Biekorf. Jaargang 72
(1971)– [tijdschrift] Biekorf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 65]
| |
[Nummer 3-4]Het stemmen van de beden in de plaatselijke besturen van de provincie Vlaanderen, 1775Onder het Oud Regiem had bijna ieder plaatselijk bestuur een andere samenstelling en een andere manier van stemmen. Over het stemmen van beden en toelagen aan de vorst in de plaatselijke besturen van de provincie Vlaanderen werd omstreeks 1775 een gedetailleerd overzicht opgesteld, waaraan de volgende gegevens worden ontleendGa naar voetnoot(1). Het graafschap of de provincie Vlaanderen was vroeger te Gent vertegenwoordigd door de Staten van Vlaanderen. Deze laatsten moesten de beslissing treffen over het toestaan van de geldmiddelen die jaarlijks door het Brussels hoofdbestuur van de Oostenrijkse Nederlanden werden gevraagd. Soms werd ook uit Brussel hun advies gevraagd over algemene zaken die de provincie Vlaanderen aanbelangden. De Staten namen deze gelegenheden te baat om de wensen van de provincie aan het hoofdbestuur over te maken. Ten onrechte heeft men soms de Staten van Vlaanderen vergeleken met een parlement. In de Staten werd niet gestemd. In 1755 werden de Staten van Vlaanderen hervormd. Zij waren alleen bevoegd voor het toenmalig ‘Oost-Vlaende- | |
[pagina 66]
| |
ren’, dat ook Brugge, het Brugse Vrije, alsook de stad Kortrijk en haar kasselrij bevatte. Deze hervorming bepaalde dat de provincie Vlaanderen zou vertegenwoordigd zijn door acht hoofdstemmen, namelijk één stem voor de geestelijkheid van het bisdom Gent, één stem voor de geestelijkheid van het bisdom Brugge, drie stemmen voor de generaliteit van de steden en drie stemmen voor de generaliteit van de kasselrijen en de andere besturen van het platteland. Voor het toekennen van deze stemmen werd rekening gehouden met het aandeel dat ieder bestuur betaalde in de algemene belastingen. Dit aandeel was voor het laatst vastgesteld in 1631 in de ‘Transport van Vlaanderen’. Voor ieder stad, kasselrij of heerlijkheid was bepaald hoeveel ze te betalen hadden in iedere som van honderd ponden van de algemene belastingen. Na afrekening van de Vlaamse gebiedsdelen die bij Frankrijk en Nederland waren ingelijfd, alsook het deel van het oude West-Vlaanderen of Westland, dat sedert zijn teruggave door Frankrijk in 1713Ga naar voetnoot(2), niet meer behoorde tot de Staten van Vlaanderen, bleef voor het oude Oost-Vlaanderen nog een som van 61 ¾ over van de honderd pond waarop de aandelen in de belastingen werden berekend. Daarvan werd nog afgetrokken het aandeel van zekere steden en heerlijkheden die te arm waren om het hunne bij te dragen tot de staatsbelastingen. Waren onder meer vrijgesteld: Blankenberge, Damme, Gistel, Nieuwpoort, Oostende, Oudenburg en Torhout. Van de honderd pond, vastgesteld in de transport van 1631, moest het oude Oost-Vlaanderen slechts nog 60 ½ pond opbrengen. De invloed van ieder bestuur op de beslissingen van de Staten van Vlaanderen werd berekend volgens het aandeel dat elk betaalde in iedere som van 60 ½ pond van de toelagen te storten aan het hoofdbestuur te Brussel. In werkelijkheid echter hadden de steden een veel groter invloed dan het platteland. Dit laatste, alhoewel het 45 45/200 pond betaalde, had slechts drie stemmen. De steden, namelijk Gent, Brugge, Kortrijk, Oudenaarde en Dendermonde, betaalden samen slethts 15 7/20 pond, en hadden insgelijks drie stem- | |
[pagina 67]
| |
men. De andere steden van het oude Oost-Vlaanderen werden gerekend bij het platteland. De geestelijkheid van de oude bisdommen Gent en Brugge beschikte ieder over één stem. Ze hadden de voorrang in de vergadering van de Staten, alhoewel ze in de staatstoelagen niets hadden bij te dragen.
