Biekorf. Jaargang 72
(1971)– [tijdschrift] Biekorf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 332]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Zangmeesters, organisten en schoolmeesters aan de Sint-Jacobparochie te Brugge
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 333]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1. De liturgische spelenHet oudst bewaarde drama in de Nederlanden is het Maastrichter Paasdrama uit 1200. Kan men daarna voor de Noordelijke Nederlanden spelen aanduiden vnlk. te Delft, 1498 en 1496-1503, resp. een driekoningenspel en paasspel, dan wees E. Van der Straeten reeds, aan de hand van archiefteksten, op een uitgebreide reeks liturgische spelen in de Zuidelijke Nederlanden met o.m. te Damme in 1411 een verrijzenisspel. Wat dergelijke spelen te Brugge betreft, bestaat vóór 1354 in Sint-Donaas reeds een geschreven driekoningenspel, en wordt een paasnachtspel het eerst aangeduid in 1365Ga naar voetnoot(6). Voor wat de Sint-Jacobkerk betreft, vanaf de vroegst bewaarde rekening (1419) komt reeds een uitgavepost voor van 3 sch. gr. van de verisenesse paeschenachte te speelne (fol. 3). Ook het spel van de kinderbisschop, op Onnozele kinderendag, wordt bepaald vroeg genoteerd: in 1443: vanden paerden up aller kinderdach, fol. 57v. In Sint-Donaas klimt de traditie minstens tot 1414 terug voor dit feest. Het driekoningenspel in Sint-Jacob zal wel reeds een oudere voorgeschiedenis kennen, doch het wordt pas voor het eerst aangehaald in 1494 (fol. 102). Het wordt iets uitvoeriger als volgt bepaald in 1517: van... de septers vanden drien conijnghen, vergult ende verzelvert (fol. 385) , en in 1549: betaelt de ghesellen vander musijcke over dies zij naer costume up den derthiendag (6 jan.) ghespeelt hebben de personaigen vanden drie coninghe (fol. 70v). Heel opmerkenswaardig voor de contra-reformatie is de afschaffing van dit spel vanaf 1555: es maer achterghelaten ter cause datmen inder waerheijt bevandt dat alle goede catholijcken meinsche hierduere ontstelt waren, mits de ongheregheltheijt ende quade manieren die zij hier inne verzeerden (1556, fol. 279v). Het spel waarvan J. Weale het nog bewaarde draaiboek | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 334]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
kon publiceren is het mysteriespel van De Guldenmis, in Sint-Jacob, gevierd op woensdag van Quatertemper voor kerstdag, waarbij het Missus est Angelus uit het evangelielectuur wordt uitgebeeld. De vroegste vermelding van dii spel hgt in 1531: om ii oude vlercken omme de ijnghelen te spelene int missus (fol. 177), en opnieuw in 1584-86, fol. 199: het knechtken dat den inghele was up missusdach. Deze gulden mis zou bij de dood van Pieter Coutreel, 28 mei 1545, van een nieuwe dotatie worden voorzien. Een gelijkaardig spel wordt door K. Verschelde in 1563 in de Salvatorkerk vermeld, terwijl het eveneens voorkwam in de Sint-Gilles-kerkGa naar voetnoot(7). Voor Brugge is de vroegste vermelding van dergelijk mysteriespel, met eveneens uitgebreide ‘regieaanwijzingen’, uiteraard opnieuw een missus-mis in Sint-Donaas in 1380. Of er een spel werd opgevoerd op het feest van St.-Jacob, dag waarop de cantorij van Sint-Donaas de hoogmis mee kwam vieren en zingen (1491-92, fol. 65v), blijkt niet duidelijk. De sacramentsprocessie, vermeld vanaf 1444: met xix. ghesellen vanden processien... vanden husekin te draghenen... van viij. kinderen... van den vanen te draghene (fol. 59v), terwijl de dragers van het husekin met roozen hoede waren getooid (1503, fol. 138v), kan uiteraard niet als een liturgisch spel in de feitelijke betekenis van het woord worden genoemd. Het opmerkelijkste feest van alle was echter niet alleen voor Sint-Jacob, maar ook voor Sint-Donaas, Sint-Salvator, O.L. Vrouw en voor wellicht alle Bruggelingen, het Kreupelenfeest, gevierd te Aardenburg op 4e Sinksendag. Deze zog. bedevaart, waaraan ook de stadsmagistraat deelnam, en waarbij tot en met toneeltornooien werden gehouden, werd in 1926 in een belangrijk artikel door M. English bestudeerd. De oudste vermeldingen klimmen terug tot de XIIIe eeuw, en vanaf 1475 wordt ervoor zelfs telken jare een nieuwe mis gecomponeerd in Sint-Donaas. De bedevaart viel uit vanaf 1579. In Sint-Jacob komt de vroegste vermelding in 1502 (fol. 122) ter recreatie vanden ghesellen vanden chore | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 335]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(1526, fol. 28v); om aldaer te sijnghen een messe ter crepelfeeste (1541, fol. 478v). Wellicht was dit Aardenburgse feest in