Biekorf. Jaargang 72
(1971)– [tijdschrift] Biekorf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 98]
| |
Veelnamig Vlaanderen
| |
Flaminganten in het graafschapDe oudfranse benaming flamengans ‘vlaamstalig, dietstalig’ treedt in onze geschiedenis in het jaar 1369, naar aanleiding van de ‘restitutie’ van de Waalse kasselrijen aan graaf Lodewijk van Male. De grote Leden van Vlaanderen (Gent, Brugge en Ieper) mistrouwden dit Franse geschenk dat feitelijk terechtkwam in de handen van een Franse prins, nu schoonzoon van de graaf, hertog Filips van Bourgondië. Hun snelle reaktie had voor gevolg dat Filips, in een brief van 18 juni 1369, aan de Leden van Vlaanderen de verzekering geeft dat hij te Rijsel geen kastelein zal aanstellen die niet een ‘Vlaamse Vlaming’ is; de tekst zegt uitdrukkelijk dat de kastelein moet zijn een ‘flamens flamengans nés de Flandres’ en dat daarenboven het grootste deel van zijn bezittingen in Vlaanderen moet gelegen zijnGa naar voetnoot(11). De Grote Leden hebben aldus de ‘weergekeerde’ Waalse kasselrijen in 1369 op zeer nuchtere wijze onthaald. Rijsel en Dowaai waren voor hen maar halfzustersteden, niet zozeer omdat ze in de ‘walsche’ taalzone van het graafschap waren gelegen, wel echter omdat ze in de handen van de Bourgondiër een potentieel tegenwicht vormden tegen hun verworven politieke voorrechten. De twee grote ‘niet flamingante’ steden van het graafschap zullen dan ook nooit in de (machtige maar broze) entente van de Vier Grote Leden van Vlaanderen worden opgenomen. In een brief van 1 okt. 1414 regelt hertog Jan van Bourgondië de aanstelling van de stedelijke magistraat van Ieper, | |
[pagina 99]
| |
met de uitdrukkelijke verzekering dat de twaalf schepenen moeten ofwel geboren Ieperlingen zijn, of alleszins moeten zijn ‘Flamengz Flamengans’Ga naar voetnoot(12). Wanneer hertog Filips op 18 jan. 1432 zijn ordonnantie uitvaardigt over de vernieuwing van de wet, te onderhouden gedurende de volgende 20 jaar, wordt daarin bepaald dat de schepenen van zijn steden in Vlaanderen (door de commissarissen aan te stellen) in meerderheid zullen zijn ‘natifs flamengs flamengans’, de overige moeten tot een van zijn landen behorenGa naar voetnoot(13). De naam flamengans werd aanvankelijk niet verdietst doch in het diets omschreven. De oudst bekende omschrijving staat in een brief van hertog Jan, dd. 20 april 1405, waarin hij de Grote Vier belooft zijn ‘Camere’ ofte Raden te houden ‘in Vlaenderen, daer men vlaemsch spreict’Ga naar voetnoot(14). In feite heeft hij de Rekenkamer behouden in Rijsel, de Raad van Vlaanderen liet hij echter overgaan naar het flamingante Oudenaarde. | |
Vlaendren flamingantVoor 1554 is flamingant niet voorhanden in Vlaamse bronnen. De term is en blijft een uitgesproken kanselarijterm, en de kanselarij van de hertogen was franstalig. En het beroep voor het Parlement van Parijs werkte natuurlijk alleen op franstalige dossiers. Dit verklaart de franse tekst van een rekwest van 27 juli 1434, uitgaande van de schepenen van Brugge. Tegenpartij van Brugge was - voor de zoveelste maal - de stad Gent, en de zaak kwam voor het Parlement van Parijs. De Brugse schepenen betogen: ‘que le pais et conté de Flandres est de toute ancienneté constitué et départi en cinq villes principales, dont les trois sont en Flandres flaminguant, cest assavoir: les villes de Gand, Bruges et Ypres, et les deux autres sont en Flandres non flaminguant, cest assavoir, les villes de Lisle et de Douay’Ga naar voetnoot(15). Deze tekst van 1434 biedt de oudste samenstelling van onze landsnaam met de bepaling flaminguant. | |