Wanneer vanuit Brussel om een toelage verzocht werd aan het oude Oost-Vlaanderen, werden al de afgevaardigden van de geestelijkheid, van de steden en van de kasselrijen samengeroepen op het stadhuis te Gent onder voorzitterschap van de eerste schepen (burgemeester) van Gent, om er de vraag te aanhoren die door een afgevaardigde uit Brussel werd voorgelegd. De plaatselijke afgevaardigden moesten deze vraag overmaken aan hun onderscheidene besturen. Op een vooraf vastgestelde dag moesten ze de beslissing van hun besturen naar Gent overbrengen, waar dan de algemene uitslag werd opgemaakt van de beslissingen van ieder bestuur, en waarvan de waarde berekend werd volgens zijn aandeel in de 60 ½ pond van de algemene belastingen. Dit totaal werd opgemaakt door de deputatie van de acht leden (acht stemmen) van de Staten van Vlaanderen. De uitslag, samen met het ontwerp van de brief aan het Brussels hoofdbestuur, werd dan overgemaakt aan ieder van de acht leden, en daarna definitief opgesteld en door een afvaardiging naar Brussel gebracht. De acht leden (hoofdstemmen) zonden ieder een afgevaardigde naar Gent, die er het grootste deel van het jaar hun vergadering hielden op het stadhuis. Deze afgevaardigden vormden de deputatie van de Staten van Vlaanderen. Ze regelden de lopende zaken en zonden al de uit Brussel ontvangen mededelingen door naar de ondergeschikte besturen. Twee van de acht leden der Staten waren de geestelijkheid van het oude bisdom Gent en deze van het oude bisdom Brugge. Onder de steden waren Gent en Brugge vaste leden, omdat ze ieder een derde betaalden in het aandeel van de steden; als derde stedelijk lid werd afwisselend een van de drie overblijvende steden verkozen. Van de drie landelijke leden was het Brugse Vrije meestal lid; de twee andere leden werden afwisselend verkozen uit de andere kasselrijen van de provincie. | |
[pagina 68]
| |
Het stemmen in de besturen van Oost-VlaanderenI. De geestelijkheid1. De geestelijkheid van het oude bisdom Gent bestond uit de bisschop, zeven abten: Sint-Pieters en Baudelo te Gent, Drongen, Ename, Geraardsbergen, Ninove en Waarschoot; en zeven kapittels: Sint-Baafs en Sinte-Veerle te Gent, Sint-Maartens te Aalst, O.L.Vrouw te Dendermonde, Sint-Salvator te Harelbeke, O.L.Vrouw te Kortrijk, Sint-Hermes te Ronse (samen vijftien leden). 2. De geestelijkheid van het oude Bisdom Brugge bestond uit de bisschop, vier abten: Duinen en Eekhoute te Brugge, Oudenburg, en Sint-Andries; en vier kapittels: Sint-Donaas, O.L.Vrouw en Sint-Salvator te Brugge, en Sint-Pieters te Torhout (samen negen leden). Ieder lid van de geestelijkheid, zowel te Gent als te Brugge had één stem. De bisschoppen en abten beslisten zelf, zonder hun kapittels of kloosters te raadplegen; in de kapittels werd gestemd en de meerderheid besliste. De stemmen van ieder lid van de geestelijkheid werden bij deze van de bisschop samengeteld en de meerderheid besliste. Bij gelijkheid van stemmen was de stem van de bisschop beslissend. | |
II. De stedenTe Gent, evenals te Brugge, gaf de magistraat enkel zijn advies voor de algemene zaken die de provincie aanbelangden, maar nam geen beslissing. Deze werd genomen door de notabelen, na kennisname van het advies van de magistraat. 1. Te Gent bestonden de notabelen uit 42 personen gekozen door de magistraat, meestal onder de ambachten, namelijk zes voor ieder van de zeven parochies van de stad. Zij beslisten bij meerderheid van stemmen. Gelijkheid van stemmen gold als goedkeuring. 2. Te Brugge bestonden de notabelen uit vier banken, die ieder één stem hadden. Deze stem volgde de meerderheid van de stemmen van ieder bank. Gelijkheid van stemmen gold als goedkeuring. De eerste bank bestond uit de gewezen burgemeesters van schepenen en van de commune; de tweede bank uit de gewezen schepenen en raadsheren; de derde bank telde de zes hoofdmannen, één voor iedere stadswijk; en de vierde bank bestond uit de dekens van de 44 ambachten. | |