Vlaanderen precies de laicisering van liturgisch spel over mysteriespel naar rederijkerspelen? Het probleem is in elk geval belangrijk genoegGa naar voetnoot(8). | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2. De schrijfactiviteiten van de beneficiariiEen tweede belangrijk probleem is het onderzoek naar een eventueel scriptorium, verbonden aan de Sint-Jacobkerk. G.I. Lieftinck meende nog in 1953 een scriptorium in Sint-Donaas b.vb. te kunnen aanwijzen. In een uitvoerige bijdrage hebben wij het tegendeel kunnen aantonen in die zin: dat van een lokaal waar de codices vooreerst materieel worden vervaardigd, van een takenindeling, van het schrijven, daarna verlichten en inbinden, zoals expliciete teksten aantonen voor de Duinenabdij, geen sprake kan zijn. Het is bovendien zo dat, wat de bibliotheek zelf betreft in Sint-Donaas, deze gestoffeerd wordt met schenkingen, buiten elke werking van een eigen scriptorium om, terwijl de koorboeken wel door beneficiarii worden vervaardigd, doch als privé-personen, vanaf de XVe eeuw zelfs gelijkgesteld aan de leken-scribenten in stadGa naar voetnoot(9). Een analoge situatie, doch uiteraard van meer bescheiden afmetingen, dient voor Sint-Jacob te worden aangestipt. Met uitzondering van de vroegst teruggevonden naam van de scriptor heer Willem, 1423 (fol. 13v), hebben de 13 overige scriptores, allen beneficiarii voor de kerk, uitsluitend muziek-litteratuur (missen, mottetten, zangboeken) en koorboeken geschreven, als privé-personen, dit betekent zowel om hun eigen inkomsten omhoog te trekken enerzijds, als om kosten aan de kerk uit te sparen. Tot het eind van ide 15e eeuw bleven gegevens over een 50-tal hss. bewaard (in Sint-Donaas in dezelfde 15e eeuw 105 hss. muziekcomposities alleen). Intensief begint de schrijfbedrijvigheid met de priester Jan de Hondt, tevens ontvanger van de kerkfabriek over de jaren 1452-1476. Opnieuw in vergelijking met Sint-Donaas was | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 336]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
daar een vroeg voorbeeld de organist Jacob Couterman (1427 - † 1432) die reeds muziekhss. schreef 1427-1431. Intensief wordt het in Sint-Donaas pas vanaf 1468 tot zowat 1560. In Sint-Jacob stopt de activiteit met de priester, bascontere Nicholaus (Clays) Bermarijn (de Bermeraing, later kanunnik van St.-Salvator) in 1551. Er is dus wel duidelijk een parallelisme, hoewel geen contacten of wederzijdse opdrachten bekend zijn. De meeste opdrachten in Sint-Jacob werden uitgevoerd door Jan de Hondt (1452-1466) en Jan Vilt (1489-1516); deze laatste herschrijft zelf in 1516 het bouk vanden oorghelaere (fol. 361v). Zorgden de scriptores aanvankelijk zelf ervoor dat de codices ingebonden geraakten, dan treedt in de periode 1488-1490 broeder Jan van Ghend, augustijn, occasioneel op als boekbinder. Vanaf 1519 (fol. 427v) neemt men boekbinders in stad; eerst Lod. Block; 1526 Willem vande Velde; 1533 Paul van Vardebeke, in 1541 Simon en in 1561 Lod. Vander Muelene. In die laatste periode zal slechts éénmaal de bascontere Jan de Curia een bouc van musijcken in ledere binden (fol. 143). Over andere dan koor- of muziekcodices is nergens sprake, evenmin als van aankoop van gedrukte muziekwerken, zodat hier geen sprake kan zijn van een feitelijke bibliotheek. De zouters of zangbouken bevonden zich op stapeelren inden choor (1493, fol. 90v), op bancxkins int ghestoelte (1491-92, fol. 70v); de groote antiphonaers up de 2 zijdstapeels (1490, fol. 49), of in een kiste om de boucken (processi-zancmatrilogebouken, het officie van onser vrouwen, breviers) vander kercke in te sluten (1501, fol. 108); in het koor stonden bovendien een pellichaent (1519, fol. 427v; 1521, fol. 500); elders genoemd arent met daarop een evangeliare. Op het altaar zelf de homesbouc, en de daghelickse mesbouc (1489, fol. 31). Daarnaast worden vermeld het discantbouc (1465-66, fol. 25) en het bouc vanden oorghelaere, graduates (1460, 79); een bouxkin om de kinderen mede kersten te doene (1479, 48v), het bouc daer men mee olyet (1465, fol. 58) e.a. Alleen één keer is sprake van verluchting der gebruikte boeken: het betreft, in 1489, de daghelickse mesbouc, aangevuld door Jan Vilt, met canonbord geleverd door Adriaen de Raet, en illumineren ende florerene van alle de hootletteren door Aernout de Cat; het geheel werd nieuw ingebonden door Jan van Ghend (fol. 31). | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 337]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Lijst van scriptores in Sint-Jacobs(De data zijn begin- en einddatum van hun schrijfprestaties).
