Biekorf. Jaargang 71
(1970)– [tijdschrift] Biekorf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 5]
| |
[Nummer 1-2]Sente Gillis in Provenchen (Saint-Gilles-du-Gard)
| |
[pagina 6]
| |
van Brugge en Ieper, van Rijsel en Dowaai, en van Bergen in Henegouwen zonden boetelingen naar Saint-GillesGa naar voetnoot(3). De afkoopsom van die provençaalse bedevaart was in de stedelijke tarieven gesteld op 4 lb. par. te Dowaai, op 6 lb. par. te Gent, Aalst, Dendermonde en Geraardsbergen. Ieperse vonnissen klimmen naar 10 lb. par. De grafelijke Audiëntie bepaalde, als beroepshof, nogal willekeurige afkoopgelden: in haar vonnissen prijkt Saint-Gilles met een keur van 12, 20, 24, 50 en zelfs 60 pond parisisGa naar voetnoot(4). De reisroute Vlaanderen-Saint-Gilles is de reisroute Vlaanderen-Avignon, die in Biekorf 1967, 10-13 uitvoerig beschreven wordt. Een dagreis van vijf mijlen bracht de pelgrim uit Avignon (soms over de omweg van St. Michel-de-Frigolet) naar Tarascon of Beaucaire; in een tweede dagreis van weer vijf mijlen werd het graf van Sint-Gillis bereikt in de abdij en de stad van zijn naam. In de Brugse Wegwijzer van 1400 wordt de afstand Brugge-Avignon geschat op 176 mijlen, d.i. ongeveer 960 km (1 mijl = 5,5 km). Met bijvoeging van 10 mijlen komt de afstand Brugge-Saint-Gilles op 186 mijlen. De bedevaart naar Saint-Gilles behoort tot een ruime keus van ‘halve-finale’ bedevaarten, d.i. pelgrimages uit Vlaanderen die op een redemptie van 6 pond parisis gesteld zijn. Rome en Compostella, de grote bedevaarten, stonden op 12 pond en golden blijkbaar als standaard bij het tariferen van mindere bedevaarten. De helft van die som wordt het typische tariefgeld voor een gemiddelde halfweg-bedevaart. De afstanden mochten daarbij tamelijk verschillen. Zo staan op 6 pond de tochten naar Rocamadour, Le Puy, De Spelonk (Maria Magdalena in Provence), Vauvert, Marseille, Bordeaux: feitelijk al de veel bezochte heiligdommen van het Franse ZuidenGa naar voetnoot(5). De bedevaart naar Saint-Gilles is de eerste strafbedevaart uit Vlaanderen die met een metodisch historisch onderzoek vereerd werd. In het tweede deel van zijn hagiografisch standaardwerk over de heilige Egidius (Gillis) en dezes verering in het Westen (uitgegeven te Brugge in 1881), heeft kanunnik Ernest Rembry, broeder van de geschiedschrijver van Menen, een merkwaardig hoofdstuk ingelast over de bedevaarten uit de Lage Landen naar het graf van de beroemde heilige in Pro- | |
[pagina 7]
| |
venceGa naar voetnoot(6). Zijn algemene indeling (devotie-, verdrag- en strafbedevaart) is nog steeds bruikbaar. Toch verkiezen we de chronologische opstelling. Spontaan of verplicht, een bedevaart is immers in die verre eeuwen steeds een sakrale handeling. De pelgrim uit straf volbrengt zijn tocht met hetzelfde ritueel en dezelfde symbolen, onder dezelfde waarborgen van onschendbaarheid, met hetzelfde recht op onthaal en verzorging als de pelgrim uit gelofte. De bedevaart was, zoals de processie, een verlenging van de liturgie over 's Heren straten. Ook als de pelgrim een boeteling was. De chronologische schikking van al de gevallen is m.i. het voordeligst om de kultuurhistorische evolutie van het bedevaartgebruik na te gaan. | |
