Westvlaamse spreuken
Zanting 1968 I
Hier volgen de meest typische. Deze bijdrage (aansluitend bij Biekorf 1968, 18 135 186) kan ook dienen als aktualiteitscontrole voor wat nog leeft aan spreuken en zegswijzen onder ons volk - Siglum VI. is afkorting voor Vlamertinge en Hoppeland.
1. | Antwoorden met een hak en een snak. Vl.
- Bot en bars, bitsig. Snakken en snauwen (De Bo). Met een snak en een snauw, met een snak en een bete, snakken en bijten. Hooglede. - Alg. ndl.: met een hak en een snauw. |
2. | Ik heb noch asem noch wind. Vl.
- Gezegde van een astmalijder. |
3. | Ze zal moeten heur langste been vorenzetten. Vl.
- Ze zal moeten rap werken om met alles klaar te komen. |
4. | Een jonge beite en een oude ram, geeft alle jare een lam. Vl., Damme, Heist.
- Beite - bette - ooi. Spotspreuk op een oudere man die trouwt met een veel jongere vrouw en die 't eerste jaar een kindje hebben. |
5. | Vermeerdering van bloed is vermindering van goed. Rumbeke.
- Hoe meer kinderen, hoe kleiner het deel in de erfenis. |
6. | Bij velen is het altijd boffen en blazen. Vl.
- Pochen, pralen. Hoefen en stoefen. Hooglede. |
7. | De boze zwijgen en de domme klappen. Vl.
- Boze: slimme. |
8. | Ze hebben overal brood. Gent (Wevelgem).
- Als ge u kunt aanpassen aan het milieu zult ge er goed kunnen leven. - Ze bakken overal brood. Vl. |
9. | Ik heb hem in den donkeren over den dijk gebracht. Vl.
- Ik heb hem, zonder medewete van anderen, uit zijn moeilijkheden geholpen. (financieel). |
10. | We moeten zien dat we met den oever den dijk kunnen vullen. Vl.
- Met de opbrengst van een feestavond de onkosten kunnen dekken. |
11. | Ge kunt de doodgebeden lezen deur z'n kake. Vl.
- Hij is uiterst mager. 't Vel over de been. |
12. | 'k Heb daar niet-den-duivel gekregen, rien de knots. Vl. Hooglede.
- Rien fr.: niets, niemendal. |
13. | Ze zat erop lijk een ei op een balke. Vl.
- Er was sprake van een vrouw op de duozitting van een moto. Onzeker, wankelbaar, zelfde betekenis bij De Bo. |
14. | Ge zijt hier nog maar een blauw'eure (uur). Vl.
- Nog maar korte tijd. De tijd die men ‘blauwt’ op het werk als de baas het niet ziet. |