Biekorf. Jaargang 72
(1971)– [tijdschrift] Biekorf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 262]
| |
Hendrik van Doorne uit Poeke missionaris in EngelandHendrik Van Doorne, die samen met Hugo Verriest in 1862 de Gedichten Gezangen en Gebeden van Gezelle uitgaf, overleed op 13 september 1914. Zijn laatste uren werden verstoord door het kanonnengebulder van het oprukkende Duitse leger. Zijn dood vond zelfs geen weerklank in Biekorf, dat trouwens na Koornmaand niet meer verschenen wasGa naar voetnoot(1). Na de oorlog hechtten de Gezellebiografen niet veel belang aan Van Doornes verblijf in Engeland. Hun voornaamste inlichtingsbron lijkt wel het bidprentje geweest te zijn en die bron bood maar karige gegevens: ‘geboren te Poeke den 16 April 1841 en na 36 jaren missionaris in Engeland, overleden te Poeke den 13 September 1914’Ga naar voetnoot(1'). De uitvoerigste inlichtingen over zijn priesterwerk geeft Allossery in zijn ‘Breedere tekstkritische en verklarende aanteekeningen’ bij G.G.G.: ‘4 September 1865 wordt hij priester gewijd om 's anderen daags zijn eerste Mis te doen te Poeke. Daarna gaat hij voor eenigen tijd zijne studiën voortzetten te Rome, (in voetnoot: 't jaer 30. Bijblad van 16 September 1865 kondigt het aan) waar we hem nog vinden in Oogst 1866... In Engeland is hij meer dan 30 jaar werkzaam geweest, eerst als zendeling in Southwark, later bij de familie Weld op West Lulworth. Op het einde van zijn leven kwam hiJ rusten in zijn geboorteplaats, waar hij overleed.’Ga naar voetnoot(2) Nu is het wel zo dat hierin de plaats van de priesterwijding niet vermeld wordt en de opgegeven datum onjuist is, dat Van Doornes activiteiten en verblijfplaatsen in 't bisdom Southwark zo goed als onbekend bleven en de latere werk- | |
[pagina 263]
| |
zaamheid bij de familie Weld op West Lulworth een pure fictie is, en dat ‘het einde van zijn leven te Poeke’ een twaalftal jaren heeft geduurd. Daarom deze bijdrage over de Oostvlaamse zendeling. Een bescheiden hulde aan hem die, ondanks alles, West-Vlaanderen en de Meester zo zeer heeft liefgehad. | |
Priesterwijding in EngelandHendrik K.E. Van Doorne deed zijn eerste Mis te Poeke op 5 sept. 1865. Dit staat duidelijk op het santjeGa naar voetnoot(3). Volgens bovenvermelde tekst van Allossery ontving hij de wijding de dag voordien. Dit vonden we verdacht omdat S. de plaats verzwijgt en omdat 4 september een ongewone datum is. De priesterwijdingen te Brugge hadden immers plaats omstreeks Sinksen en Kerstdag. In 1865 was dit resp. op 10 ju6ni en 8 decemberGa naar voetnoot(4). Het gebeurde wel dat studenten uit het Engels Seminarie een tussentijdse wijding in Engeland ontvingen. Dit was o.m. het geval voor Napoleon Nono die op 30 april 1865 in het bisdom Shrewsbury gewijd werdGa naar voetnoot(5). Ontving ook Van Doorne de priesterwijding in Engeland, in casu in het bisdom Southwark, waarvoor hij bestemd was? Een bevestiging konden we eerst niet krijgen in het bisschoppelijk archief in Londen. Niet bewaard, beweerde menGa naar voetnoot(6). Meer geluk hadden we in de pastorij te Brixton. Pastoor Charles P. Bailey bewaart er een klein pamflet van zijn voorganger Rev. Bernard Kelly, F.R. Hist. Soc. Titel van het pamflet: ‘Early History of Corpus Christi Church’Ga naar voetnoot(7). Hieruit lichten wij: ‘Some seven years before this (okt. 1880) the Rev. | |
[pagina 264]
| |
Charles (sic) Van Doorne, a Belgian priest, who had been ordained at Melior Street, S.E., by Bishop Grant, August 24st, 1865, and who had served several missions in the then far more extensive diocese of Southwark, came to the Church of the Sacred Heart, Camberwell, as Curate to Canon McGrath’. Deze voortijdige wijding in Engeland kan goed verklaard worden door het feit dat Van Doorne in oktober zijn studie te Rome zou voortzettenGa naar voetnoot(8). Maar zowel het vertrek uit het Engels Seminarie als de wijding door bisschop Grant hield vermoedelijk verband met de breuk in de vriendschap met Gezelle. Dat het al geruime tijd niet meer boterde tussen Van Doorne en Gezelle vernemen we in de brief die Gezelle aan Van Oye schreef op 24 jan. 1864 en in de brief die Van Doorne schreef aan Van Oye op 5 juni 1864Ga naar voetnoot(9). Dit vermoeden wordt nog versterkt door het feit dat Van Doorne het Engels Huldealbum ter gelegenheid van het dubbel jubileum van Mgr. Faict in 1889 niet ondertekend heeftGa naar voetnoot(11). Zijn gewezen pastoor, Joseph Charles McGrath, oudmedestudent van Van Doorne in het Engels Seminarie, deed het wel. Zelfs Bonte deed het! Heeft Van Doorne zich niet verzoend met Faict? | |
