Biekorf. Jaargang 71
(1970)– [tijdschrift] Biekorf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 145]
| |
Tijl in ‘'t oolik’ Roeselare
| |
[pagina 146]
| |
houding te bestaan tegenover de Vlaamse naamsvorm, misschien wel door het beroep op gelijkklinkende vormen in Cornelia en Petronilla. Reeds in het oorlogsjaar 1942 dook ‘Nele’ te Roeselare op. Zelfs in de toponymie komt Tijl slechts voor één landhuis in aanmerking, nil. een woning gelegen in 't Park MotjeGa naar voetnoot(42). Met het cultuur-historische revival van de Tijl-figuur in het toneel en in het boekenwezen zouden echter ook te Roeselare en dit net-afgetekend in Vlaams-bewust midden, Tijl Uilenspiegels ontstaan. Hun trekken zullen veelzijdig zijn: van de strijdbare volksheld over de ‘oolijke’ Roeselarenaar, naar de combinatie van Lamme-Tijl. | |
Van het Vlaamse strijdblad ‘Uilenspiegel’ (1937) tot ‘Peegie’Op 28 februari 1937 - zeventig jaar na De Costers Légende - verscheen in de Rodenbachstad het eerste nummer van de eerste jaargang van ‘Uilenspiegel. Orgaan van de Kath.-Vlaamsche Uilenspiegelclub v.z.w.d. Consciencestraat 80, Roeselare’, 27,5 × 26,5 cm., jaarabonnement 10 fr. De drukker was Alfons Gallet (Brugge 1869 - Roeselare 1953), die ook het plaatselijk katholiek weekblad ‘De Rousselaarsche Bode’ uitgaf. Medewerkers waren: de Ridders der duisternis, Steenuil, Oekoe, Briluil, Kerkuil, Boschuil, Minerva-Uil, Nachtuil, Ransuil, Sneeuwuil, Katuil, Sluieruil, Ooruil, Uilenpluim, Uilenoog en Uilenpoot. Animator was Willem Denys (alias Falco). Medewerkers: Jozef De Meyere, dr. Willem De Clerck, Jozef Seaux, Gustaaf Seaux, Louis De Leye e.a. Deze ‘Uilenclub’ telde een dertigtal jonge lieden en kwam reeds sedert 1934 bijeen op een zolderlokaal van de herberg ‘De Vereenigde Staten’ aan de Hendrik Consciencestraat. Het beoefenen en het bevorderen van de Vaamse letterkunde was, naast het gezellig samenzijn, wel het hoofddoel. Nauw contact met ‘De Vriendschap’ en met het Davidsfonds bleef onderhouden. Op 18 maart 1937 leverden de ‘Uilenspiegels’ de figuranten voor Pol de Monts toneelstuk ‘Het geding van Onzen Heer’ door de toneelvereniging ‘De Volksveredeling’ opgevoerd. Meer en meer activeerden de ‘Uilen’ het beleggen van ‘Concentratiebanketten’ tussen alle Vlaamsgezinden uit Roeselare. Voor het derde banket op 11 december 1937 schreef Ferdinand Rodenbach (Roeselare 1864-Brussel 1938), de jongere broer van Albrecht, op 1 december 1937 te Brussel een gele- | |
[pagina 147]
| |
genheidsgedicht voor ‘De Vriendschap-Uilenspiegels’ waarvan de derde strafe als volgt luidde: In 't oolijk Rousselare,
de handel is gekend:
‘Voor 't schoone, 't echte, 't ware,
hij overvraagt geen cent!’
Hier leeft Thyl Uilenspiegel,
die Vlaamsch en Vrij van geest,
voor 't volk een waarheidspiegel
door de eeuwen is geweestGa naar voetnoot(43).
