Biekorf. Jaargang 72
(1971)– [tijdschrift] Biekorf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 275]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De aparte situatie van Roeselare in het graafschap VlaanderenIn mei 1284 kwam de stad Roeselare met hare dependentiënGa naar voetnoot(1) onder het feodaal gezag van de heren van Wijnendale en hing zij dus niet rechtstreeks meer af van de graaf van VlaanderenGa naar voetnoot(2). De opeenvolgende heren van Wijnendale behoorden tot verschillende families. Toen Jan-Willem van Kleef, heer van Wijnendale, op 25 maart 1609 zonder erfgenaam overleed, ontstond een erfenis-vete onder verschillende pretendenten, totdat de rijksdag van Düsseldorf op 27 juni 1625 de heerlijkheid Wijnendale, waarin de smalle steden Torhout en Roeselare waren gelegen, toekende aan Wolfgang-Willem, hertog van Neuburg. Tot aan de Franse omwenteling bleven de heren van Neuburg aldus de feodale heren van de stad RoeselareGa naar voetnoot(3). Als stad bezat Roeselare reeds in 1283 - dus vóór de integratie in de heerlijkheid Wijnendale! - het statuut van ‘gepreviligieerde stede’ met eigen schepenen en poorterieGa naar voetnoot(4). De oppervlakte van deze ‘Vrije Stede ende Poorterye’, ook het Schependom genaamd, was echter zeer klein en bedroeg ongeveer één km2. Dit schependom contrasteerde met de meer uitgestrekte andere heerlijkheden die samen met de stad ver- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 276]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
spreid lagen in de kerkelijke gebiedsomschrijving, de parochie van Sint-MichielGa naar voetnoot(5). Onder deze ruimere heerlijkheden moeten zeker Roeselare-Ambacht en 't hof te Izegem vernoemd, die samen met de heerlijkheid Kleven in Langemark, dependentiën of ‘Volghers’ waren van het schependom, dit vooral terzake de financiële betrekkingen met het hogere landsbestuurGa naar voetnoot(6). Leenrechtelijk had de heerlijkheid van Roeselare-Ambacht rechtstreeks dezelfde heren als het Roeselaarse schependom, nl. de heren van WijnendaleGa naar voetnoot(7). Het Hof te Izegem, oorspronkelijk in leen gehouden door de heren van Izegem, later door de heren de Thiennes, graven van RumbekeGa naar voetnoot(8), behoorde feodaal ook toe aan de heren van WijnendaleGa naar voetnoot(9). Deze feodale afhankelijkheid van het schependom van de heren van Wijnendale uitte zich vooral, naast enkele fiskale voorrechten waarop de heer aanspraak kon maken (boeten), in het feit dat hij de baljuw van Roeselare benoemde, vijf van de zeven schepenen aanstelde, de jaarlijkse stadsrekeningen door zijn commissarissen liet nazien en bovendien de stadspensionaris van Roeselare benoemdeGa naar voetnoot(10). Het eigenaardige is nu wel dat het schependom met de ge- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 277]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
noemde drie dependentiën Roeselare-Ambacht, 't hof te Izegem en Kleven in Langemark, zoals gezegd feodaal afhankelijk van de heren van Wijnendale, terriroriaal ingedeeld was bij de Kasselrij Ieper en dan ook de internationale lotgevallen van deze Kasselrij (o.a. de aanhechting bij Frankrijk van 1678 tot 1713) volgdeGa naar voetnoot(11). Een charter van graaf Lodewijk van Male, gedateerd 6 augustus 1349, besliste dit uitdrukkelijk: ‘dat die van Roeselare vorseid sculdich ende ghecostumeert ziin te gheldene met hemlieden (=Ieper-Ambacht)’Ga naar voetnoot(12). Aldus had de stad Roeselare haar vertegenwoordiging in de ‘Vergaederinghe van de Kasselrij’ en was zij in de rangorde terzake openbare akten en ceremoniën onder de Kasselrij Ieper opgenomen. Een ‘Uuytschrift’ daterend uit 1590 bewijst ditGa