Mengelmaren
Akkebilien - akkerbilies
Aansluitend bij mengelmaren in Biekorf 1971, 241.
De akkebiliën, akkerbilies, in woord en wending door De Bo in 1870 opgetekend, zijn nog niet uitgestorven. De medegedeelde varianten wijzen daarop. Een drollig woord, zei ook een inzender, en terecht.
In het nederl. taalgebied schijnt alleen (een deel van) West-Vlaanderen dit woord te kennen. Treedt men echter over de taalgrens (over de Leie!) in het gebied van de romaanse dialekten, dan ontmoet men er het woord in de spreektaal van Rijsel, Valenciennes, Bergen (Mons), en ook verder in Pikardië, Artesië, Normandië (en oostelijk tot in Lorreinen, de Franse Ardennen, Reims en tot diep in 't Zuiden).
Het Rouchi-dialekt (Valenciennes) kent agobiles als ‘choses de peu de valeur’ (Hécart 1835; p. 21); varianten te Bergen: agobies, agobilles.
In Vermesse's Woordenboek van het Rijselse dialekt (Dictionnaire du patois de la Flandre, 1864) staat agobiles met bet. ‘objets de ménage de toutes natures et hors d'usage’. Een oud-kleerkoper die agobiles verkoopt is te Rijsel ook een gobilleur (syn. van fripier).
Steeds met betekenis ‘allerlei gerief (brol) en afgedragen kleren’ komt het w. voor als agobil (Saint-Pol), agobiles (Artesië), agobilles (Normandië, Ardennen), égobilles (Nancy).
Akkebiliën, akkerbilies is een van de talrijke romaanse uitlopers die in de westvlaamse woordenschat werden opgenomen en ingeburgerd. Hoe oud is hier de overname? Een datering is moeilijk te bepalen. Belangrijk is echter dat in het centrum Rijsel, waar de term onder de vorm goubillerie voorkomt, deze term er verschijnt in geschreven stukken van 1431 en 1452. De goubillerie was alsdan te Rijsel een recht dat door de wethouders geheven werd op de verkoop van rommel en oude kleren in openbare veiling. De zaken zelf werden ten slotte goubillerie genoemd, en zo verschijnt goubillerie als een kollektief van agobiles. Een Rijselse ordonnantie van 1722 luidt: ‘Le 60e denier des droits de vendues, vulgairement appelés droits de gobillerie, dûs à cette ville... ayant été modéré par nous à la moitié, ce qui fait le 120e denier sur les ventes’. (Vermesse, Dictionnaire 270).
Het ‘drollige’ woord is zeker geen dievenwoord of louter jargon, zoals Prof. Vervoullie s.v. agobilles in 1927 meende te moeten veronderstellen.
Als stam van agoubilles wordt door Wartburg FEW IV 117 een galloromeins gobbo- ‘snavel, mond’ (verbaal: braken) opgegeven.
Het geval akkerbilies, akkebilies krijgt nog een staartje door het feit dat De Bo het w. abergilië opgeeft (var. abergize) met een betekenis die ruikt naar akkerbilies.
Abergilië is: een verdrietig werk, beslommering. Verhuizen is een hele abergilië. Ik laat zulke abergizen aan een ander. Doch abergilië betekent ook: ‘een gemaakt of gewrocht voorwerp van kleene