Pelgrimages naar Saint-Gilles1. Uit de KroniekenAan de spits van de bedevaarders naar Saint-Gilles staat, op wankele benen, onze graaf Filips van de Elzas. Hij zou in 1170 uit devotie, samen met een groot gevolg van Vlaamse ridders, het heiligdom van Sint-Gilles in Provence en de beroemde basiliek van O.L. Vrouw op de rots te Rocamadour bezocht hebben. De kroniekschrijver, Lambert van Wattrelos, kanunnik van de St.-Obrechtsabdij te Kamerijk en tijdgenoot van de graaf, is daarover uitdrukkelijk. Alleen zijn retorische stijl stemt wat tot nadenken en voorbehoudGa naar voetnoot(7). Graaf Filips erfde zeker van zijn vader Diederik een kruisen bedevaartkompleks. Hij zal ten andere als kruisvaarder de dood vinden onder de muren van Akko in 1191. De Vlaamse Kroniek laat echter zijn historische deelneming aan de kruistocht in 1190 voorafgaan door een (chronologisch moeilijk te bepalen) grootse pelgrimage uit devotie naar Jeruzalem en de Sinaïberg. Op deze Jeruzalemvaart was het dat de vroomheid van Filips beloond werd door een overwinning op een (fabelachtige) koning die hem belaagde. Filips en zijn ridders waren immers naar Jeruzalem opgetrokken met het oude ‘gegeerde’ wapen van Vlaanderen als blazoen. Bij de overwinning van Filips op koning ‘Nobilio van Abilene’ werd dezes wapen als trofee meegenomen: het stelde voor een zwarte klauwende leeuw op gouden veld en is sedertdien - steeds volgens die legende - het wapen van de graaf en het graafschap | |
[pagina 8]
| |
gewordenGa naar voetnoot(8). Aan de pelgrimages van graaf Filips zijn we dus heel wat verschuldigd... De naam van de graaf wordt ook verbonden aan een Compostellavaart die veel minder vast staat dan zijn mogelijke bedevaart naar Saint-GillesGa naar voetnoot(9). Rembry suggereerde in 1881 dat Filips feitelijk de heilige Egidius had leren kennen in de abdij van Watten bij St.-Omaars, die door zijn vader, graaf Diederik, gesticht was en waar een relikwie van de provençaalse heilige vereerd werd. Filips is dan het graf zelf van de heilige gaan bezoeken... Hoe dan ook, de devotie tot de hl. Egidius was in het grafelijke huis zeer aktueel. In augustus 1183 onderneemt gravin Margareta van Henegouwen, de eigen zuster van graaf Filips, een bedevaart naar Saint-Gilles. En na de dood van Filips is het zijn dochter Maria, echtgenote van graaf Boudewijn (IX) van Vlaanderen en Henegouwen, die in maart 1196, samen met haar nicht Mathilde, hertogin van Brabant, een ‘iter peregrinationis ad Sanctum Egidium’ onderneemt: een reis die voorspoedig verliep en, zegt de kroniek, gekenmerkt werd door veel vrome schenkingen en uitdeling van veel aalmoezenGa naar voetnoot(10). Uit dit alles blijkt dat de pelgrimstocht van 1170 naar Saint-Gilles, door Lambert van Wattrelos aan graaf Filips van de Elzas toegeschreven, als waarschijnlijk mag gelden. Hetgeen niet kan gezegd worden van de Jeruzalem- en Sinaïreis uit de Vlaamse Kroniek. | |
2. Uit oorkonden en archiefbronnenIn de volgende bedevaarten staan we op de vaste grond van oorkonden en archiefbronnen. 1274 Ieper. - Een scheidsgerecht van gravin Margareta beslecht de vete tussen de families Belle en Colemiers. De franstalige oorkonde (in het Depart. Archief te Rijsel) bepaalt dat vier zonen van Robert de Colemiers twaalf weken na hun terugkeer uit Compostella een tweede zoenbedevaart zullen beginnen ‘à Saint-Gille en Provence’. Een vijfde persoon, Laurens Brichaem, moet de weg naar Saint-Gilles opgaan vóór Kruisverheffing in septemberGa naar voetnoot(11). | |
[pagina 9]
| |
SAINT-GILLES IN PROVENCE
De westportalen naar een gravure van 1830 De krypt in de westbouw (In de diepte het graf van Sint-Gillis)
| |
[pagina 10]
| |