[pagina 69]
| |
3. Te Kortrijk, vóór 1740, beslisten de leden van de jaarlijkse magistraat, samen met de leden van de twee voorgaande magistraten en tien notabelen, namelijk het kapittel van O.L.Vrouw, de proost van Sint-Amandus, de rector van de Jezuïeten, de abdis van Groeninge, de priorinnen van Sion, van het Hospitaal, van de Carmelitessen en van de Capucijnessen, de oversten van de Zwarte Zusters en van het Begijnhof. Gelijkheid van stemmen gold als goedkeuring. Sedert 1740 besliste de magistraat alleen. 4. Te Oudenaarde besliste men vroeger zoals te Kortrijk vóór 1740. Onder de notabelen had men de pastoors van Sint-Walburga en van O.L.Vrouw van Pamel, de abdis van Maagdendal en de priorinnen van het Hospitaal en van Sion. Later werd dit gewijzigd. Naast de leden van de twee voorgaande magistraten, werden de vier voogden van de wezen opgeroepen, alsook vijftien door de magistraat aangewezen notabelen. Deze gaven slechts een advies. Daarop besliste de magistraat. Bij gelijkheid van stemmen was het voorstel goedgekeurd. 5. Te Dendermonde werd het advies gevraagd van de 15 ambachten, die ieder afzonderlijk vergaderden. De uitslag van de stemming werd door de deken van de halle opgemaakt en aan de magistraat overgebracht, die, na kennisneming, alleen besliste. Gelijkheid van stemmen gold ook hier als goedkeuring. | |
III. De kasselrijen en heerlijkheden1. In het Brugse Vrije werd door de vier burgemeesters en de 24 schepenen slechts advies uitgebracht over de algemene zaken van de provincie. De beslissing werd genomen door de drie leden, die ieder één gezamenlijke stem uitbrachten. Het eerste lid bestond uit de adel en de notabelen. Ieder grondbezitter die 50 gemeten bezat op het platteland van het Vrije (de polderstreek), kon ervan deel uitmaken, maar ieder edelman beschikte over één stem, terwijl de niet-edelen samen maar één stem bezaten, die dan gevoegd werd bij de stemmen van de adel. Het tweede lid bestond uit de afgevaardigden van de 28 appendante en contribuante heerlijkheden die met het Brugse Vrije medegingen. Het derde lid was gevormd door de 67 hoofdmannen van de parochies van het platteland. Het advies van de magistraat werd slechts medegedeeld nadat de drie leden vergaderd waren. De afgevaardigden uit het tweede en het derde lid konden dus hun besturen niet raadplegen vooraleer te stemmen. Gelijkheid van stemmen gold ook hier als goedkeuring. 2. De kasselrij van de Oude Burg van Gent werd bestuurd door een baljuw en dertien leenmannen. Voor de algemene zaken die de provincie aangingen kwamen de baljuws van de heerlijkheden van | |
[pagina 70]
| |