Van bovenvermelde scriptores zijn Appenzellern en Barbe als componisten bekend geworden, met al de namen van de zangmeesters van Sint-Jacob: Gheeraert de Hondt (1533-1539); Eustace Barbion (1541-43); Gheraert Obrecht (1550-51; 67-79); Jan Leunis (1543-49); Greg. Treshault (1576-78); Andries Pevernage (1578-84?); zodat die op één of andere manier ook tot de scriptores kunnen gaan behoren. Van Jan Pollet, zangmeester 1555-57, is schrijfwerk bekend te Antwerpen, terwijl de in 1528 aanvaarde bascontere Jean Richafort als componist faam verwierfGa naar voetnoot(10). Wat nu de schenkingen van boeken betreft: dit komt alleen drie keer voor. Tweemaal muziekboeken geschonken resp. door de canter Willem Reymond (3 nieuwe messen in discante... die hij brocht van St Thomaes (St.-Omaars, 1490, fol. 49); door de canter Pieter Willems (van zekere zancboucken die hij ghemaect hadde, 1498, fol. 62v); het derde voorbeeld is een schenking van een brevier bij wijlen heer Boudewijn Bruon (1528, fol. 87). | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3. De bonenfanten, alias choralenAlle vermeldingen betreffende de bonenfanten, vanaf 1501 ook choralen genoemd, spreken over vier kinderen. De wedde hen toegekend in de 16e eeuw varieert tussen de 3 en de 4 pond vl. (1529, fol. 116v; 1556, fol. 275v). Dit bedrag is belachelijk laag en dient, zoals we straks nog aanduiden, ook nog gedeeltelijk als betaling voor de zangmeester. Het komt bovendien dan nog uit meer dan één bron, zowel Kerkfabriek als het Commuun contribueren, terwijl tijdens de ser- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 338]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
moenen op zon- en feestdagen een omhaling gebeurt om tot dit bedrag te komen. Duidelijk bestaat geen echte fundatie voor de choralen, behalve deze van het huis, waarin zij samen met de zangmeester wonen. DuclosGa naar voetnoot(11) zegt dat zij over een huis in de Moerstraat beschikken sinds 1396. In de Rekeningen wordt dit huis voor het eerst vermeld in 1445 (fol. 61). In 1529 is dit huis dermate onbewoonbaar dat de scoolmeester wil niet in bedoelde wuenste, ende dat men hemlieden een scale bezoorghen moet: zo wordt door Kerkfabriek en Disch resp. 30 en 20 sch. uitgetrokken om de huishuur te betalen (fol. 116v; 1530, 140v). Pas in 1547 wordt het oude huis opnieuw klaar gemaakt (fol. 21v). Uit bovenstaand citaat bleek bovendien dat naast de zangmeester, ook de schoolmeester, net overigens als een willekeurige andere beneficiarius, de zorg over de choralen krijgen. Tussen 1529 en 1544 wonen deze b.vb. uitsluitend bij de schoolmeester in. Het is wel opmerkelijk dat de uitbetalingen voor het Feest van Onnozele Kinderen aan de schoolmeester gebeuren (1453, fol. 7v). Na een eventuele andere dan muzikale studie kunnen de choralen worden uitbesteed - op kosten van de Kerkfabriek - naar de broeders van het Gemene Leven te Gent (Johannes Heylbrouck, 1524, fol. 550); naar Leuven (Th. Cant, 1505, fol. 167); terwijl van drie choralen wordt vermeld dat zij afreizen resp. naar Parijs (Aernekin, 1489, fol. 31), naar Axele (Hannekin, 1491-92, fol. 65v), naar Frankrijk (Vincent, 1550, Res. 27). De herkomst van de choralen of de plaatsen waar men hen gaat zoeken zijn divers: Gent (1499, fol. 76v); Dendermonde (1501, fol. 110); Aardenburg (1521); Tournehem (1529, fol. 116v); Roubaix (1531, fol. 177v); Goes (1539, fol. 449); Middelburg (1563, Res. 