1291 Brugge. - De dodelijke verwonding in 1270 van de rijke poorter Jan van der Buerse had aanleiding gegeven tot een langdurig proces. Jan Uttensacke, testamentuitvoerder van de dader, aanvaardt eindelijk in een ‘zoendinc’ van 1291 de voorwaarden: de geldboete wordt hem kwijtgescholden, hij zal echter twee pelgrimages volbrengen: een eerste naar Saint-Gilles, een tweede naar Engeland (bedevaartplaats niet bepaald). Op 19 juli 1291 werd te Saint-Gilles het certifikaat van de volbrachte bedevaart aan Jan Uttensacke afgeleverdGa naar voetnoot(12). 1306 Gent. - Op 10 juni valt (te Deinze) de uitspraak in de jarenlange vete Borluut-de Visschere contra St.-Baafs-van de Kerckhove. Een gemengd scheidsgerecht, bestaande uit graaf Robrecht van Bethune en de schepenen van Gent, vaardigt een vonnis uit waarvan een van de artikelen ten laste van het geslacht van Sint-Baafs luidt: ‘Voert so sullen hare peregrinaige doen te Sente Gillis in Provenchen de persoene die hier na bescreven staen, dat es te verstane:...’ (volgen de namen van de acht medeplichtigen aan de moord op Pieter de VisschereGa naar voetnoot(13). 1319 Kortrijk. - Wouter Maisière, poorter van Kortrijk, had Katelijne, dochter van Wouter Crommelin, geslagen omdat ze graaf Lodewijk (I) van Nevers en zijn gezelschap ‘ten spele’ in haar huis ontvangen had. De grafelijke sententie zendt Wouter Maisière op bedevaart naar ‘Saint-Gille en Prouvenche’; bij zijn terugkeer moet hij een tweede bedevaart ondernemen naar ‘Saint-Andriu en Escoche’ (Saint-Andrews in Schotland)Ga naar voetnoot(14). 1316-1326 Rijsel (?). - Krachtens een overeenkomst van 1316 tussen de regent van Frankrijk - de latere koning Filips V - en graaf Robrecht van Bethune, zou Robrecht van Cassel, tweede zoon van deze laatste, ter verzoening vijf bedevaarten volbrengen, namelijk: Compostella, Rocamadour, Nostre-Dame de Vauvert, Saint-Gilles en Nostre-Dame du Puy. De vijf plaatsen mochten in ketting op éénzelfde reis ofwel op verschillende reizen bezocht worden. Robrecht van Cassel heeft te paard die vijf plaatsen in ketting bezocht en er de certificaten van meegebracht waarvan een vidimus (dd. 22 aug. 1321) in het Dep. Archief te Rijsel is bewaard geblevenGa naar voetnoot(15). | |
[pagina 11]
| |
Dezelfde Robrecht van Cassel belijdt zijn bijzondere devotie tot Sint-Gillis in zijn testament, opgesteld in aug. 1328 Ik heb, zo zegt hij, een bedevaart beloofd naar Notre-Dame du Puy, naar Notre-Dame te Vauvert en naar Saint-Gilles (drie plaatsen die hij in 1321 had bezocht); zo ik die gelofte zelf gedurende mijn leven niet kan volbrengen, dan moeten mijn testamentuitvoerders een geschikte man te paard naar die drie plaatsen zenden en hem daarvoor vergoeden; deze man zal ook in 't bijzonder in de bedevaartkerk van Saint-Gilles voor mijn zielerust bidden en er drie requiem-missen voor mij laten lezen. - Robrecht overleed in juni 1331. Zijn laatste wil betr. deze bedevaart werd volbracht, te paard, door zijn barbier Jehan van Geneve, die aan de tesaurier in Saint-Gilles de verschuldigde offeranden betaalde voor een gezongen mis in plaats van de drie gelezen missen. De gezegelde kwitancie van die betaling, gedateerd te Saint-Gilles 12 maart 1332, is eveneens in het Dep. Archief van Rijsel bewaard geblevenGa naar voetnoot(16). 1326. - Het herziene vredesverdrag van Arques tussen de koning van Frankrijk en de oproerige Vlaamse gemeenten ondertekend te Corbeil op 19 april 1326 bepaalt o.m. dat de steden Brugge en Kortrijk 300 pelgrims zullen uitzenden, waarvan 100 naar Compostella, 100 naar Rocamadour en 100 naar Saint-Gilles (en het naburige Vauvert)Ga naar voetnoot(17). 1350-1360 Gent. - Uit de tien Zoendincboeken van 1350-51 tot 1359-60 blijkt dat gedurende die periode jaarlijks gemiddeld 3 à 4 pelgrimages naar Saint-Gilles door de schepenbank werden opgelegd. De gevallen liggen, per ambtsjaar, gespreid als volgt: 1350: 3; 1351: 2; 1352: 3; 1353: 2; 1354: 7; 1355: 4; 1356: 3; 1357: 5; 1358: 5; 1359: 3Ga naar voetnoot(18). 