[pagina 100]
| |
Wanneer Filips Wielant, president van de Raad van Vlaanderen, in 1505 de geleding van het graafschap beschrijft, gebruikt hij de onveranderde kanselarijtermen uit de oorkonden: ‘La conté de Flandre est divisée en deux par la rivière de Lis, car tout ce qui est deça le Lis du costé de nort est nommé Flandre flamengant, et tout ce qui est de lá le Lis vers le zuut oultre Menin est nommé Flandre gallicant. Flandre flamengant a quattre membres... et est diet flamengant, pour le langaige qu'on y parte. Flandre gallicant sont les villes et chasteaux et chastellenies de Lille, Douay et Orchies, où l'on parle le langaige gallois’Ga naar voetnoot(16). Meyerus neemt in 1531 (Res Flandricae 66, 74; ed. 1843) de term in gelatiniseerde vorm over en spreekt van Flandria flamingans: het Vrije Brugge is het vierde lid van flamingant Vlaanderen (Flandriae flamingantis). Wanneer in 1554 eindelijk een dietse versie van Wielants Tractaet van den Leenrechten verschijnt, wordt Vlaendren flamingant nog voort in zijn franse woordschikking onveranderd gelaten. ‘Vlaendren flamingant heeft dry deelen... Ende Vlaendren gallicant sijn de steden...’: zo gaat het ook verder in Wielants Descriptie van Vlaenderen. Zelfs in de retorikale beschrijving van Vlaanderen door Marcus van Vaernewyck in 1560 blijven de termen Vlaendren Flamingant en Vlaenderen Gallicant getuigen dat ze niet tot de levende omgangstaal behoordenGa naar voetnoot(17). De Costumen van Sint-Winoksbergen behouden nog in 1615 de traditionele vorm van de samenstelling. Een artikel (rub. XIX, art. 8) bepaalt dat, inzake erfenissen, de lokale costume wordt gevolgd ‘oock in 't regard van de immeuble goedinghen gheleghen in Vlaendren flamingant, al ware daer Costume andersins danof disponerende’Ga naar voetnoot(18). In de Commentarien op Wielant van J.B. De Clerck, te Gent uitgegeven in 1699, behoudt de term Vlaenderen Flamingant (p. 170) zijn traditionele vorm hoewel de inhoud ervan, door het verdrag van Nijmegen, een gevoelige verandering had ondergaan. Een nieuwe politieke term ‘Fransch-Vlaenderen’ met een nieuwe territoriale inhoud was in wording, een benaming die heel het ingelijfde Vlaanderen in Frankrijk dekte, zowel Gallicant Vlaenderen (de Waalse kas- | |
[pagina 101]
| |
selrijen) als de westelijke kasselrijen van Flamingant VlaenderenGa naar voetnoot(19). Als provincie van de Spaanse (en weldra Oostenrijkse) Nederlanden was Vlaanderen eentalig geworden, de termen Flamingant en Gallicant hadden er uitgediendGa naar voetnoot(20). In het nieuwe ‘Fransch-Vlaenderen’ daarentegen leeft de term Flandre Flamingante voort als een territoriaal en administratief sinoniem voor Flandre Maritime, in tegenstelling met de ‘Province de Lille’ ofte Flandre Gallicante, de Gallo-Flandria van de geleerden. De Rijselse jezuïet Wastelain wijst daarop in 1761 waar hij schrijft: ‘La Flandre Flamingante, qu'on appelle aujourd'hui Maritime était autrefois une branche des quatre membres...’Ga naar voetnoot(21). De term Flandre Flamingante dekte voortaan het dietse Westland dat aan Frankrijk was verloren gegaan. Typisch is wel dat de Gentse vertaler van de Annales de Flandre van Oudegherst in 1785 de termen flamengant en gallicant van zijn 16e eeuwse model puristisch weergeeft door Vlaemsch Vlaenderen, Walsch Vlaenderen. | |