47), naast Brugge zelf. Net als in de overige scholen kunnen de ouders worden gedagvaard wanneer de choralen de school of de schoolmeester ontvlucht zijn (b.vb. naar Oudenburg in 1499; naar Ursel, 1522), terwijl het een aardige anecdote is te zien hoe de zangmeester A. Barbe in 1525 drie dagen weg is over dat hij te perde ghereden was na Ghend... ende tot Ursel omme tachterhalen een coral (P. Moens) die uut zinen huuse wecht gheleet was bijder moeder zonder consent (fol. 588). De eerste vermelding van een lekentoezichter, voogd genoemd, van de bonenfanten komt voor in 1503 (fol. 138v). Eenmaal komt, | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 339]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
bij aankomst van twee armenkinderen, de rekeningpost voor om te musichierene als de twee ghebroeders chorallen ontfaen waren, 2 stopen wijns (1501, fol. 110v). Wat hun kledij betreft: er is sprake van aankoop van blauwrood en groen kerlaken om de choralen mee te kleden (1524, 1531, 1532, 1538 e.a. Als speciale muziekliteratuur voor de kinderen zelf komen, dit in tegenstelling met een grote aparte muziekbibliotheek in Sint-Donaas, hier slechts twee codices voor: der kinder gradale (1549, fol. 79); en de ix. lessen die de kinderen zijnghen in de tenebren, in de goede week dus (1491-92, fol. 65), dit laatste was een afschrift uit een dergelijke codex in Sint-Salvators. Hoe was het gesteld met het onderricht in de school zelf? Hoewel reeds vóór 1502 jaarlijks een supplement gegeven wordt van 20 sch. gr. aan de zangmeester omdat hij hem te bet quiten zoude int leeren vander kinderen (fol. 121), dan komt nergens uitdrukkelijk een leermaterie voor. In 1554 wordt het onderwijs als volgt voorgesteld bij de aanvaarding van de nieuwe schoolmeester Jan de Clerck. Hij dient te zorgen voor eten, drynckene, wasschen, wrijnghen ende dat huerlieder nootzakelic zij, naer redene ende betaemte; die te leeren lesen, scrijven, naer huerlieder vocatie, ende die te zendene twee reysen sdaechs tot den zanckmeester, omme aldaer te leerne de muzijcke, ter zulcker hueren als van ouden tijden ghecostumeeirt es (Res. 38v). Hij mag bovendien zich laten vervangen door een onderschoolmeester om met de choralen ende anderen kinders ter kercken te gane, devotelic te houdene, ende thuus te commene. Dit is de enige plaats waar de school ook voor ‘buitenkinderen’ toegankelijk en bedoeld schijnt te zijn. In 1588, waarschijnlijk op een ogenblik dat men niet meer over een zangmeester beschikt, blijken de kinderen bij de koster (Karel Hughelinc) te zijn voor tleeren vander musijcke ende simpele zanghen, en bij de schoolmeester L. Matthijs die voorheen schoolmeester Ten Bogaerde was, voor tleeren leesen ende scrijven. De koster verdient er 2 pond vl. aan, Matthijs 20 sch. gr. Bemerk dat de kerk op die datum alleen 2 bonenfanten heeft (Res. 68v, 10 april 1588). De schoolmeesters zelf waren afkomstig uit Brugge, Kassel, Godewaersvelde, Oostende, Briel-Ieper, Béthune en Zeeland. Tot de specifieke taken van de choralen behoort o.m. elke | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 340]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zondag en donderdag, na het lof, en bij de sacramentsmis De Profundis te bidden over de ziel van Willem Humbloot en zijn ghezelnede, blijkbaar één van de zeldzame fondateurs voor de kinderen. Het brengt jaarlijks 3 sch. gr. op (1532, 206). Het is mogelijk dat tbezet