naar voetnoot(13). Steeds hebben dan ook drie afgevaardigden van de stad zitting gehad in deze ‘Vergaederinghe’. In het 18de eeuwse ‘département’ van West-Vlaanderen (= pays rétrocédé) daagden de afgevaardigden dan ook op, spijts het protest van de Kasselrij-administratie gegrond op Roeselare's afwezigheid tijdens de Franse bezetting (1678-1713)Ga naar voetnoot(14). Zij brachten er hun stem uit, onder beperking echter voor wat de stemming van prinselijke beden, aiden en staatsonkosten en de Kasselrij-onkosten betrofGa naar voetnoot(15). Op 13 augustus 1792 vaardigde de Roeselaarse stadsmagistraat volgende nota terzake uit: ‘Dat het gedaen verclaers ende protest van wegen het magistraet der Zaele ende casselrie van Yper niet alleen en is inconstitutioneel nemaer ongefondeert om een stem-en-séance hebbende Magistraet uijt eenige der provinciale vergaederingen te konnen excluderen tot welkdaenige zaeken ende petitiën het zoude mogen wesen raekende | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 278]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de generaliteyt van West Vlaenderen. Aengezien de constitutie ende het aloud gebruijk der provincie van Vlaenderen is van alle stemhebbende Magistraeten te beschrijven tot zenden gedeputeerde tot aenhooren van alle petitiën door den souvereijn gedaen, ende de zelve gedaen zynde daerop te vragen hun advis om uijt de advisen te konnen formeren het resultat provincial, dat het nottoir is dat het Magistraet der stede van Rousselaere zoowel als het gonne der zaele ende casselrie van Yper tot diergelijke ende andere provinciaele vergaederingen van ouds geroepen zijn geweest, en dat zij beijde hunnen separaten voijs zooals alle andere chef administratiën hebben verleent op alle souvereijne petitiën tot maeken het resultat provinciale’Ga naar voetnoot(16). Dit territoriaal behoren tot de Kasselrij Ieper en dit recht op vertegenwoordiging in het Kasselrij-bestuur, had echter niet de ondergeschiktheid van het Roeselaarse schependom voor gevolg. De genoemde nota van 1792 zegde dit zeer duidelijk ‘Daerenboven is het nottoir dat de gezeyde zaele ende casselrie van Ypre nog jurisdictie nogte politie op de stede van Rousselaere oijt heeft gehad, nogte dat dese stede oijt heeft gedregen eenige quote in de kosten en de lasten van deze Casselrije...’Ga naar voetnoot(17). Van deze onafhankelijkheid had Roeselare gebruik gemaakt gedurende de Franse bezetting van 1678 tot 1713 door zich afzijdig te houden van het bestuur van het Westkwartier, genoemd ‘département du costé de la mer’. Ongetwijfeld stak daar een politieke achtergrond achter, nl. de slechte verhoudingen tussen de heren van Ravenstein te Düsseldorf-Mannheim en de Franse koningen. Waar het Brugse Vrije bij de Spaanse Nederlanden bleef na het verdrag van Nijmegen (17 september 1678) kwam de kasselrij-Ieper (met Roeselare en ‘Volghers’) onder het bestuur van de Franse koning Lodewijk XIV. Deze laatste had zelfs aanspraken op het Duitse bezit van de heren van Wijnendale, nl. op Jülich en Berg, aanspraken die slechts bij de vrede van Rijswijk in 1697 werden opgegevenGa naar voetnoot(18). Deze afzijdige houding van Roeselare bepaal- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 279]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de dan ook in de 18de eeuw de politieke strijd in ‘le pays rétrocédé’ tussen Ieper en Roeselare. Het dispuut liep hoog op ter gelegenheid van de opeenvolgende keizerlijke inauguraties te Ieper (1720, 1781 en 1791). Steeds heeft de Kasselrij-administratie zoniet de Roeselaarse aanwezigheid dan wel de protokolaire rangorde van de Roeselaarse gezanten aldaar betwistGa naar voetnoot(19).