Gallicant VlaenderenOpheldering over deze benaming van de Waalse kasselrijen ligt besloten in het hiervoor medegedeelde over Flamingant Vlaenderen. Gallicant Vlaenderen, hoewel behorend tot het graafschap, werd soms niet medegerekend onder de benaming ‘het Graefschap van Vlaenderen’ stricto sensu. (Zie verder). In dietse vorm komt Vlaenderen Gallicant voor in de vertaling van Wielants Tractaet (1554) en in de Retorikale beschrijving van het graafschap van Vaernewyck (1560). De vorm gallicana doet zijn intrede via de franse vertaling van Guicciardini, vooral echter door het voorbeeld van de officiële historiograaf Gramaye die in 1611 de geschiedenis van Waals-Vlaanderen stelt onder de titel Flandria-GallicanaGa naar voetnoot(22). | |
[pagina 102]
| |
De jezuïet Famianus Strada wijst erop, in zijn bekende Geschiedenis van de Nederlandse Oorlogen (De Bello Belgico I 29; Rome 1640) dat Gallicant Vlaanderen (Flandria Gallicana) in 1566 een eigen gouverneur had (met name de Montmorency): de tragisch veroordeelde Egmont was gouverneur van Vlaenderen Flamingant. Du Ryer, de vertaler van Strada, gebruikt de term Flandre Gallicane, naar het voorbeeld van Belleforest die, in de Franse Guicciardini-vertaling van 1582 (p. 392), de Flandre Gallicane stelt tegenover FlaminganteGa naar voetnoot(23). De vorm Gallicane blijkt wel een voorkeur te hebben gehad in de wetenschappelijke literatuur, o.m. bij Moréri (Grand Dict. Historique II 512; Lyon 1674); in het Amsterdamse ‘Dictionaire géographique des Païs-Bas (1695; p. 45); in het Mémoire van Dugué de Bagnols (1698); in de diplomatieke teksten van de grensbepaling in 1738; in de Brusselse topografische uitgaven, o.m. Délices des Pays-Bas (1743; p. 182 402) waar Rijsel genoemd wordt ‘la capitale de la Flandre Gallicane’. Tot in onze tijd bleef deze vorm nawerkenGa naar voetnoot(24). | |
Gallo-FlandriaLatijnse benaming, uit de humanistentijd, met bet. Waals-Vlaanderen, alias Gallicant Vlaanderen. Gallus (eig. Gallisch) was, bij de humanistische taalgeleerden, een verzamelwoord voor de romaanse tongvallen van het Franse koninkrijk. De combinerende vorm gallo- met taalkundige betekenis staat nevens adj. gallicus, dat vaak als wisselvorm van gallicant wordt gebruiktGa naar voetnoot(25). In 1624 publiceerde de jezuïet Jean Buzelin een standaardwerk over de geschiedenis van Waals-Vlaanderen. De titels van de twee delen luiden: Annales Gallo-Flandriae en Gallo-Flandria sacra et | |
[pagina 103]
| |
profanaGa naar voetnoot(26). De Gallo-Flandria samenstelling - ook als Gallo-Flandri toegepast op personen - had veel bijval. De Brabantse geleerden waren eveneens van de partij: de Leuvense bibliotekaris Valerius Andreas lanceert in 1623 en 1644 de term Gallo-Brabanti (Waals-Brabanders) in zijn biografisch werk (Bibliotheca Belgica). En Foppens zal in de derde editie van dit werk (Brussel 1739) de term Gallo-Flandri overnemen. Intussen had Jacques Le Roy te Amsterdam in 1692 zijn prachtige plaatsbeschrijving van Waals-Brabant onder de titel: ‘Topographia historica Gallo-Brabantiae’ gepubliceerd. | |
De Heerelyckhede van VlaenderenDe graaf hield, in één leen, van het Heilig Roomse Rijk: het graafschap Aalst, de Vier Ambachten, het Land van Waas en gebied van Overschelde. Bij Wielant (1491): le fief; la seigneurie de Flandres (Beau Traicté, passim)Ga naar voetnoot(27). Naar Wielant berijmt Vaernewyck in 1560 de feodale indeling van Vlaanderen; zijn derde strofe luidt: En die heerlicheyt van Vlaendren onder tKeiserijc fraey
Begrypt tgraefscap van Aelst zonder delaey
Met zyn toebehoorten ofte appendentien,
Twelc ooc een heerlicheyt is vul excellentienGa naar voetnoot(28).