Eerste jaren aan de ‘South Coast’
| |
[pagina 265]
| |
zaam van 1866 tot 1901 en dit onder vijf bisschoppen: Grant (1851-1870), Danell (1871-'81), Coffin, C.S.S.R. (1882-1885), Butt (1885-1897) en Bourne (1897-1903). Door het document van Bernard Kelly weten we al dat Van Doorne in 1874 als ‘Curate to Canon Joseph Charles McGrath’ naar Camberwell (Londen) kwam. Ook dat hij voordien in verscheidene missies werkzaam was. Het opsporen van die ‘several missions in the then far more extensive diocese of Southwark’ vergde heel wat tijd ‘because the card giving Father Van Doorne's curriculum vitae had been misfiled’Ga naar voetnoot(12). De gepubliceerde brieven uit Engeland brachten hierbij weinig ophelderingGa naar voetnoot(13). Kort na zijn wijding in Londen (24 aug. 1865) en zijn eerste Mis (5 sept) kreeg hij zijn benoeming voor St.-Leonard. Dit gebeurde op 7 september. Hij werd er directeur van een kleine kloostergemeenschap. Sint-Leonard ligt op een paar km. van Hastings (Sussex) op de Zuidkust. Die ‘South Coast’ van Dover tot Plymouth noemde Van Doorne ‘Eene der aangenaamste streken van Engeland’Ga naar voetnoot(14). Dit verhinderde niet dat hij er in de herfst van het volgende jaar ziek viel en voor zijn herstel naar Poeke terugkeerde. Daar heeft hij ‘de gansche verzameling Rond den Heerd’ doorgelezen en de ‘Wel-weter en nog al veelzegger’ heeft zich toen met Gezelle en zijn volksblad verzoendGa naar voetnoot(15). Toen hij dit schreef vanuit West Cowes was hij al vijf dagen benoemd in Southampton (Hants)Ga naar voetnoot(16). De enige katholieke missie in de drukke havenstad was toen St.-Joseph, | |
[pagina 266]
| |
in 1792 opgericht en in 1830 heropgerichtGa naar voetnoot(17). In Southampton blijft Van Doorne in correspondence met Gezelle. Uit zijn bijdragen in RdH blijkt zijn belangstelling voor folklore en archeologieGa naar voetnoot(18). Tijdens zijn verblijf aldaar stierven zijn vader en zijn stiefmoederGa naar voetnoot(19). In november 1871 verhuist Hendrik naar Christ Church (Hants) eveneens gelegen aan de South Coast, een 12-tal km. ten Westen van Lymington. De missie van Christ Church was pas in 1866 gestichtGa naar voetnoot(20). Voordien hingen de gelovigen van dit kuststadje af van Lymington dat al in 1800 een katholieke priester kreeg. In die jaren moet de vriendschap van Father Van Doorne met Joseph Weld of the Lodge te Lymington ontstaan zijnGa naar voetnoot(21). De ervaren jager, verliefd op paarden en rashonden, was steeds een welkome gast op de Lodge. Hij zou er de kinderen van Joseph Weld, die in de Anglicaanse godsdienst werden opgevoed, tot het katholicisme hebben bekeerd. Ook later, toen hij in de omgeving van Londen werkzaam was, kwam hij graag enkele dagen op de Lodge doorbrengen. Op 7 nov. 1878 vergezelde hij bisschop Danell die op vormreis met het ‘spoortuig’ uit Londen naar Lymington reedGa naar voetnoot(22). | |
Verblijf in de London area
| |
[pagina 267]
| |
wel bijzonder zwaar gevallen zijn. Misschien is het daaraan te wijten dat zijn litteraire activiteiten vooral in die tijd voorkomenGa naar voetnoot(23). De belangstelling voor de kloosters had Hendrik van huis meegekregen. Zijn vader werd geraadpleegd bij de stichting van het klooster te PoekeGa naar voetnoot(23'). In 1874 trad zijn halfzuster Augusta binnen bij de Zusterkes der Armen. En in 1889 bracht Hendrik twee gezusters binnen in het klooster te Poeke. Alleen Mildred Smith, in 1862 in Londen geboren, zou er als zuster Isabella blijven tot aan haar dood in 1944.