Sint-Pieters en van Sint-Baafs te Gent, alsook de baljuw van het Land van Nevele erbij. Deze 17 personen beslisten in naam van geheel de bevolking. 3. Aan het hoofd van de kasselrij Kortrijk stonden drie hoogpointers, dit waren heren van parochies uit de kasselrij, en vijf schepenen; deze laatsten moesten ten minste 50 bunders land bezitten ofwel het ambt bekleden van burgemeester, baljuw of griffier van een parochie. Om te beslissen over de algemene zaken die de provincie aangingen, werden de vier roeden van de kasselrij samengeroepen, namelijk deze van Tielt, van Deinze, van Harelbeke en van de Dertien ParochiesGa naar voetnoot(3). De eerste drie roeden waren vertegenwoordigd door de magistraat van hun hoofdplaats: de steden Tielt, Deinze en Harelbeke. Deze beslisten ieder over de hun voorgelegde zaak; hun beslissing werd op de algemene vergadering medegedeeld door twee afgevaardigden. De roede van de Dertien Parochies, die geen hoofdplaats had, werd op de algemene vergadering vertegenwoordigd door twee afgevaardigden aangewezen door de kasselrij. Deze moesten stemmen zonder het advies van de parochies in te winnen. Op de algemene vergadering van de kasselrij had ieder roede, ieder hoogpointer en ieder vrijschepene één stem. Deze twaalf leden beslisten bij meerderheid van stemmen. Gelijkheid gold ook hier als goedkeuring. 4. De kasselrij Oudenaarde werd bestuurd door een hoogbaljuw en zeven hoogpointers. Voor de algemene zaken werden de heren van de zeven grote heerlijkheden samengeroepen, namelijk Asper, Avelgem, Eine, Hemsrode, Huise, Kruishoutem en Petegem, die hun advies moesten geven. Na ervan kennis genomen te hebben, beslisten de zeven hoogpointers bij meerderheid van stemmen. Gelijkheid van stemmen gold als goedkeuring. 5. Het bestuur van de twee steden en van het land van Aalst bestond uit drie leden. Het eerste lid was gevormd door de burgemeester en de eerste schepen van de stad Aalst; het tweede door de burgemeester en de eerste schepen van de stad Geraardsbergen; en het derde lid door de baljuws van de heerlijkheden Boelare, Gaver, Roden, Schoorisse en Zottegem. Over de algemene zaken die de provincie aangingen werd eerst gestemd in de vergaderingen van de magistraten van Aalst en Geraardsbergen, die ieder één stem vormden. De vijf baljuws van de heerlijkheden vormden samen de derde stem. De meerderheid van de drie stemmen besliste. Bij gelijkheid van stemmen was het voorstel goedgekeurd. 6. Het Land van Waas werd bestuurd door een hoogbaljuw en zeven hoofdschepenen. Voor de algemene zaken beslisten ze, na het advies ingewonnnen te hebben van de ondergeschikte wetten. Bij gelijkheid van stemmen besliste de hoogbaljuw. 7. In het Land van Dendermonde had men hetzelfde bestuur als in het Land van Waas. Daar ook moest het advies ingewonnen worden van de 16 ondergeschikte parochies. Maar het bestuur moest | |
[pagina 71]
| |
beslissen volgens het advies van de parochies. Gelijkheid van stemmen gold als goedkeuring. 8. De stad en jurisdictie Ninove werd bestuurd door een burgemeester en zes schepenen. Voor de algemene zaken moest de magistraat de volgende personen bijeenroepen: de hoogbaljuw, twee afgevaardigden van de grote grondbezitters, waaronder de abt van Sint-Cornelis te Ninove, alsook vijf afgevaardigden van de notabelen. Deze vijftien personen beslisten bij meerderheid van stemmen. In geval van gelijkheid van stemmen veroorzaakt door de afwezigheid van één van deze vijftien personen, besliste de griffier. 9. Het Ambacht van Assenede werd bestuurd door een magistraat die geleek op die van Ninove. Voor de algemene zaken werd gestemd door 15 personen zoals te Ninove, maar gelijkheid van stemmen werd beschouwd als goedkeuring. 10. De magistraat van het ambacht Boekhoute bestond ook uit een burgemeester en zes schepenen. Voor de algemene zaken van de provincie beslisten deze samen met twee afgevaardigden van de grote grondbezitters, vijf notabelen, twee afgevaardigden van de heerlijkheid Waterdijk en de baljuw van Boekhoute. 11. Het Land van Bornem bestond uit de parochies Bornem, Hingene en Mariekerke. Het bestuur werd gevormd door drie afgevaardigden uit Bornem, twee uit Hingene en één uit Mariekerke. Over de algemene zaken werd gestemd in de wet van ieder parochie, bijgestaan door twee grote grondbezitters en vijf notabelen. De adviezen van de parochies werden samengebracht, dit van Bornem gold voor drie stemmen, dit van Hingene voor twee, en dit van Mariekerke voor éé stem. | |