De commentator van Wielant, J.B. De Clerck, behoudt in 1699 de traditionele terminologie: ‘De Heerelyckhede van Vlaenderen onder het Keyser-rijcke,...’. Zoals ook Jan-Pieter Zaman van Sint-Niklaas, in zijn merkwaardige monografie van 1711, het bij Wielant houdt met: ‘la Principauté ou la Seigneurie de Flandres, et qui relevoit de FEmpire’Ga naar voetnoot(29). | |
Flandria generosaBenaming van de middeleeuwse kroniek van Vlaanderen die de basis vormt van biina alle andere kronieken van het graafschap. Betekent eigenlijk: Vlaanderen in de opvolging ofte genealogie van zijn graven. Syn. Chronicon comitum Flandrensium; ofra. Li generations des contes de Flandres. In de mnl. versies weergegeven door: ‘Dits de Cronike ende Genealogie van den prinsen ende graven...’Ga naar voetnoot(30). | |
[pagina 104]
| |
Het graefschap van VlaenderenDe Gentse advokaat van de Raad van Vlaanderen, J.B. De Clerck, geeft in 1699 de volgende bepaling strictissimo sensu van deze term (Commentarien, p. 170): ‘Vlaenderen Flamingant onder de Croone, is het deel dat hier eertydts releveerde van de Croone van Vranckerijck, ende daermen de vlaemsche Taele spreeckt. Dit is eyghentlijck het Graefschap van Vlaenderen’. Deze streng juridische bepaling van de Gentse raadsheer sluit Waals-Vlaanderen uit, en ook Doornik en het Doornikse die tot het ressort van zijn Raad behoorden. | |
Hollandsch VlaenderenHet in de Tachtigjare Oorlog veroverde gebied van het oude graafschap Vlaenderen; sedert 1604, toen prins Maurits Philippine, IJzendijke, Aardenburg en Sluis veroverde, een van de Generaliteitslanden, bestuurd door de Staten-Generaal. (Vandaar de benaming Staats-Vlaanderen, zoals de andere Generaliteitslanden: Staats-Brabant, Staats-Limburg). Afgestaan aan Frankrijk bij het Haagse Verdrag (1795) en gevoegd bij het Scheldedepartement. De kantons Sluis, Oostburg, IJzendijke, Axel en Hulst (+ Kaprijke) vormden er het 4e arrondissement, met Sas-van-Gent als hoofdstad. Terug aan Holland in 1814 en gevoegd bij de provincie Zeeland onder de benaming Zeeuws-Vlaanderen. Reeds in 1599 was het Vrije van Sluis gesteld onder het opperbestuur van de Raad en het Leenhof van Vlaanderen (met zetel te Middelburg Z.)- Daardoor was dit veroverde deel onttrokken aan de Raad van Vlaanderen te Gent. De veroverde ambachten Hulst en Axel (uit de oude Vier Ambachten) hadden een eigen administratieve inrichting. Fr. Flandre Hollandaise. Lat. Flandria Batavica. De volgende gegevens belichten de opkomst en verspreiding van de benaming Hollands Vlaanderen. Van 1695 af verschijnt de nieuwe benaming in leerboeken en landkaarten van Amsterdamse uitgevers. Het Dictionnaire géographique des Pais-Bas van Wetstein (Amsterdam 1695) laat, op de oude indeling van Vlaanderen, de moderne drieledige indeling volgen: Flandre-Françoise, Flandre-Espagnole et Flandre-Hollandoise. (Biekorf 1971, 11). Een Amsterdamse herdruk (begin 1700) van een van de Flandria-kaarten van Nicolaes Visscher vertoont het zuiden van Zeeland en het noorden van Vlaanderen (tussen Sluis, Gent, Dendermonde en Zwijndrecht). De titel ervan luidt: ‘Flandriae comitatus pars Batava’; in kaart zelf is het Vlaamse wingewest aangeduid als ‘Staats-Vlandere’. | |