De club had een eigen vlag. De leden droegen pet en clublint. In 1937 besloten zij een strijdblad uit te geven. De bedoeling lag voor de hand. ‘... wij denken ongeveer hetzelfde over het Dietsche vraagstuk, dat er kost wat kast moet gedaan worden aan samenwerking en samenvoeling, en daar een onschuldig blad als dees veel kan bewerken tot het verder instandhouden en tot het ontwikkelen dezer samenwerking ter stede en omliggende... Wij zullen geen bergen verzetten, wij zullen geen kuisch houden der pourris, daartoe zijn onze bezems niet straf genoeg, wij zullen heel nederig U onze lettervruchten aanbieden... Voelt U dat U zwanger bent aan letterkundige vruchten, stuur ze ons op, weet U iets sensationeels, wij zullen U met beide armen ontvangen; doch 't moet waar en echt zijn... Niemand hoeft schrik te hebben van ons, wij zullen slechts de waarheid neerschrijven, is dat niet mooi van ons? Daar onze kas hetzelfde lot beschoren is, als de Staatskas en deze der Gemeenten, zullen wij om te beginnen, verschijnen als alle prulleblaadjes... als 't past’. De Uilenspiegels spraken zich bovendien onomwonden uit als katholiek en Vlaams-concentrationistisch. ‘Ons politiek standpunt? Wij doen noch aan struisvogelpolitiek, noch aan rollemopspolitiek, noch aan partijpolitiek, wij doen aan reaalpolitiek; de betekenis daarvan zult U wel ergens vinden in de Verhandelingen en Voordrachten van Frans Van Cauwelaert. Welke houding wij aannemen tegenover K.V.V., V.N.V., Dinaso, Rex? Wij hebben het ontwerp ter studie genomen, lijk alle weldenkende lieden, en wij verhopen binnen een tiental jaren met ons antwoord klaar te zijn... Verders zullen wij onzen gang gaan als vader Tijl, wij zullen luidkeels lachen met wat dwaas en verkeerd is en prijzen wat goed en schoon is...’Ga naar voetnoot(44). | |
[pagina 148]
| |
De laatste zaterdag van iedere maand kwamen de Uilenspiegels in hun lokaal bijeen. Evenals Bubulus Bubb in het ‘Voorwoord van de uil’ bij De Costers eerste uitgave, een juiste omschrijving gaf van de uil (en de uilin) in zes markante typeringen, zo gaf ‘Boschuil’ in het tweede nummer zijn interpretatie van ‘Uilenspiegel’ als volgt: ‘Menigeen zal zich reeds afgevraagd hebben, waar komt die naam vandaan?... Overal schrijft men over Uilenspiegel, U kunt geen dagblad lezen of U vindt er: Thyl aan het werk! Thyl verft Vlaanderen ééntalig! Het Vlaamsche Volkstooneel heeft het land door het meesterwerk “Thyl II” opgevoerd, overal spreekt men van Uilenstreken en Thyl leeft nog! Het pamflet verscheen slechts zes maal: nr. 2 op 25 april, 1937, nr. 3 op 11 juli 1937 (in geel-zwarte kleur), nr. 4 op 22 augustus 1937, nr. 5 op 12 november en nr. 6 in december 1937 (met een bijvoegsel van clubliederen in geel-zwarte druk). Bijdragen over de geschiedenis van ‘De Vriendschap’, ‘Het Bargoensch’, ‘De Terechtstelling van den hertog van Enghien’ en ‘Mark Twain’, wisselden af met Vlaams-culturele berichten en enkele narren-streken en boerden. Voor de clubbijeenkomsten schreef ‘Falco’ een ‘Uilenspiegellied’, gezongen op de maat en de muziek van het Duitse Horst-Wessel-lied. Uilenlied.
De petten op uw edle Uilenpluimen
De linten om uw eerbiedweerd'ge leen,
De pijpen boven en het bier moet heden schuimen,
Want d'Uilenspiegels zijn vandaag bijeen.
| |
[pagina 149]
| |
Wij zweren allen op ons Uilenkoppen,
Bijstand en steun voor iedre Uil in nood.
Wij zullen overal ons woord met daden toonen,
En houden steeds ons schild in onzen poot.
De Geest van Thyl en is nog niet verloren,
Maar doolt ter stede en door het Vlaamsche land.
Wij uilen zullen zijn bevelen steeds aanhooren,
En voeren z'uit te samen hand in hand.