Op fiskaal gebied, en dan speciaal wat betreft de prinselijke beden en aiden en de landsonkosten, was de stad Roeselare en haar ‘Volghers’ ‘ghestelt inden zelven transport’ van Vlaanderen ‘ende besendt [zyn] van alle landcosten te helpen betalene metten casselrie van Ypre’Ga naar voetnoot(20). Aldus betaalde Roeselare samen met zijn drie volgers op ieder 100 pond ten laste van de Kasselrij Ieper gelegd 12 pond 6 1/2 schellingen parisis. De Roeselaarse stadsmagistraat sloeg dan het verschuldigde bedrag met de volgende sleutel om op haar en de volgers: in ieder 100 pond die verschuldigd was droeg het Schependom 37 pond 4 schellingen 6 1/2 deniers bij, Roeselare-Ambacht 30 pond 15 schellingen 8 1/2 deniers, 't Hof te Izegem 23 pond, 16 schellingen en 5 deniers en Cleven in Langemark 8 pond, 3 schellingen en 4 deniersGa naar voetnoot(21). De Roeselaarse stadsontvanger inde de aldus omgeslagen bedragen van de volgers en droeg dan deze bedragen samen met het stadsaandeel over aan de Kasselrijontvanger.Ga naar voetnoot(22) Het stemmen echter over de beden, aiden en landskosten kwam het kasselrijbestuur toe, waardoor dit bestuur zowel | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 280]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
voor de Stad Roeselare of het Schependom als voor de volgers (en dus ook voor Roeselare-Ambacht!) optrad. En dit was nu wel de zeer eigenaardige verhouding tussen Roeselare en de Kasselrij, die in een schrijven dd. 12 februari 1720 van de Roeselaarse stadsmagistraat aan Mison, secretaris van Karel II voor de keizerlijke inaugurate te Ieper, als volgt werd geïnterpreteerd: ‘la chatelenie d'Ypre et Roullers ne faisant qu'une bourse commune au fait des aides et subsides du souverain, les députez de la dite chatelenie veillants à leurs intérets, veilleront par les mesmes raisons à ceux de Roullers, pour lesquels ils auront la bonté de faire la représentation pour cette raison’Ga naar voetnoot(23). Deze argumentatie moest immers dienen om Roeselares aanwezigheid en stemrecht in de Kasselrij Ieper te verdedigen, alhoewel van stemmen over beden, aiden en landsonkosten na 1713 in het ‘pays rétrocédé et d'imposition’ geen sprake meer was. In 1791 namen de Roeselaarse afgevaardigden, zoals gezegd, deel aan de ‘Vergaedringhe van de Kasselrye’ waar de bespreking en stemming over een don gratuit en het voorrecht voor eigen inwoners van het West Kwartier inzake openbare ambten samen met de liquidatie van de uitgaven van de Patriottenopstand werd besprokenGa naar voetnoot(24). Op administratief gebied was Roeselare, evenals de steden Mesen en Komen, een zelfstandige entiteit met een eigen bestuurlijk statuut in de Kasselrij IeperGa naar voetnoot(25). Op 27 augustus 1749 schreef de Roeselaarse magistraat, die naar de keizerlijke inaugurate niet rechtstreeks was uitgenodigd: ‘Il se pouroit que quelqu'un mal informé aurait sugéré que la ville de Roullers seroit comprise sous la chatelenie d'Ypre mais contre la vérité, et tout usage d'anciennité puisque ladite chatelenie n'a aucun pouvoir ni droit de donner aucune ordre au magistrat de Roulers, tant au fait de régie, justice, police que finances, Roul- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 281]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
lers est chef-lieu et a ses dépendances ou contribuables aussy prez (?) et indépendantes de la dite chatelenie, et ne contribue en rien au frais de leurs administration, tout ce que Roullers at (sic) uniquement de commun avec ladite chatelenie est qu'il porte comme d'anciennité au receveur sa quote et part aux aides et subsides du souverain suivant le transport de flandres’Ga naar voetnoot(26).
Op 15 september 1749 gaf Maria Teresia dan ook bevel aan de Ieperse magistraat Roeselare rechtstreeks uit te nodigenGa naar voetnoot(27). Het Schependom van Roeselare was gedurende het Oude Regime wel degelijk een apart geval. Feodaal aan dezelfde heren verbonden als Wijnendale was het administratief en fiskaal echter niet in het Brugse Vrije maar wel onder de Kasselrij Ieper ondergebrachtGa naar voetnoot(28). Ook daar echter genoot het als onafhankelijke en bevoorrechte stad een speciaal statuut. Het had stemrecht Ter Zale van Ieper, behoudens voor fiskale zaken (dan speciaal voor de aiden, beden en landsonkosten) waarin de Kasselrij echter geacht werd per se de Roeselaarse belangen te verdedigen; het droeg dan ook langs Ieper om zijn aandeel in de Transport van Vlaanderen bij; het betaalde echter geen duit in de Kasselrij-onkosten. Dr jur. M. De Bruyne | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bijlage
|
Den heere biscop van jpre. |
Proost deken ende capitle van ste. pieters tot cassel. |
deken ende capitle van ste. maerten tot jpre. |
den abt van ste. winnox berghen. |
den abt van ste. jans ten berghe binnen jpre. |
den abt van waestene. |
den abt van sunnebeke. |
den proost van voormesele. |
den proost van watene. |
den grave van solre rudder van het ordre van gulden vlies burgrave van burburch. | ||||||||||||
den grave van herlees heere van haveskercke, steeghers. | ||||||||||||
den abt van st. bertin heere van poperinghe. | ||||||||||||
den heere van helffaut wijnnen etca. | ||||||||||||
den heere van vendeville... dampiere. | ||||||||||||
den heere van lokeren.