IV. De steden die geen deel meer uitmaakten van de Staten van VlaanderenDeze steden waren om hun grote armoede ontslagen van bij te dragen in de algemene staatstoelagen. Ze zonden dan ook geen afgevaardigden naar de Staten van Vlaanderen. 1. Vooraleer te stemmen over belangrijke zaken, moest de magistraat van Oostende het advies inwinnen van de vroegere leden van de magistraat, van de majoor van de burgerlijke wacht, van de vier kerkmeesters en van de amman van de stad, die samen het eerste lid vormden. Het tweede lid bestond uit de dekens van de ambachten. Ieder lid stemde met meerderheid van stemmen, in geval van gelijkheid van stemmen besliste de voorzitter. Na kennisneming van de adviezen van de twee leden, besliste de magistraat. Bij gelijkheid was de stem van de voorzitter beslissend. 2-6. In de steden Blankenberge, Nieuwpoort, Oudenburg, Torhout besliste de magistraat alleen over al de belangrijke zaken, zonder iemands advies in te winnen. Te Nieuwpoort en te Oudenburg besliste de voorzitter bij gelijkheid van | |
[pagina 72]
| |
stemmen. Voor de belangrijke zaken werd de magistraat van Gistel bijgestaan door twee afgevaardigden van de grote grondbezitters en door vijf notabelen. 7. De steden Damme, Hoeke en Monnikerede werden in 1594 samengebracht onder één magistraat bestaande uit een burgemeester en zes schepenen. Vijf ervan werden genomen onder de inwoners van Damme, één uit Hoeke en één uit Monnikerede. Deze schepenbank besliste over alle zaken. Bij gelijkheid van stemmen besliste de burgemeester. 8. Nog andere kleine gebieden kwamen niet tussen in het bestuur van de provincie Vlaanderen. Eerst de heerlijkheden Ertbrugge, Sint-Amands en Opdorp in het Land van Dendermonde, en de heerlijkheid Moorsel en Wieze in het Land van Aalst.
Daarbij kwamen nog de zogenaamde vrije gebieden, namelijk het dorp Steenhuize in het land van Aalst, de dorpen Oudegem en Appels, de heerlijkheid van de Egene en de polder Sint-Onolfsbroek, allen in het land van Dendermonde; de heerlijkheden van Avrijen en van de Twaalf Menages binnen Kluizen en Ertvelde, daarbij kwam nog de heerlijkheid St. Albert, allen in het ambacht Assenede, alsook de stad Watervliet. En tot slot waren er nog enkele polders in het Land van Waas op de Schelde, alsook in de ambachten Assenede en Boekhoute, en eindelijk nog in het Brugse Vrije. | |
Het stemmen in de besturen van West-Vlaanderen
| |
[pagina 73]
| |
magistraat afzonderlijk gestemd. De beslissingen werden daarna te Ieper afgegeven aan de afgevaardigde uit Brussel. Het aandeel van de teruggekeerde delen van West-Vlaanderen in de ‘Transport van Vlaanderen’ van 1631 bedroeg 17 17/20 pond op iedere som van honderd pond in de algemene belastingen. 1. De stad Ieper werd bestuurd door een hoogbaljuw, een voogd en dertien schepenen, die ieder stemgerechtigd waren (15 stemmen). Voor de beslissing over de staatstoelagen werden erbij geroepen: 1o de dertien raadsleden van de magistraat (13 stemmen); 2o de raadslieden van de 27 kwartieren van de stad (samen éé stem); 3o de veertien notabelen (één stem); 4o de drie aangestelden van de draperie (één stem); 5o de zeven afgevaardigden van de sayetteweverij (één stem); 6o de afgevaardigden van vijf ambachten aangeduid door de 36 overblijvende ambachten (één stem). Deze 33 stemmen beslisten. Gelijkheid van stemmen werd beschouwd als verwerping van de vraag. 