[pagina 105]
| |
De nieuwe Hollandse uitgaven van Sanderus' Flandria Illustrata (1732; en 1735: Verheerlijkt Vlaandre) dragen Flandria Batavica en Hollandsch Vlaandre in hun titel. De benaming dringt door in de officiële stukken. Generaal Georges Lauder, die in 1707 een Schots regiment aanvoert in dienst van de Verenigde Nederlanden, noemt zich in een rapport: ‘commandant van de Stadt, Forten en linien van Hulst, commanderende de trouppen... over geheel Hollants Vlaenderen...’Ga naar voetnoot(31). In de reportage over de militaire gebeurtenissen van de Marlborough-tijd (1706-1708) wordt Hollandsch Vlaenderen een gebruikelijke benaming, die naderhand in de Chronycke van Vlaenderen (ed. Andreas Wydts, Brugge 1736; p. 916 937 954) wordt overgenomen. In 1747 publiceert J. Haverkamp te Amsterdam een bewerking van de ‘Relation Historique’ van de publicist Léon Rousset onder de titel: ‘Echt Verhaal van de staatsverwisseling... met verhaal van den Franschen inval in Hollandsch-Vlaanderen’. Ook in de Gentse en Brugse uitgaven van Buffiers aardrijkskundig schoolboek wordt Hollands-Vlaenderen naast Oostenrijks en Frans-Vlaanderen behandeld. (Biekorf 1971, 13). En in Het Schouwburg der Nederlanden (ed. CM. Spanoghe, Antwerpen 1785; bewerkt naar Délices des Pays-Bas) verschijnt de term Hollandsch Vlaenderen in de tekst (III 91) zowel als in het titelbladGa naar voetnoot(32). De anonieme auteur van de merkwaardige monografie ‘Description abrégée géographique et historique du Brabant Hollandois et de la Flandre Hollandoise’, uitgegeven bij Jos. Ermens te Brussel in 1788, zal - zo schrijft hij in zijn inleiding - naar Frans gebruik deze wingewesten ‘Hollandois’ noemen. Deze benaming is echter minder juist, zo betoogt hij, immers die Generaliteitslanden behoren niet meer aan Holland dan aan de zes andere Staten van de Zeven Provincies. Juister is de benaming: Staats-Brabant, Staats-Vlaanderen (d.i. het Vlaanderen van de Generaliteit der Zeven Sta- | |
[pagina 106]
| |
ten). Toch behoudt hij, in zijn degelijke beschrijving (p. 303-388), de benaming Flandre Hollandoise, die algemeen in de geografische beschrijving was doorgedrongenGa naar voetnoot(33). | |
Flandria inferiorLatijnse benaming voor het Westkwartier, d.i. het oude ‘Westvlaenderen’ (niet de huidige provincie!). In het frans overgenomen als ‘Flandre inférieure’. Strada beschrijft de beeldenstorm van 1566 (De Bello Belgico I 207; ed. Rome 1653) als beginnende ‘ab inferiore Flandria’, d.i. het deel van Vlaanderen dat zich uitstrekt tussen de Leierivier en de westelijke zee (‘intra Lisam fluvium et occiduum mare’). Ieper staat in het register van Strada als een stad van ‘Flandria inferior’. Du Ryer zal de mededeling van Strada vertalen als: ‘le premier attentat (beeldenstorm) se commit dans la Flandre inférieure, entre la Lis et la Mer’Ga naar voetnoot(34).
't Vervolgt A. Viaene |
|