|
||||||||||||
den heere van merstede ende mosscherambacht.
|
||||||||||||
vooght schepenen ende raet der stede van jpre. | ||||||||||||
bailliu ende schepenen vande saele ende casselrie van jpre. - - van poperinghe. | ||||||||||||
burchmeestre bailliu schepenen ende ceurheers der stede ende casselrie van berghe st. winnox. | ||||||||||||
bailliu vooght en schepenen der stede van haesbrouck. | ||||||||||||
bailliu en schepen van hondschote. - - van grevelinghe. | ||||||||||||
bailliu burchmeestre ende schepenen der stede ende casselrie van brouckbourgh. | ||||||||||||
bailliu ende schepenen der stede van cassele. | ||||||||||||
bailliu edele vassalen ende mannen vande leenhove van cassele. | ||||||||||||
bailliu schepenen ende cuerheers vande stede ende casselrie van veurne. | ||||||||||||
bailliu vooght schepenen ende raet der stede van belle en belle ambacht. | ||||||||||||
bailliu vooght ende schepenen der stede ende casselrie van waestene. | ||||||||||||
bailliu ende schepenen van wervicke. - - van meessene. | ||||||||||||
bailliu burchmeestre ende schepenen van rousselaere.
Vuijtschrijf gedaen naer de doot van conninck ph(i)l(i)ps den 4 en jnde jnnangane van conninck carel den 2 en. den 27 (?) meij 1666 comme compte de flandre, jn consequentie vande vuijtschrijvinghen gedaen tsedert 1590. (S.A.R. no 152, stuk 7). |
- voetnoot(1)
- J. De Smet, Het stemmen van de beden in de plaatselijke besturen van de provincie Vlaanderen, 1775, in: Biekorf, 1971, blz. 65-74; Idem, Roeselare in de Provincie Vlaanderen in 1775, ibid., 1971, blz. 182-183: ‘Voor het stemmen van de beden ten voordele van de vorst door de leden van het graafschap Vlaanderen, was het kleine stedelijke gebied van Roeselare vertegenwoordigd in het Brugse Vrije, door de afgevaardigden van de heerlijkheid of het land van Wijnendale.
Wat het ambacht Roeselare betreft, dit was, voor het stemmen van de beden vertegenwoordigd in de kaaselrij Ieper’.
- voetnoot(2)
- Het Land van Wijnendale behoorde territoriaal tot het Brugse Vrije, feodaal hing het echter van de Wetachtige Kamer van Vlaanderen af. Tegenover het Brugse Vrije hebben de heren van Wijnendale steeds hun feodale zelfstandigheid geaffirmeerd en de macht van hun schepenbank en hoofdvierschaar verdedigd. Tegen de uitspraken van de Wijnendaalse vierschaar stelde de Wet van het Brugse Vrije beroep open; procedure die veelal tot betwistingen aanleiding gaf; zie: L. Gilliodts-Van Severen, Coutumes des Pays et Conté de Flandre. Quartier de Bruges. Coutumes des petites villes et seigneuries enclavées. Tome Sixième. Winendale. Isendike. Supplément, Brussel, 1893, blz. 299-300. Slechts in 1764 werd de hogere rechtsmacht van de schepenbank van Wijnendale aan het Brugse Vrije overgedragen, zie: R. Haelewyn, Slot en Heerlijkheid Wijnendale, Torhout, z.j., blz. 65.
- voetnoot(3)
- D. Denys, Toponymie van Roeselare, Roeselare, 1952, blz. 25.
