanaat onder de deken van het Utrechtse domkapittel, die er de pastoors aansteldeGa naar voetnoot(73). | |
[pagina 356]
| |
In de ‘Properheden vanden Steden van Vlaenderen’, - een naamlijst die omstreeks 1380 de steden van het oude graafschap typeert naar hun alsdan erkende partikulariteiten - staan als nummer 22: ‘Utrechtse Vlaminghe van Vierambachten’Ga naar voetnoot(74). Opmerkelijk is dat de anonieme auteur in zijn 58 namen tellende lijst van 1380 geen enkele plaats uit de Vierambachten afzonderlijk noemt. Hulst, Axel noch Assenede krijgen een plaats, terwijl Aardenburg, Oostburg en Sluis wel aan bod komen, en geringere ‘Doornikse’ parochies als Sleidinge, Laarne, Zingem, Ruiselede in zijn lijst worden opgenomenGa naar voetnoot(75). De Brugse rederijker Eduard De Dene zal in 1561, in zijn ‘Langen Adieu’, in een schertsende ampliatie van de oude ‘Properheden’, de globale naam ‘Utrechtse Vlamingen van de Vier Ambachten’ laten wegvallen en vervangen door de lokale typeringen ‘Wynzupers van Hulst, Snoucketers van Axele, Musseleters van Bouchoute’Ga naar voetnoot(76). In de kanselarijtaal van het bisdom Doornik kan ‘geestelijke van het bisdom Utrecht’ (clericus trajectensis diocesis) soms uitdrukkelijk een Vlaming aanduiden herkomstig uit de Vier AmbachtenGa naar voetnoot(77). Gedenkwaardige Utrechtse Vlamingen zijn: Dirc van Assenede, de dichter van Floris ende Blancefloer; de grote reiziger Joos van Ghistele, van Zuiddorpe bij Axel; de befaamde komponist Wulfaert Hellinck van Axel, zangmeester van de St.-Donaaskerk te BruggeGa naar voetnoot(78); Adriaan de Budt, kroniekschrijver van de Duinenabdij, en Cornelius Jansenius, eerste bisschop van Gent, beiden uit Hulst; de kunstminnende ‘bourgondische’ abt Jan Crabbe van de Duinenabdij, eveneens uit Hulst, zoals ook de gebroeders Frans en Gillis Mostart, kunstschilders, die in het Schilder-Boek van Carel van Mander een heel hoofdstuk ten beste kregen. | |
[pagina 357]
| |
De monniken van de Duinenabdij te Koksijde (bij Veurne) hadden, zoals bekend, het zwaartepunt van hun bezit aan grond en hoeven liggen in Veurne-Ambacht en het Westland. In hun boekhouding heet die afdeling het West-Quartier. Ze hadden echter ook een ‘Oost-Quartier’, een filiale die bijna tegen het West-Quartier kon opwegen, en gelegen was in ‘Utrechts Vlaenderen’, tussen Hulst en de WesterscheldeGa naar voetnoot(79). Heel het poldergebied van Hontenisse, Ossenisse en Hengstdijk was goed van de ‘Duinheren’. De monnikbeheerder droeg de titel van ‘Rentier van Zande’, naar het Hof van Kloosterzande waar hij met enkele broeders en personeel resideerde. Ook in Hulst zelf had hij een huis (het latere Landhuis), dat een afspanning was voor het verkeer met Antwerpen en Gent. Dat belangrijke kloostergoed in Hulsterambacht verklaart het feit dat verscheidene ‘Utrechtse Vlamingen’ als monnik en abt in de geschiedenis van de abdij van Veurne-Ambacht optreden. | |
Vierledig VlaanderenDe Drie Leden van Vlaanderen (Gent, Brugge en Ieper) hebben gedurende de Bourgondische eeuw het ‘Brucx Ambacht’, best bekend als het Vrije van Brugge (Brugse Vrije, Franconaat), als vierde lid tot hun triade toegelaten. Niet zonder weerzin en verzet en onderlinge betwisting. De grote Drie waren na 1369 eensgezind om de beide weerkerende zustersteden Rijsel en Dowaai buiten te houden, hoewel deze normaal met hen ‘de vijf grote steden van Vlaanderen’ uitmaakten. In plaats van de afgewezen steden van Waals-Vlaanderen kregen dan de Drie, door een taktiek van de graaf, het Land van Brugge (Vrije) als ongewenste vierde in hun bond. De vierledigheid van Vlaanderen is een juridisch en ook academisch tema dat aanleiding zal geven tot het scheppen van formules als ‘la quatre-Membricité’ (Zaman 1711), vertaling van het Quadrimembris Flandria; zo o.m. in de titel van Sanderus' Flandria Illustrata (1641), alsook bij Vredius (Genealogia Comitum, 1642). Nooit werd die vierledigheid literair meer geëxalteerd dan in het debat over Vlaanderens roem, in 1605 te Brugge gehouden door de laatstejaars van de Jezuîetencollege: Apollo zelf verkondigt er dat de regering van Vlaanderen een weerga is van Athene en Rome...; vooral door zijn vierledige inrichting weerspiegelt Vlaanderen de onvolprezen politieke inrichting (Tetrapolis) van AtticaGa naar voetnoot(80). 't Vervolgt A. Viaene |
|