van meester Pieter Coutreel, te wete de messe ende het misterie van missus ende sanderdaechs de zielmesse à 19 sch. 10 gr., naast de uitdeling van 136 broden, gedeeltelijk door de choralen en hun rector kon worden gerecupereerd, samen met de 4 sch. op het bisschopsfeest. Dit alles dan als minieme aanvulling op hun 3 à 4 pond waarmee zij, samen met de zang- of schoolmeester het jaar moesten uitdoen. De schoolmeester kon, net als de zangmeester, voor zichzelf daar wat bij verdienen door de betalende schoolkinderen, zelfs door ze in de kost te nemen, wat echter verboden was, maar toch gebeurde o.m. Gh. Obrecht (Res. 58v). | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4. Zangers en zangmeestersTot de vaste verplichtingen waartoe de zangers waren gehouden, en die hadden ze precies nodig om tot enig inkomen te geraken, hoger dan de af en toe 8,5 of 14 sch. gr. geciteerde gagen (1445, 75, 50, 63; 1545), behoorden het-gedrieënzingen van de passies (1489, fol. 30); de processie upden witten donderdach als men de outaren zuvert (1499, fol. 78); de vijf messen vander peste bij den vullen coore met processie met vulder musijcke (1532, fol. 214); de hoochmesse alder zielendach in discante (1532, fol. 215v); de officie van onser vrauwen, eens de weke... ende vande officie vander presentatie van Marie (1500, fol. 94v)Ga naar voetnoot(12); de sacraments-processie, en daarnaast natuurlijk het driekoningenspel en het mysteriespel bij de Guldenmis. Een speciale gratificatie verdienden zij bovendien up S Jacob ende S Kristoffeldach, bij de wijnuitdeling op Palmenzondag en bij het strooien van crakelinghen op Witten Donderdag (1443, fol. 57v). Daarnaast konden zij overigens in de hoofdbetrekking van koster, of in het schrijven van koor- en zangboeken een bijverdienste vinden. Het aantal canters is ons niet bekend, tenzij uit het bewaarde schilderij van de voorkerk van Sint-Jacob (1520), in het bezit van de hertog van Devonshire, zou kunnen blijken dat van de 20 zitsels | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 341]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
15 door priesters of habituanten van het koor zijn bezet. Gerekend dat de 5 overige zitsels door bonenfanten en zangmeester zijn ingenomen, en afgerekend de pastoor en de schoolmeester, zou hun getal tussen de 10 en de 12 kunnen schommelen, een getal dat gezien het aantal aanvaardingen tussen 1530 en 1540 wel waarschijnlijk lijkt op dit ogenblik. Er zijn echter alleen zes ghetijcte cussens op het ghestoelte binnen den choor, ghevult met plumen, die in 1536 met roo vellen overtrokken worden (fol. 300v, 327). De herkomst der zangers is zeer divers doch kan praktisch herleid tot Frans-Vlaanderen in hoofdzaak. Zelfs ging men er zoeken in Zeeland (1504), Halle (1506), Aardenburg (1528), Berghe (1528), Henegouwen en Middelburg (1530). In 1528 gaat Barbe in één ruk zowel in Antwerpen als Dendermonde, Mechelen en Gent op zoek naar geschikt stemmenmateriaal. De techniek van de aanvaarding staat onder de leiding van de zangmeester zelf. Ofwel gaat hij b.vb. naar Aardenburg iemand hooren, vraagt daarna of hij bereid is naar Brugge te verhuizen, terwijl de Kerkfabriek een paar keer tussenkomt om de verhuiskosten te helpen betalen; ofwel wordt een zanger op kosten van de kerk uit Middelburg ontboden, gehoord en daarna al dan niet aanvaard. In hoosschede wordt hem in dit laatste geval een soort drinkgeld gegeven.