Het valt niet te verwonderen dat de Roeselaarse karaktertrekken waarover hierboven reeds sprake, gestimuleerd door de ‘Uilenspiegelsfeer’ die in het strijdbladje en in de guitige bijeenkomsten van de club tot uiting kwamen, bij één der Uilenspiegels bevruchtend zou werken. Wij bedoelden Willem de Hazelt, alias Willem Denys. In 1936 besprak Denys in ‘De Vriendschap’ het boek van Charles De Coster. Hij was op zoek geweest naar ‘Tijl’, de mens ‘waarmede wij schermen’Ga naar voetnoot(46). In het bewogen, luidruchtige, luime, gespannen, kleurrijke, openbaar en toch vrolijke buurtleven van de Roeselaarse ‘Nieuwmarktenaars’ zag Willem Denys niet te versmaden Tijlse uitingen en Uilenspiegelse voorbeelden. Dit zou bij hem groeien tot het schrijven van een echt lokaal volksboek: ‘Peegie’, dat in 1949 verscheen en door gans het Vlaamse land in toneel, in TV en langs de radio een enorm succes kendeGa naar voetnoot(47). Evenals Tijl Uilenspiegel op het internationale literaire vlak niet alleen in ontelbare vertalingen maar ook in eigentijdise letterkundige topcreaties - zoals soldaat Svejk van de Tjechische journalist en auteur Jaroslav Hasek (Praag 1883 - Lipnice 1923)Ga naar voetnoot(48) - een eeuwige aanpassing vond, zo ook zorgde Willem Denys voor een lokaal-getinte en gemetamorfoseerde ‘Tijl’ in zijn boek ‘Peegie’. Roger Fieuw beschreef het boek als volgt: ‘Peegie’ is de triomf van de sluwheid, een populaire en twintigeeuwse variante van onze Reynaert en onze Uilenspiegel, de Vlaamsche Sancho Panza, de Vlaamse Gösta Berling, de Vlaame Toomas Nipernaadi, een tikje triviaal zoals negenennegentig procent van onze mensen, maar levend, niet alleen op papier en in de boeken, maar vooral in de verbeelding van ons volk, met de | |
[pagina 150]
| |
vitaliteit van een romanfiguur, die los van haar schepper, op grond van haar levenswaarachtigheid, een eigen bestaan is gaan leiden’Ga naar voetnoot(49). De centrale figuur ‘Peegie’, zoon van Pee en van Tanite, die evenals Uilenspiegel ettelijke malen werd gedoopt, de geboren Nieuwmarktenaar, de ‘trimard’ die steeds naar zijn Roeselaarse honk terugkeert, concentreert in zich het boertige en het luimige, het vlijmscherpe en het rake, het humoreske en het bijtende, die wij ook bij Tijl uit het volksboek en uit Charles De Coster merken. Willem Putman schreef onaar motieven uit Denys' volksboek een ‘Peegie Piot’, lustig spel in drie bedrijven en zeven taferelen (Knokke 1 augustus 1953 - 13 februati 1954)Ga naar voetnoot(50). De première van dit spel te Roeselare ging door op 28 maart 1954 in de zaal ‘Patria’, door de koninklijke toneelgilde ‘De Volksveredeling’ onder regie van Herman Vandermeulen uit Gent.. | |
Van lamme goedzak tot lamme-TijlDe Roeselaarse reïncarnatie van de volkse, oorspronkelijke Uilenspiegelfiguur in ‘Peegie’, verdreef de echte Tijl echter niet uit het Mandelsteedse literaire leven. Integendeel. Met de Rodenbachfeesten in 1956 herleefde Tijl, hoe wonder dit ook mag lijken na het totaal ontbreken van Uilenspiegel bij gelijkaardige feesten te Roeselare in 1909 en 1919. In het ‘Rodenbachspel’Ga naar voetnoot(51) van André Demedts te dier gelegenheid geschreven en onder regie van Antoon Vander Plaetse op het Polenplein opgevoerd (1, 8, 11, 15, 21 en 22 juli 1956) duikt alléén Lamme Goedzak op. Goedzaks traditioneel berusten (‘er zijn maar vier azen in de kaart’, ‘laat dood wat dood is’, ‘ik trek mij geen politiek aan’), zijn vegetatieve opvatting van het leven (‘Laten we lekker eten; laten we drinken tot we niet meer weten waar ons hoofd staat...’, ‘slapen en vergeten kan niet verbeterd worden’), zijn eeuwig bang zijn, wordt er gesteld tegen de wekroep van Wate en Verriest, om Vlaanderen te doen herleven, en tegen de verlokking van de ‘Franskiljon’ en de ‘Verleiders’. Wanneer Lamme in een gevecht tussen ‘Vlaanderen’, Egmont, Spaanse soldeniers en Franskiljons geslagen en geschopt wordt, wordt hij opstandig (‘op mijn buik hebben ze geslagen. Dàt! dàt zal ik nooit vergeten’), en preekt de Vlaamse eisen aan de revolutionairen, de | |
[pagina 151]
| |
volksvijanden en de franskiljons. De transfiguratie van Lamme is volledig bij het einde van het spel: ‘Wij aanvaarden niets meer. Wij pakken het. Omdat wij in ons recht zijn. Omdat wij de macht hebben. Omdat wij de trouw hebben hersteld’. Lamme eist zelfs het ophangen van de Franskiljon... maar zet hem op zijn ezel om hem uit Vlaanderen weg te voeren, al zingend: Weg met alwie zijn land,
zijn volk en taal minacht!