Zijn verblijf bij de Zusters is opnieuw van korte duur. In juni 1874 wordt hij onderpastoor van Canon Jos. Charles McGrath te Camberwell (voorstad van London, Surrey). De kerk, toegewijd aan het ‘Sacred Heart of Jesus’ dateerde van 1863. De pastoor was een oudstudiemakker van Van Doorne uit het Engels Seminarie te Brugge, maar in tegenstelling tot zijn onderpastoor wordt hij door Kelly uiterst conservatief genoemd. Father Van Doorne moet er bij voorkeur werkzaam geweest zijn in Brixton dat toen nog vanuit Camberwell bediend werd. In 1877 schrijft hij al uit Brixton, waar hij pas op 1 juni 1881 als pastoor komt resideren. Toen was er noch kapel noch school en de nieuwe parochie telde amper 75 katholieken. De uitbouw van Brixton zou zijn levenswerk worden. Hij bleef er officieel tot februari 1901. In dit voorstad je betrokken toen nog veel gegoede families hun statige herenwoning. En Brixton lag, hoewel wat meer zuidelijk dan Camberwell, in de onmiddellijke buurt van Londen. Father Van Doorne vertoefde er graag en gemakkelijk in de hogere kringen. Hij was er o.m. goed thuis bij de Londense otorinolaryngologist James Barry-Ball, gekend auteur van een aantal geneeskundige studies, die gehuwd was met Clara Weld, dochter van de bovenvermelde Joseph Weld uit Lymington. Tot zijn vriendenkring hoorden ook tal van geleerden en artiesten. | |
[pagina 268]
| |
Medestichter en ‘Vice-warden’ van Weale's ‘Guild of St. Gregory’Op 3 aug. 1878 was James Weale (1832-1917) uit Brugge naar Londen teruggekeerd. In december van volgend jaar sticht deze ijveraar voor de Neogothiek ‘The Guild of St. Gregory and St. Luke’. Het doel van de stichting was dubbel: 1) de studie van de christelijke oudheid en archeologie bevorderen, 2) de christelijke kunst volgens de echte neogothische principes vernieuwenGa naar voetnoot(24). James Weale, die zich in 1856 in Brugge was komen vestigen, had in 1863 een dergelijke vereniging opgericht, nml. de Gilde van St. Thomas en St. LucasGa naar voetnoot(25). Een medestichter van de Londense Gilde was John Bentley, de architect die, in opdracht van Kardinaal Vaughan, de ‘Westminster Cathedral’ zou ontwerpenGa naar voetnoot(26). De Gilde telde oorspronkelijk zeven leden onder wie de oudheidkundige Edm. Bishop, de architect J.H. Eastwood, de schilder P.H. Westlake en Father Van Doorne, die tot ‘vice-warden’ verkozen werd en de enige geestelijke was in het gezelschapGa naar voetnoot(27). Hij kon rekenen op de intieme vriendschap van WealeGa naar voetnoot(28). Die vriendschap had hij wel aan Gezelle te danken. De intimi van Gezelle waren immers goed bekend met Weale, toen deze nog te Brugge gevestigd was. Zelfs Van Oye, die nooit te Brugge verbleef, vond het als student heel gewoon | |
[pagina 269]
| |
Gezelle en Weale op hun geplande uitstap naar De Panne te vergezellenGa naar voetnoot(29). | |
Bouwpastoor in BrixtonDie vriendschap met Weale en Bentley bood Van Doorne de gelegenheid om een stout project te ondernemen: de bouw van een grootse neogothische kerk te Brixton. Die uitgestrekte voorstad was ‘a nest of low Church and dissenting divines’Ga naar voetnoot(30). Voor kerkdienst en onderwijs waren de katholieken aangewezen op Camberwell of Clapham. In 1880 kreeg Father Van Doorne de nieuwe missie toevertrouwd. Het nieuws verscheen in de ‘Universe’ in oktober van dat jaar. Voordien waren er al voorstellen gekomen