Wat de zangmeesters zelf betreft, die worden gehaald uit Bourbourg (1498) en Aardenburg (1528) of zijn afkomstig, naast Brugge, uit Anthoing, Sint-Omer, Rijsel, Béthune, Antwerpen, Kortrijk, Duinkerke, Gent en Meulebeke. Zoals hoger gezegd was het in principe hun taak de bonenfanten bij zich thuis te leeren ende te bewaerne, terwijl zij twee keer per dag daarnaast de overige schoolkinderen muziek moest onderrichten. Was de wedde van de zangmeester enorm laag: 14 sch. gr. vl. in 1444 (fol. 58v); 20 sch. in 1492 (fol. 72); 40 sch. in 1530 (146v), dan blijkt dat het geld aan de choralen gegeven tot 1533: 3 pond 30 sch. gr., vanaf Jan Apollo verhoogt naar 4 pond 10 sch. gr. Daarnaast moet het schoolgeld gerekend worden dat hij met de schoolmeester moet delen van het inkomen der betalende schoolkinderen. Slechts éénmaal komt een klacht voor, van Gh. Obrecht in 1576, die meent dat hij van zijn wedde niet leven kan. Bij die gelegenheid blijkt hij al 5-6 jaar betalende knapen in huis op logies te hebben, wat verboden is, gezien het huis dat hij bewoont, bezit is van de armenkinderen (Res. 58v). Opmerkingen en klachten over de zangmeesters zijn gering: Jan Apollo (Leunis) wordt van kwaadsprekerij beticht (1578, fol. 61v); Adr. Vander Wulsche uit Meulebeke wordt mits zijnder joncheijt afgezet in 1516 (fol. 363) hoewel hij het | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 342]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
jaar tevoor een nieu mottet had geschreven voor het Sint-Jacobfeest. Slechts één keer wordt gedreigd met ontzetting uit het ambt: het betrof de organist J. de Lantshuusere, en de oorzaak dronkenschap (Res. 53, 1572). Over de zangers wordt alleen geklaagd naar aanleiding van het Driekoningenspel. Van een verplichting tot eigen jaarlijkse composities vonden wij geen bewijzen. Dat deze composities wel gebeurden blijkt uit onderstaande lijst van nieuwe composities:
Alleen van de laatste twee hebben wij geen zekerheid dat het composities van eigen hand zijn. Wellicht bestond daarnaast ook de mogelijkheid gelegenheidscomposities bij derden te bestellen zo in 1530 (fol. 146v): een priestere die hier ghecommen was van Ste Maertins up den dijc, met diveersche messen, die hij ghescreven hadde, daer of hij zeijde last ghehadt hebbende vanden zancmeestre; en 1490 drie nieuwe messen in discante die heer willem reymond de cantere brocht st. thomaes (St.-Omaars) (fol. 49). | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5. De orgelbouwers in Sint-JacobsIn een in 1956 verschenen bijdrage, bracht M.A. Vente een reeks archivalia betreffende de Brugse orgelbouwers tot het jaar 1630. Hij werkte o.m. op steekkaarten uit het Weale-archief op de Stadsbibliotheek. De nota nr. 40Ga naar voetnoot(13) onder de titel: St. Donaas, St. Jacob, St. Clara en St. Anna mag helemaal toegeschreven worden aan nota's die J. Weale destijds nam op de Rekeningen van de Kerkfabriek van St. Donaas, naast een paar losse stukken uit hetzelfde fonds. Op een andere plaats brengen wij een overzicht van de orgelbouwers van Sint-Donaas, waar de belangrijkste leveranciers van nieuwe orgels waren Jan de Crane (1443, à 384 pond par.); Karel Waghe (1520, à 40 £ gr.) en Claijs de Smet (1558). De nota bij Vente betreffende Mich. Elewout à 48 pond par. is gewoon zijn jaarwedde als organist in Sint-Donaas. Het grote orgel werd door hem pas hersteld in 1596 voor een totaal bedrag van 174 pond par. Ook de nota's betreffende de orgels in de Lieve-VrouwkerkGa naar voetnoot(14), moeten worden aangevuld met de aankoop van het nieuwe (kleine) orgel uit 1540-41 voor een totaal bedrag van zowat 62 pond vl. (K.A. O.L. Vrouw 1529-1554, fol. 130v). Bij de aankoop van het tweede - | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 343]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