- voetnoot(4)
- M. De Bruyne, De Roeselaarse Poorterie. Bijdrage tot de geschiedenis van Roeselare en Ommeland. Pro Civitate, 1964, Historische Verzameling, Reeks in-8o, no 6, 94 blz.
- voetnoot(5)
- Slechts op 18 augustus 1871 kwam er te Roeselare een tweede kerkelijke parochie bij, nl. Sint-Amand. Zie: J. Huyghebaert, De tweelingsparochie van St.-Amand en O.-L.-Vrouw te Roeselare, Roeselare, 1969, blz. 77. Ten Z.-O. van de stad lag tijdens het oude regiem een heerlijkheid van Sint-Amand, wsch. de oudste heerlijkheid van het gebied, zie: D. Denys, Toponymie van Roeselare, Roeselare, 1952, blz. 30.
In de Sint-Michielsparochie bestond lange tijd een onderscheid tussen het stadsgedeelte en het landelijk gedeelte (Roeselare-Buyten genaamd). Tussen 1437 en 1453 kwam dit onderscheid tot uiting in het zelfstandig bestaan van twee disbesturen voor de armen van beide gedeelten, met eigen afzonderlijke financiën: R.A.B., Kasselrij Ieper, no 1641, Disrekening 1436-1437 en no 1642, Disrekening 1455-1456.
- voetnoot(6)
- ‘Alvooren de voornoemde stede van Rousselaere is een oude ghepreviligierde stede met ende onder de welcke contribueren in alle s'Princen beden ende andere extraordinaire lasten ende oncosten, Rouselaer Ambacht, Kleven in Langemark ende 't Hof 't Izegem...), Costuymen wetten ende statuten der stede ende poorterie van Rousselaere (1624), Rub. I, 1, in: L. Gilliodts-Van Severen, Coutume de la ville et commune de Roulers. Brussel, 1914, blz. 30-31. De afhankelijkheid van de drie contribuanten of volgers beperkte zich uiteraard tot genoemde fiskale zaken. Administratief hadden zij elk een zelfstandige schepenbank en gerecht, alhoewel zij voor de rechtspraak dezelfde Costuymen van Roeselare hadden aangenomen.
- voetnoot(7)
- M. De Bruyne, De heerlijkheid van Roeselare-Ambacht, inleiding op G. Aerbeydt, De Staten van Goed van Roeselare-Ambacht. Roeselare, 1969, blz. I-X.
- voetnoot(8)
- D. Denys, a.w., blz. 27-28.
- voetnoot(9)
- L. Gilliodts-Van Severen, Coutumes des petites villes... Winendale, a.w., blz. 78-93.
- voetnoot(10)
- M. De Bruyne, De bestuurlijke inrichting van de stad Roeselare tot aan de Franse Omwenteling. Roeselare, 1961, passim.
- voetnoot(11)
- Wij merken op dat in de parochie Roeselare enklaves lagen die wel onder het Brugse Vrije resorteerden, nl. o.a. de heerlijkheid van Ogierlande. Zie: D. Denys, a.w. blz. 28 en 366.
- voetnoot(12)
- Th. De Limburg-Stirum, Cartulaire de Louis de Male, comte de Flandre: Decreten van den grave Lodewyk van Vlaenderen, 1348 à 1358. Brugge, Deel 1, 1898, no 69, blz. 76.
- voetnoot(13)
- S.A.R. (= Stadsarchief Roeselare), no 152, stuk 7: Exposition des trois estats du pays et compte de Flandre; T'quartier van Ipre, 1590; Zie tekst in Bijlage. Deze versie is de officiële lijst van de griffie van de Raad van Vlaanderen; zie [J.P. Zaman], Exposition des Trois Etats. Cent 1711, blz. 172, 178-180.
- voetnoot(14)
- M. De Bruyne, a.w., blz. 27.
- voetnoot(15)
- Aldus waren de Roeselaarse burgemeester Jan Baptist Ghyselen en schepenen Thadeus Hennessy en Pieter De Neckere tegenwoordig op de ‘Algemeene Generaele Vergaederinghe van het departement’ op 6, 7, 8 en 9 augustus 1791; zie: M. De Bruyne, Stedelijke ‘Independance’-politiek op het einde van het oude regime in het Iepers Kwartier, Roeselare contra Ieper, in: Iepers Kwartier, jg. 1, 1965, no 2 blz. 10 en no 3, blz. 16-17.