2. In de kasselrij Ieper besliste de magistraat bestaande uit een baljuw en negen schepenen, samen met de veertien edele vassalen: de heren van Beselare, Bikschote, Boezinge, Geluveld, Gruiterzale te Langemark, Hollebeke, Krommenelst te Vlamertinge, Moorslede, Neerwaasten, Rumbeke, Staden, Voormezele, Zandvoorde en Zonnebeke. Bij gelijkheid van stemmen werd door het lot beslist. 3. De stad en kasselrij Veurne werden bestuurd door een hoogbaljuw, twee burgemeesters en twaalf schepenen, ieder met een beslissende stem. Vooraleer over de algemene staatstoelagen te beslissen, moest het advies worden ingewonnen van de edelen en de notabelen, allen gewezen burgemeesters en schepenen. De magistraat besliste na kennis genomen te hebben van het advies door de edelen en notabelen uitgebracht. Bij gelijkheid van stemmen besliste de burgemeester van de commune, die hier, zoals in het Brugse Vrije, de eerste rang bekleedde. 4. De hoofdplaats van de Acht Parochies van Veurne-Ambacht was Elverdinge, waar ieder van de 22 parochies en branken, die elk een stem hadden, twee afgevaardigden zond. Bij gelijkheid van stemmen werd door het lot beslistGa naar voetnoot(4). | |
[pagina 74]
| |
5. In de stad en kasselrij Waasten waren er vijftien stemmen die moesten beslissen voor de staatstoelagen: de magistraat van de stad Waasten (één stem), de buitenparochie Waasten (drie stemmen), de vier andere parochies en de drie branken hadden ieder één stem. Elk van de negen leden moest eerst in zijn eigen bestuur beslissen. De uitslagen van deze beslissingen werden dan samengesteld. Bij gelijkheid van stemmen besliste de hoogbaljuw. 6. De magistraat van de stad Menen, bestaande uit een hoogbaljuw, een burgemeester en zes schepenen, besliste alleen over de staatstoelagen, en er werd lot getrokken bij gelijkheid van stemmen. 7. Ook in de roede van Menen beslisten de hoogbaljuw en de vier schepenen. Bij gelijkheid van stemmen besliste het lot. 8. De stad Poperinge werd bestuurd door een baljuw, twee burgemeesters en zes schepenen. Voor het toekennen van de staatstoelagen waren er drie leden, die eerst ieder afzonderlijk beslisten. Het eerste lid was de magistraat, het tweede lid de acht stedelijke raadsheren, en het derde lid bestond uit de zestien notabelen. Bij gelijkheid van stemmen besliste het lot. 9. In de stad Wervik besliste zonder meer de magistraat, die bestond uit een burgemeester en acht schepenen. Er werd lot getrokken bij gelijkheid van stemmen. 10. Te Diksmuide werden de beslissingen voor de staatstoelagen genomen door acht stemmen, namelijk zeven stemmen van de magistraat bestaande uit een burgemeester en zes schepenen, die ieder een beslissende stem hadden; de achtste stem werd geleverd door de vergadering van de gewezen burgemeesters en schepenen, bijgestaan door zes notabelen. Bij gelijkheid van stemmen in deze laatste vergadering besliste de voorzitter. Waren van de acht stemmen van de stad vier ervoor en vier ertegen, dan besliste de burgemeester. 11. Te Lo gebeurde de beslissing zoals te Diksmuide. Er waren zeven stemmen van de magistraat, die bestond uit een burgemeester en zes schepenen; de achtste stem werd geleverd door de vergadering van de gewezen burgemeesters en schepenen. Jos. De Smet |
|