grote - orgel, in 1560-66, worden op die laatste datum zelfs juwelen van de kerk verkocht om de betaling van het orgel mogelijk te maken (K.A. 1554-1617, fol. 86v). - Wat nu de situatie voor Sint-Jacob zelf betreft, vullen we de nota's van Vente aan met de door ons gevonden nieuwe elementen. Uit een nota in 1452, waarbij 5 sch. gr. betaald worden (fol. 71) vander cleener orghele te vermakene, en uit een rekeningspost uit de Registre vanden nieuwen werke uit 1473-74 betaelt Olivier die thoutwerc vander principaler orghele of dede, weten wij dat de kerk, vanaf 1450 minstens, enerzijds over een positief, anderzijds over een opgehangen orgel op het doksaal beschikte. Een betalingspost 1455-56, betaelt alsmen de oorghele proufde... als men doorghele veraccoordeerde wijst op de aankoop van een nieuw orgel, waarvoor de secretaris van de kerkfabriek 48 pond 6 sch. 4 d. gr. uitgeeft (fol. 75v), een bedrag belangrijk lager dan het orgel in Sint-Donaas van J. Crane. Daar Crane overleed in 1449 kan hij niet in aanmerking komen als leverancier. Gezien echter in 1458 Boudin den oorghelmakere voorkomt voor klein onderhoud (fol. 77), was deze Boudin wellicht ook de Ieverancier geweest. Vanaf 1489 verschijnt daarna de naam Joos de Bus, orghelmaker voor onderhoudswerken (fol. 31). Net als in Sint-Donaas blijft Joos de Bus († 1519) voorkomen tot 1518, en in 1520 verschijnt in beide kerken Jooris de Bus. Wordt deze in Sint-Donaas direct vervangen door K. WagheGa naar voetnoot(15), die een nieuw orgel mag leveren, dan wordt Jooris de Bus in Sint-Jacob leverancier van een posetijf ende een clein oorghele houten pijpen (452v). Gezien de op dit ogenblik lopende herstellingswerken aan het doksaal, is deze leverantie een tussenoplossing. De Bus moet het opgehangen groot orgel laten afnemen en thuis bewaren, krijgt 4 pond gr. voor zijn cleen oorghele houten pijpe, dat in 1523 door de schrijnwerker Rogier de Smet met besnijtsele wordt versierd, en moet, wanneer het grote orgel opnieuw is opgehangen, zijn positief terug nemen. Men laat hem echter een patroen vander nieuwer orghele ontwerpen (1520, fol. 452v; 1523, fol. 524v). Dit patroon wordt echter niet aanvaard want in 1525 wordt de meestre oorgelmakere van Antworpen zijn advies gevraagd hoevele de nieuwe oorghele costen zoude... ende hij heeft be- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 344]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
loft hierbij andworde te scrivene int langhe ende een patroon te senden (fol. 586). Noch het één noch het ander gaan tenslotte door. Het duurt tot 1553 vooraleer eindelijk een nieuw orgel zal aangekocht worden bij Yssebrant Claysseune, een nieuwe naam voor Sint-Jacob, daar vanaf 1550 Jan Waghe optrad voor het herstel van het orgel. Het nieuwe orgel nu wordt van een houtte casse voorzien door Anth. vander Biest, à 43 pond 5 sch. gr. (fol. 179v), en de eindbetaling gebeurt in 1554 (fol. 213v), nadat het orgel gekeurd was door Jan de Costere, organist van de Lieve Vrouwkerk, en Philips Speelbach, van St.-Salvator. De nog te regelen rekening bedroeg 2 pond 5 sch. in 1553 (fol. 179v) en 8 pond 8 sch. 4 den. in 1554 (fol. 213v). Het globale bedrag komt niet in de Rekeningen voor. Wellicht betrof het een schenking. Claysseune die nu het onderhoud overneemt, heeft in 1559 overigens reeds herstelkosten voor 6 pond gr. (fol. 376v). Een laatste nota uit 1577-79 spreekt van de aankoop van een cleen posijtijf orghelle an mer Franchoys Aernoudts, à 4 pond 13 sch. 4 d. gr. Dit laatste kwam waarschijnlijk van Sint-Donaas. Zoals blijkt uit een uitvoerige bronnenpublicatie naar Van Zuylen, door J. RotsaertGa naar voetnoot(16) zou het orgel van Claysseune in 1630-31 dan opnieuw vervangen zijn geworden door een product van de Brugse orgelbouwer N. Elewout; het voorgaande ging 90 jaar mee; het verving in 1554 een orgel uit 1455, net 100 jaar oud. Het nieuwe positief van 1577 kwam in vervanging van het klein orgel van 1520. Het salaris van de organisten zelf lag niet aan de hoge kant: het valt op dat zij met hun 30 sch. gr. per jaar van spelene alde groote feesten (1492, fol. 69v); van up feesten te orghele, bijna de helft minder verdienden dan de orgelblazer, die gelijkertijd ook als klokluider optrad. Het is duidelijk dat de organisten het orgel louter als bijverdienste konden bespelen. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Allerlei bouw-, beeld- en gietwerkZowel A. Duclos als J. Weale brachten een serie mededelingen i.v.m. de cultuurgeschiedenis van de Sint-Jacobkerk tot de XVIe eeuw. Wij zullen ons in dit laatste hoofdstuk beperken tot de belangrijkste door ons gevonden rekeningsposten, uitgezonderd de aangekochte orgels, die hoger werden behandeld. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 345]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Wat de Sint-Jacobkerk betreft bleef een belangrijk - ook taalkundig - door Jan Dhondt geschreven Registre vanden nieuwen wercke-ontfaen ende uutgheve van jare te jare 1464-1478 bewaard. Hierin wordt gehandeld over de werkzaamheden die, vanaf 1452 (fol. 69v) tot 1478, de bedoeling hadden het bovendeel van de toren te bouwen en de volledige kerk uit te breiden. Als voornaamste Brugse aanwezige steenhouwer komt Cornelis Tielman voor, terwijl daarnaast de namen van steenhouwers als Jehan de Martigny en Jehan Rogiers van Antoing, Aernoudt vander Heie en Jan Trapp(aer)de uit Brussel; en Pieter en Jehan Campet en Jehan Heroot uit Ecaussines frappant zijn. Als glazenier treedt op Jan Lombaert. Bij de duur van de werkzaamheden, die wat betreft het doksaal, een schenking van W. Hugenot, tot 1528 duurden - in de laatste fase treedt Christiaen Sixdeniers als patroonontwerper op (fol. 89v) - moest het opgehangen orgel in 1473-74 en 1520-22 worden afgenomen. Wat nu de overige uitgaveposten betreft: bij de uitbreiding van de kerk moest uiteraard voor een nieuw kerkhof worden gezorgd. Hiervoor diende een smesse ende andere huusen te worden afgebroken en een erfelijke rente betaald van 17 sch. gr.; het kerkhof werd reeds in 1463 ingewijd (fol. 82v) doch in 1557 pas van een doodshuis voorzien waarvoor Pieter Clayssens de epitave schildert (fol. 312v). De inkomsten om dergelijke uitgaven te dekken komen o.m. van regelmatig opgehaalde gelden, per straat georganiseerd, en ook van giften op naam. Gezien de Rekeningen over de jaren 1468-1486 niet opnieuw werden gedeponeerd, is het helaas onmogelijk een auteur te geven voor het koorgestoelte uit 1480, het sacramentshuis uit 1482, en het nieuwe doxaal, dat tussen 1520-1528 opnieuw werd aangepast. In 1475-76 wordt de houten reese weggenomen, waarboven in 1420 door een anonieme beeldesnidere beelden waren geplaatst (5v). In 1489 maakt Cornelis Tielman eenen patroon omme eenen latoenen candelaer inden choor benoorwaert, en komt hij tussen voor het plaatsen van twee standviken (latoenen calummen)... voor den hoghen outaer (fol. 31), naar het model van de vleeshouwerscapelle (34v). Er worden ook twee nieuwe latoenin candelaers dienende inden choor aangekocht (fol. 32). In 1491-92 komt de eerste vermelding van de toen te herstellen latoenen drake inden choor (fol. 65). Bij de dood van de timmerman Luc Haegdoren, 1492, moet hem nog worden voldaen van de reesen (dienende b.vb. om de abijten te hanghene upde keermesse 1496, fol. 33v) te makene inden choor (fol. 70v), terwijl in 1494, 29 juli, aan Cornelis Tielman een vonte wordt gekocht (fol. 106). In 1496 wordt een patroen gemaakt van eenen tuun om den hoghen outaer (fol. 49), elders genoemd den thuun vanden spaynjaerden (1509, fol. 220v). Vanaf 1512 krijgen we na mekaar Cornelis de Smet, beildesnijdere, en Jan Provoost (1516) die het patroon maken nopende de verhemelijnghe vanden choor (273, 360); het betreft het met snijwerk en schilderwerk verfraaien van het houten plafond. De werken worden uitgevoerd door de spegheldraeyere Pietre Boudins (1518, fol. 405v); Lauwerein Weins, beil- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 346]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
desnijdere in de ezelstraete (id. fol. 405v) en de schilder Fransoys de Wijntere. In 1520 wordt 4 pond gr. uitgegeven aan dezelfde Weins van het groot cruce upden doxael te stellene (451); in 1528 zal hij scildekins anden zitsels maken (fol. 87). In 1524 worden door de clocghieter Symon WaghevensGa naar voetnoot(17) van Mechelen vier klokken gegoten; de klokspijs hiervoor was aangekocht bij den coopman van dornicke Gheeraert du hem (551). Men koopt bovendien in 1537 à 3 pond 12 sch. gr. aan Jacob de Keysere eenen motale candelare om de kersse van passchael (fol. 356v). De overige uitgaven zijn gering tot 1577-79, wanneer aan Danneel Beernaerdt voor eenen houten thun voor den hooghen houtaere te stellen 26 sch. gr. worden betaald (fol. 187). Zo kan de herbouw opnieuw beginnen aan deze kerk die pas vanaf 1528 min of meer compleet vernieuwd was geworden. A. Dewitte | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bijlage
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1. Lijst van de ‘magistri cantus’ 1421-1580
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 347]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 348]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2. Lijst der organisten 1419-1591
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3. Lijst der ‘rectores scholarum’ 1449-1588
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 349]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|