Gij hebt ons niets dan schand
en bitterheid gebracht.
Van dieredondijne,
Van dierendondon,
Weg met de franskiljon!
Deze eerder onverwachte gedaanteverwisseging van Lamme Goedzak, die nu typische Tijltrekken gaat vertonen en reeds bij Jan Bruylants aan te wijzen was, heeft Roger Fieuw (Roeselare 1920-1960) doorgetrokken en geaccentueerd in de conceptie van zijn ‘Albrecht Rodenbach. Toneelspel in drie bedrijven’Ga naar voetnoot(52). Het dramatische leitmotiv van dit stuk is de karaktertegenstelling tussen Albrecht Rodenbach en Pol De Mont. Beiden twisten over het al-dan-niet gunstig ogenblik voor een Vlaamse studentenstaking aan de Alma Mater te Leuven. Rodenbach keurt deze revolutionaire actie af. In de eerste oorspronkelijke versie liet Fieuw naast Rodenbach, De Mont en Bruwier enkele nevenfiguren optreden: o.a. een ambivalente Lamme-Tijl, liedejeszanger en vinkenier, en een kwapenninck, landloper en Bruegeliaanse schooier. Fieuw tekende Lamme-Tijl als volgt: ‘Lamme Tijl... gelijkt op een sakristijn in het zwart gekleed, met een bolhoed en met een in een brede zwarte vlinder verknoopte das. Hij is flink in de zestig, slordig, maar nog fuks te been als een veulen. Zijn gelaatskleur is hoogrood en ook zijn neus ver- | |
[pagina 152]
| |
raadt zijn voorkeur voor goede, sterke dranken. Hij heeft een olijke gelaatsuitdrukking. Hij spreekt met een lichte trilling van de kin, af en toe met kontemplatieve traagheid over hoofd en haar strijkend. Hij neemt ook graag een plechtstatige houding aan’. Lamme-Tijl zingt onbewust doch volgaarne Rodenbachs strijdliederen en kwam daarvoor voor de rechter. Bovendien deed hij de aangifte van de geboorte van zijn kind in de Vlaamse taal. Rodenbach verschaft hem de tekst van de liedjes die Lamme-Tijl laat drukken en voor het volk zingt. Gaarne zullen Pol De Mont en Rodenbach hem dan ook voor de rechter verdedigen. Op het ogenblik echter dat het dispuut tussen beide studentenleiders nopens de staking zijn climax bereikt, komt Lamme-Tijl melden dat de rechter van instructie bij hem P.V. kwam maken wegens oproerige liederen en beslag legde op de gedrukte liedteksten. Voor Lamme-Tijl is de Vlaamse kwestie zeker een sociaal probleem en dit wordt voor De Mont een doorslaggevend argument. ‘... Er zijn in Vlaanderen honderde, duizende, honderdduizende Lamme Tijls... Niet om onszelf wil vraag ik de staking, maar als een teken van verzet, een teken voor geheel het volk.’ Toch geeft Rodenbach zich niet gewonnen. Dan komt de halfbenevelde Lamme-Tijl tussenbeide: ‘Uit, amen en uit! Het bier is uit, het geld is op en morgen schijnt weer de zon. Bah!.. God schept de dag en de waard schept het bier en ik schep het geluk waar ik het vind... Gaat het niet Mijnheer Rodenbach? Maak je niet zoveel zorgen... Kijk eens naar mij, Mijnheer Rodenbach, ik heb nog nooit gelijk gehaald... Ik ben geruïneerd maar i k ben niet teneergeslagen, ik ben niet overwonnen’. Schalks smeedt hij immers nieuwe plannen om Rodenbachs liedjes toch verder te zingen. Zo zal Lamme-Tijl steeds zijn werk en wekroep verder zetten... Met Albrecht Rodenbach kwam Tijl Uilenspiegel wel degelijk te Roeselare terug... In het Uilenspiegeljaar 1968 bleef Tijl ook niet afwezig. Het internationaal Poppentheaterfesttival (mei 1968) te Roeselare ingericht door het Vlaams Verbond voor het Poppenspel, geanimeerd door Jozef Contrijn en Kor Van Lommel zorgde daarvoor. Het poppentheater ‘Donkey’ uit Leuven voerde (op 28 april 1968) ‘Tijl Torero’ uit, terwijl Kor Van Lommel met zijn Roeselaars ‘Blekkerik’ in ‘M.P. en de Pompeljier’ Tijl op Safari in Kafrika bracht (op 26 mei 68).
Dr. jur. Michiel De Bruyne |
|