Hier nu enkele voorbeelden:
4 oktober 1711 - Sterfhuis Marie Cathelijne Bonduel fa Gillis, overleden ‘laetesse’ van de Zaal en Kasselrij Ieper in Zillebeke op 10 september 1711 (Map sterfhuizen 1711-16, n. 8).
10 juni 1712 - Sterfhuis Marie du Castel fa Jaecqs, echtgenote Pierre le Meisre, overleden ‘non bourgoise en thios ghediede’ in Wijtschate, in december 1708 (id. n. 15).
28 juni 1712 - Sterfhuis Marie Agnes Boussemare fa André, echtgenote Piere Doolaghe, overleden ‘non bourgeoise en thios ghediede’ in Houtem, op St Andriesdag 1711 (id. n. 16).
6 juli 1712 - Sterfhuis Jan Houppe, overleden ‘ghediedde’ in Hollebeke op 27 juni 1712 (n. 18).
30 juni 1713 - Sterfhuis Alberte Clarisse, overleden ‘non bourgois en thios gediede’ in Zandvoorde. onder de heerlijkheid Komen-Noord (id. n. 24).
1 september 1713 - Sterfhuis Janneken Couterrier fa wjilent Pieter, echtgenote Hinderick Titecat f Maerten, overleden ‘gediede’ in Houtem, op 8 december 1702 (id. n. 25).
7 december 1714 - Sterfhuis Jacquelijne Delie fa Nicolais en van Jacquemijne de Keijser fa Hubrecht, overleden ‘ghediede’ binnen het schependom der stad Ieper in St Pieters op 1 juni 1714 (id. n. 37).
11 maart 1720 - Sterfhuis Bertholomine Despret, echtgenote Francois Desraumaut, † ‘ghediede’ in de poorterie van Waasten op 28 mei 1716. (Map sterfhuizen 1717-1720, n. 25).
5 augustus 1727 - Sterfhuis Francoise Debuijson fa † Charles, echtgenote Jean Laumonnier, † ‘non bourgoise anthios ghediede’ in Komen Noord ‘dans la cense et gros de fief appelé Eeckhoutte’, op 23 december 1693. Deze Jean Laumonnier was heer van de heerlijkheid Eeckhoutte. (Map 1726-28, n. 17).
Dit zijn voorbeelden genoeg. Er zijn er honderden. We staan hier voor twee soorten ingezetenen: degenen die poorters waren en aldus aan een of ander poortersrecht onderworpen waren (in casu gaat het telkens om Ieper, Mesen, Komen, Waasten, en een enkele maal om Kortrijk) en de anderen die meestal als ‘gediede’ worden aangeduid en op dewelke dan, niet een poortersrecht, maar wel het gemene kasselrijrecht toepasselijk bleef. Het komt ons onbetwistbaar voor dat deze lieden in hun eigen streek en aan het gemene recht onderworpen niet als vreemden konden worden beschouwd en dat ‘gediede’ bijgevolg er niet de betekenis van vreemde had. Een ander voorbeeld stelt dit ten andere voldoende vast:
20 juni 1753 - Sterfhuis Laurentia Den Turck fa † Passchier en van Laurentia Bouckcourt, echtgenote Albertus Vyenne f † Andries en van Marie Gillebert... ‘de voorengemelde overledene ende blijfver laet ende laetesse ofte gediede deser Zaele ende Casselrie van Jpre...’ (Map 1753-56, n. 1).
Naar het ons voorkomt laat dit geen twijfel meer: een gediede wordt hier gelijk gesteld met de laat, t.t.z. de gewone ingezetene en aan het gewone kasselrijrecht onderworpene, dus alleszins geen vreemde, in welke zin dan ook.
We kunnen hier dan nog wijzen op een tekst uit de Costumen