voor de oprichting van een permanente school. Alle voorstellen werden telkens verworpen door de ‘short-sighted McGrath’Ga naar voetnoot(31). Te dicht bij Camberwell, oordeelde hij. Maar Father Van Doorne was vooruitziend en ondernemend. In februari 1881 werd een raad van zeven wakkere en vermogende zakenlieden opgericht. Ze zouden een geschikte ligging zoeken voor de nieuwe kerk. In maart vond men een eigendom die in april onder de hamer kwam, nl. ‘No 4, Gwydyr House’ten noorden van de Brixton Road. Father Van Doorne won de raad in van zijn vriend Bentley, die de grootte van het domein één ‘acre’ en de waarde ervan op £ 4.000 - 4.500 schatte. Nu kwam er oppositie van de diocesane overheid. Die liet weten dat er voor zo een dure ligging geen financiële hulp van het bisdom te verwachten viel. Van Doorne besloot dan maar zelf de volledige last op zich te nemen en kocht de eigendom voor £ 2.600. Een kamer in het herenhuis diende als voorlopige kapel. Op vrijdag 3 juni werd er de eerste mis gecelebreerd. Het aantal katholieken was toen gestegen van 75 tot 500. In de tuinen van Gwydyr House richtte Van Doorne in juli een ‘Grand Garden Party’ in en liet de kunstschilder Westlake ‘collecting cards’ tekenen. Heel de schooiactie liet hij overigens over aan een groep voorname ladies. In oktober 1882 kon in Brixton Hill een ‘Convent School’ geopend worden, die toevertrouwd werd aan de ‘Notre Dame Nuns of Clapham’. | |
[pagina 270]
| |
Bisschop Coffin, die Danell had opgevolgd, schonk in 1883 £ 50 aan het bouwfonds van Van Doorne, maar schreef hem hierbij. ‘You will insist on building a Gothic Church, and I will prevent you’Ga naar voetnoot(32). Toch onderhandelde Van Doorne met Bentley op 22 okt. 1884 en liet hem een plan maken voor de kerk en de scholen. De kosten werden geraamd op £ 20.000. Bisschop Coffin stierf op 6 apriil 1885. Vicaris-Generaal Butt, sinds 29 jan. hulpbisschop, gaf tijdens de vacatuur oorlof om een deel van Bentley's eerste plan uit te voeren. Toen hij bisschop was geworden - hij werd gewijd op 26 juni - stemde hij erin toe dat de kerk desgevallend ook op een meer geschikte plaats zou gebouwd worden. Bentley had nml. de raad gegeven tot dit doel ‘Bethel House’ met belendende hovingen aan te kopen. Father Van Doorne begon dadelijk met de onderhandelingen en kwam met de eigenaar overeen voor een bedrag van £ 3.550. Op 8 aug. kreeg hij de sleutel van het huis. Op 13 aug. nam hij er zijn intrek en daags nadien droeg hij er de mis op in de voorlopige kapel. Bisschop Butt schonk een lening van £ 2.500 maar stelde als voorwaarde dat Gwydyr House aan de ‘Notre Dame Nuns’ zou verkocht worden. Op 14 juli 1886 legde de bisschop de eerste steen van de nieuwe gothische kerk en op 12 juni van het volgende jaar kwam hij een deel van de kerk plechtig openen. Alleen het oostelijk deel en de linker transept waren zo goed als afgewerkt. Voor die gelegenheid had Father Van Doorne overijld voor de uitrusting gezorgd ‘a quantity of shop made Belgian articles’Ga naar voetnoot(33). Het aantal katholieken te Brixton was ondertussen gestegen tot 800. Al de jaren tot aan zijn ontslag in 1901 zou Father Van Doorne besteden aan het collecteren om zijn kerk verder uit te rusten en van de zuidelijke transept te voorzien. De doopvont, geplaatst in december 1888, is ‘an exact replica in blue marble of an early Gothic one that Father Van Doorne