1362 Ieper - Op 10 oktober betaalt Jan Willard van Langemark een som van 10 pond par. aan de wetheren omdat hij de hem gestelde termijn voor een strafbedevaart naar ‘Saint Gille en Provenche’ had laten verstrijkenGa naar voetnoot(19). 1370 Gent. - Het proces van de kinderen van Zegherscapple wegens onrechtmatige aanklacht tegen de heer van Hekelsbeke krijgt zijn beslag voor de grafelijke Audiencie: Casin van Zegherscapple zal volbrengen ‘over hem ende sine broederen | |
[pagina 12]
| |
ene pelgrimage ter eeren van den here van Hekelsbeke t'Sinter Gilles in Proveneen’, aan te gaan zes weken na vermaanGa naar voetnoot(20) 1372 Gent. - Een grafelijke zoenclinc beslecht de vete tussen Ghildolf van Gruuthuse en Jan van Molenbeke: deze laatste krijgt twee bedevaarten te volbrengen, ene naar O.L. Vrouw van Napels, de andere naar Saint-Gilles. Zijn medeplichtigen, Pieter van de Stalle en Thielman Camerlinc, moeten alleen optrekken naar Saint-Gilles en uit die plaats ‘goede ende soffisante brieven’ meebrengenGa naar voetnoot(21). 1373 Gent. - Wouter van Stavle en Hannin de Varsche hadden Jan Eylghoot, beridere (bereden gerechtsdienaar) van de graaf beledigd. Door de Audiëntie worden ze allebei veroordeeld tot het volbrengen van een pelgrimage naar ‘Sente Gilles in Proventien’. De redemptie ervan is gesteld op 12 pond parisisGa naar voetnoot(22). 1373 Gent. - Pieter Gabriel had, in het bijzijn van de heren van de Audiëntie, Clais Osekin voor een leugenaar uitgescholden. Die belediging van de wet kost hem een extra: hij moet volbrengen ‘eene pelgrimage t' Sinte Gillis in Provincien... ende daerof goede letteren bringhen, dat hi de pelgrimage ghedaen sal hebben met sijns selfs live, up de paine van 50 lb. par.’Ga naar voetnoot(23). 1375 Male-Brugge. - Een grafelijke zoendinc beslecht de vete tussen Lippin de Scepere c.s. en Bouden van Caerlewijc c.s. Bouden krijgt voor zijn deel een pelgrimage ‘t'Sinte Claus in Warangeville’ (bij Nancy), geschat op 15 pond par. en daarenboven nog een bedevaart naar Saint-Gilles, afkoopbaar tegen 24 pond. 1375 Ieper. - Jan Aendevoet had met vier medeplichtigen, alle uit Pitgam, de baljuw van dit dorp overvallen. Op strafeis van de baljuw van St.-Winoksbergen zenden de heren van de Audiëntie Jan Aendevoet naar O.L. Vrouw van Lübeck, een bedevaart van 3 pond groten (36 lb. par.), terwijl zijn medeplichtigen worden uitgezonden naar Marseille, Saint-Andrews, Rocamadour en Saint-Gilles, vier plaatsen die op 20 pond parisis gesteld warenGa naar voetnoot(24). 1378 Gent. - Wegens scheldwoorden aan het adres van Joncvrauwe Jane van Tetighem, echtgenote van Gillis Hantschoewarkers wordt Segher Tane door de Audiëntie veroordeeld tot een pelgrimage ‘t'Sin1te Gillis in Provincien’. De afkoop- | |
[pagina 13]
| |
som is 5 pond groten (60 pond par.), het hoogste bedrag voor een Sint-Gillisvaart dat we hebben ontmoetGa naar voetnoot(25). 1383 Dowaai. - Bij zijn eerste intrede in deze stad ontvangt graaf Lodewijk van Male, naar aloud gebruik, een aantal ballingen ‘in genade’. Op de 26 kwijtgescholden bedevaarten staat Saint-Gilles aan de top met 8 vonnissen; onder de zes andere plaatsen is 4 het grootste cijferGa naar voetnoot(26). 1385 Ieper. - De drapier Tristran Scorbrook had de ‘pertsenaers’ (opzichters van de lakenhandel) met scheldwoorden beledigd, hetgeen hem voor de schepenbank bracht met als uitspraak een bedevaart naar Saint-GillesGa naar voetnoot(27).