- voetnoot(16)
- S.A.R. no 53 (Resolutieboek), fo 89 vo 90 vo.
Over het speciaal statuut van ‘le pays rétrocédé’, zie J. De Smet, Het stemmen van de beden in de plaatselijke besturen, a.a., blz. 72. Dit geretrocedeerd Vlaanderen was ‘pays d'imposition’ geworden zodanig dat terzake een stemming over beden, aiden en landsonkosten geen sprake meer was. Bovendien was de reciprociteit van de eed tussen landvorst en onderdanen afgeschaft en vervangen door de eenzijdige eed van de onderdanen.
- voetnoot(17)
- S.A.R., no 53, f 90vo.
- voetnoot(18)
- De Franse politiek van ‘chambres de réunion’, waardoor alle gebieden die eens feodaal me Franse (zelfs veroverde!) grond verbonden waren, diende de Rijnpolitiek (natuurlijke grenzen!). Bovendien liet Lodewijk XIV speciaal zijn aanspraken gelden op Jülich, Berg en Wijnendale langs zijn schoonzuster Elisabeth Charlotte, hertogin van Orléans en vrouw van Philips, Lodewijks broer. De Grote Alliantie (tussen de Duitse keizer, Engeland en Noord-Nederland) heeft alsdan Europa gered van de Franse hegemonie... en het Europees evenwicht hersteld. Roeselare dat op de grens lag der Spaanse Nederlanden en in het Franse koninkrijk was ingelijfd, heeft in die 17de eeuw de wisselvalligheden van de diplomatie meegemaakt. Belangrijk daarvoor is het Neuburgse archief in het Hauptstaatsarchiv, Düsseldorf, Fonds Jülich-Berg.
- voetnoot(19)
- Zie: M. De Bruyne, Stedelijke ‘Independance’-politiek, a.a. passim.
- voetnoot(20)
- Akte dd. 29 december 1517 inzake een geschil tussen Roeselare en volgers nopens de verdeling van de Kasselrijonkosten; zie: L. Gilliodts-Van Severen, Coutume de la ville et commune de Roulers, a.w., blz. 297-307.
- voetnoot(21)
- M. De Bruyne, De bestuurlijke inrichting..., a.w., blz. 63-64, cijfers volgens een ‘Quarte’ van 1672; K. Maddens, De krisis op het einde der XVIe eeuw in de Kasselrij Ieper, in: Revue belge de philologie et d'Histoire, t. XXXIX, 1961, no 2, blz. 367-368, cijfers volgens de transport van 1517.
- voetnoot(22)
- M. De Bruyne, De bestuurlijke inrichting..., a.w., blz. 64.
- voetnoot(23)
- Ibid., blz. 31 en S.A.R., no 152, stuk 6.
- voetnoot(24)
- M. De Bruyne, Stedelijke ‘Independance’-politiek, a.a., no 3, blz. 16-17.
- voetnoot(25)
- L. Gilliodts-Van Severen, Coutume de la Salle et châtellenie d'Ypres, Deel 1, blz. XXIV-XXV. De Zaal en Kasselrij Ieper strekte zich uit over twee steden en zesendertig dorpen en gehuchten, onderverdeeld in twee kwartieren: West-Ieper-Ambacht en Oost-Ieper-Ambacht. Roeselare was chef-lieu in Oost-Ieper-Ambacht. Beide kwartieren hadden derhalve een zelfstandige vierschaar; voor Oost-Ieper-Ambacht was dit de Vierschaar van de Hazelt, waarvan de zetel te Roeselare was gevestigd. Op te merken valt dat Roeselare, Mesen en Komen elk hun eigen zelfstandige rechterlijke macht hadden, L Gilliodts-Van Severen, a.w., Deel 1, blz. 18.
- voetnoot(26)
- S.A.R., no 153 (Inauguratie van 1749), stuk 9.
- voetnoot(27)
- Ibid., stuk 13.
- voetnoot(28)
- Dergelijke tweespalt tussen feodaliteit en administratief statuut was courant. Zo was Onlede, heerlijkheid te Gits en te Beveren (Roeselare) gelegen, feodaal gehouden van de heer van Pamel doch administratief bevoogd door 't Brugse Vrije. Zie: A.T. Van Biervliet, Onlede, heerlijkheid te Gits en Beveren, in: Album Joseph Delbaere, Rumbeke, 1968, blz. 179-181.