had seen in some Church in his native land’, ‘a really fine piece of ecclesiastical furniture, reproduced bij Mons. Zens’Ga naar voetnoot(34). De polychrome zijaltaren waren ook ‘a Belgian production’. De voortvarendheid en eigenzinnigheid van Van Doorne waren niet altijd gunstig. In 1898 viel Bentley ernstig ziek. De pastoor vertrouwde de glasramen van ‘the choir gallery’ toe aan anderen, die slecht werk leverden. Christian Symons stelde voor de kruisweg te schilderen, maar onder bepaalde voorwaarden. De pastoor kon die evenwel niet aanvaarden. | |
[pagina 271]
| |
In de herfst van 1900 bood de pastoor zijn ontslag aanGa naar voetnoot(35). Hijzelf voelde zich ziek en oud. In februari 1901 hield hij in zijn Corpus Christi Church een afscheidssermoen. Een afrekening. De lening van £ 2.500 was aan het bisdom afbetaald. De kerk was zonder schulden. En voor de schoolbouw had hij de som van £ 2.400 in handen. Kerk en school kon hij gerust toevertrouwen aan jongere krachtenGa naar voetnoot(36). Die jongere kracht was zijn Curate William Curran. Na een aanvankelijke advocaatspraktijk was hij naar het seminarie gegaan. In 1894 kwam hij als curate in Brixton aan en zou Father Van Doorne als pastoor opvolgenGa naar voetnoot(37).
Hoelang Father Van Doorne na zijn afscheidssermoen in februari 1901 nog in Engeland gebleven is, konden we tot nog toe niet uitmaken. Van een langdurig verblijf op de Lodge of op Lulworth Castle (bij Wareham, Dorset) na die datum, zijn geen sporen terug te vinden. Winefride de l'Hôpital, die langs haar broer en wellicht langs haar man, met Hendrik van Doorne goed bekend was, vermeldt alleen dat, na diens ‘departure’, zijn opvolger onmiddellijk begon aan de bouw van de transepten en de scholen en dat het werk ongeveer klaar was bij de dood van Bentley in maart 1902. De ‘additional transept’ werd eerst in 1904 in gebruik gesteld. Met de bouw van het middenschip en de zijvleugels was nog geen aanvang genomen. De kerk bood toen plaats voor 450 personen. Kelly schrijft: ‘Fr. Van Doorne retired from Corpus Christi in 1900, and returned to Poeke, Loo-ten-Hulle, Belgium, where he died on September 13th 1914,...’ Colonel Jos. William Weld (o1909), eigenaar van Lulworth Castle, ontkent categorisch dat Father Van Doorne ooit als Chaplain bij de Welds dienst heeft gedaanGa naar voetnoot(38). Van Doornes | |
[pagina 272]
| |
verblijf bij de Welds is mogelijk tussen zijn ontslag in de herfst van 1900 en het definitieve afscheid van Brixton in februari 1901. Brixton zal hij wel met gemengde gevoelens verlaten hebben. De katholieke bevolking was, tijdens zijn verblijf in Brixton, meer dan vertiendubbeld. In Londen had hij vooraanstaande vrienden en weldoeners die zijn opvattingen deelden. Maar zijn grote droom was niet verwezenlijkt. Vele gegoede families die er eertijds hun herenwoningen hadden, waren verdwenen. Zoals de meeste voorsteden van Londen zou Brixton stilaan een overwegende bevolking van arbeiders en werklozen huisvesten. Van hen kon men weinig belangstelling verwachten voor de uitbouw van een kathedraalkerkGa naar voetnoot(39). Zijn werk zou een onvoltooide symfonie blijven.
J. de Mûelenaere SINT HUBERTUS OP JACHT
Houtsnede van ca. 1490. - Nog weer gebruikt door de Antwerpse drukker Hieronymus Verdussen in de ‘Legende... van alle Godts lieve Heylighen’ door Henricus Adriani uitgegeven in 1609; f. 282v. |
|