Rome, Compostella en Saint-Gilles zijn de drie bedevaarten die in Oud-Vlaanderen reeds vóór 1300 bekend waren. Het dichtst bij die topnamen komt Saint-Andrews in Schotland, dat in 1319 genoemd wordt. Afgezien van de grafelijke devotiebedevaart van Filips van de Elzas en van de prinsessen van het grafelijk huis Vlaanderen-Henegouwen in de 12e eeuw, liggen in de 13e eeuw een drietal zoenbedevaarten die van een grafelijk scheidsgerecht uitgaan (1274 Ieper; 1291 Brugge; 1306 Gent, praktisch bij de 13e eeuw te rekenen). De oudste getuigenissen van Vlaamse bekendheid met Saint-Gilles in Provence zijn alle enigszins verbonden met ons grafelijk Huis. Zo Albertus van Aix, de auteur van een Historia van de (eerste) kruistocht naar Jeruzalem en tijdgenoot van deze onderneming, geloofwaardig is, dan zou die Vlaamse bekendheid opklimmen tot ver over Filips van de Elzas en behoren tot de eerste kruistocht zelf. Een vloot van kruisvaarders uit de Lage Landen, namelijk uit Antwerpen, Tiel, Friesland en Vlaanderen is in 1096 komen aanleggen in de haven van Saint-Gilles. Deze expeditie uit het Noorden sloot zich aan bij de vloot van Provence die er door graaf Raymond van Saint-Gilles, graaf van Toulouse en markies van Provence, was samengebrachtGa naar voetnoot(28). Occitaniërs en Flandrenses hebben aldus samen de Middellandse Zee overgevaren om te landen in Laodicea. Tot zover het getuigenis van de provençaalse kroniekschrijver. Saint-Gilles wordt natuurlijk in de oudste tarieflijst (1338 Oudenaarde) opgenomen en blijft in de praktijk voor onze schepenbanken als voor de grafelijke Audiëntie tot omstreeks 1390. Daarna verdwijnt de provençaalse pelgrimage uit de gerechtelijke praktijk, hoewel ze nominaal in de tarieflijsten van | |
[pagina 14]
| |
Gent, Aalst en Dendermonde standhoudt. Zoals een groot deel van de plaatsen uit die lange versies, wordt Saint-Gilles alleen nog de expressie van een bepaalde geldboete. Het wegvallen van Saint-Gilles in de Vlaamse praktijk hangt niet samen met de achteruitgang van de stad of van de abdij: deze achteruitgang was feitelijk reeds omstreeks 1250 ingezet. Onze Vlaamse strafbedevaarders van de 14e eeuw hebben (onbewust) de stad Saint-Gilles alleen aanschouwd in het herfsttij van haar stagnatie en verkwijningGa naar voetnoot(29).
Brugge is de enige stad in Vlaanderen waar een van de oude parochiekerken de naam draagt van de provençaalse heremiet. Niemand minder dan de grote bisschop van Doornik, Walter van Marvis († 1252), is hier waarschijnlijk de naamgever geweest. In zijn bisdom (waaronder het aartsdiakonaat Brugge behoorde) behartigde hij een nieuwe inrichting van het parochiewezen. Brugge kreeg alsdan (ca. 1242) in het noordelijk gebied ‘bachten wyc’ een bediende hulpkapel, toegewijd aan de heilige Egidius; uit die stichting zou in de volgende eeuw de nieuwe Sint-Gillisparochie groeien. Men mag aannemen dat Walter van Marvis de naam van die stichting heeft geïnspireerd: met het beroemde bedevaartklooster van Saint-Gilles was hij immers overbekend daar hij, gedurende de jaren 1231-1233, als pauselijk legaat in Languedoc-Provence was werkzaam geweest voor het herstel van de ortodoxie (strijd tegen de Albigenzen)Ga naar voetnoot(30). De geïsoleerde inplanting van Egidius-Gillis als parochienaam in Brugge gebeurde feitelijk via een persoonlijke aansluiting Provence-Vlaanderen van de Doornikse bisschop Walter van Marvis. Met zoen- en strafbedevaart naar Saint-Gilles heeft die naamgeving niets te makenGa naar voetnoot(31). Als persoonsnaam heeft Gillis in het romaanse en germaanse taalgebied (met inbegrip van Engeland!) een ruime verspreiding gekend. De bekendheid gedurende de periode 1300-1450 van de aristokratische Egidius (waer bestu bleven?), vooral echter de frekwentie van Gillis (als populaire vorm en roepnaam in talrijke varianten) moet zeker samenhangen met de faam die Saint-Gilles vanouds als bedevaartoord in de ridderwereld en in het burger- en volksleven in Oud-Vlaanderen verworven had. A. Viaene | |
[pagina 15]
| |
Bijlage
|
|