Biekorf. Jaargang 70
(1969)– [tijdschrift] Biekorf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 329]
| |
De liefdadige stichtingen van de Brugse poorter Daniel Coudekueken
| |
[pagina 330]
| |
nog land te MonnikeredeGa naar voetnoot(8). Hij bezat ook een landhuis: e OostkampGa naar voetnoot(9). In 1374 verschijnt Daniël Coudekueken voor de grafelijke Audiencie, als een van de voogden van de kinderen van Denys van den Ackere wegens een schuld die aan deze kinders niet werd betaald in het Ambacht van St.-WinoksbergenGa naar voetnoot(10). Zijn liefdadige stichtingen in Brugge en randgemeenten, te Damme, Sluis, Aardenburg en Ieper, laten besluiten dat hij veel in deze steden verkeerde en waarschijnlijk koopman was. Te Ieper had hij misschien familieleden, want in de Ieperse stadsrekeningen wordt een lakenverkoopster Kateline Coudekueken vermeld, eerst in 1327, waar zij 2 sch. accijnsrechten betaalt voor de stadswallen. Ditzelfde jaar leverde zij voor 5 lb. 7 sch. 3 d. weefstoffen aan de stad ‘ten taergen bouf mede te verhudene’, 't is te zeggen om de schilden te overtrekken, ‘ende banieren of te maken ten zelscotters bouf’. En in het volgende jaar leverde zij opnieuw voor 16 sch. ‘canevaech’ (kanefas) aan de stadGa naar voetnoot(11). Wat ook opvalt is de stichting van vier jaarlijkse bedelingen voor samen 12 lib. par. aan de armen van de parochie Lotenhulle, en één jaarlijkse bedeling van 6 lb. par. aan de dis van de niet ver van daar gelegen kerk van Meigem. Was hij of zijn familie misschien afkomstig uit Lotenhulle, of zoals hij schrijft uit ‘Loo bij Poucke’? Aan de kerk van Lotenhulle schonk hij een ciborie. Daniël Coudekueken moet overleden zijn korte tijd vóór 1380. Onder de bewaarde charters is een stuk van 16 maart 1385, waarbij de prior en de communiteit van de Carmers te Gent aan Gillis Hoste, poorter van Brugge, mits betaling, een graf toestaan in de kerk van het klooster voor Jacob Coudekueken ‘die ghisel staerf binnen Ghend’, alsook voor de familieleden van deze laatste die aldaar wilden begraven worden. Iedermaal er een lid van de familie aldaar begraven wordt, zal er een vigilie en een mis gezongen worden voor de overledenen. Jacob Coudekueken was samen met Gillis Hoste, een van de gijzelaars die de stad Brugge aan Gent had moeten leveren, nadat de Bruggelingen en graaf Ladewijk van Male op het Be- | |
[pagina 331]
| |
verhoutsveld te Oedelem verslagen waren op 3 mei 1382. Na de slag op de Goudberg bij Westrozebeke op 27 november 1382, hadden de Bruggelingen zich aan de graaf onderworpen maar Gent bleef de strijd volhouden tot aan de vrede van Doornik op 18 december 1385. Zolang werden de Brugse gijzelaars aldaar vastgehouden. Jacob Coudekueken was waarschijnlijk de zoon van Daniël Hij wordt vermeld in de Brugse stadsrekening van 1379Ga naar voetnoot(12). En op 24 februari 1380 was hij een van de wettelijke deelmannen van het Carmerszestendeel of sectie F. te Brugge, waar Daniël en hij zelf woondenGa naar voetnoot(13). In 1383, gedurende zijn ballingschap te Gent, werden van hem door de baljuw van Damme, negen vaten wijn aangeslagen en verkocht ten voordele van de graaf, omdat Jacob verbleef in vijandelijk gebiedGa naar voetnoot(14). Daniël Coudekueken was verwant met de grote Brugse familie Dop. In een akte van 31 augustus 1488 sluiten Loy en Gillis Dop, als afstammelingen van Daniël Coudekueken, een overeenkomst met de dismeesters van de O.L. Vrouwkerk te Brugge over het kapitaal van de jaarlijkse bedeling door Daniël gesticht in deze kerk op 13 juli 1369Ga naar voetnoot(15). En onder de bewaarde charters is er een akte van 30 maart 1393, waarbij Adelise, de weduwe van Pieter Dop, gedurende zes jaar een jaargetijde sticht in de kerk van O.L. Vrouw te Sluis voor de zielerust van Souden Zoets, en een andere akte uit het jaar 1426, waarbij de pastoor van St. Walburga te Brugge een grafstede toestaat in het koor van zijn kerk aan Pieter Dop en aan zijn vrouw Baerbele Vos. | |
II. De stichtingen van Daniel CoudekuekenIn een stuk geschreven in de zeventiende eeuw en bewaard in de farde CoudekuekenGa naar voetnoot(16), staan al de stichtingen voor de armen die Daniël Coudekueken gefundeerd heeft in kerken van het graafschap Vlaanderen: ‘Dit naervolghende sijn alle de daeghen dat men schuldigh is te stellen ende te cleeden alle de disschen die d'heer Daniel Coudekueken beset ende ghefondeert heeft binnen den lande van Vlaenderen...’ | |
[pagina 332]
| |
1. In de kerk van O.L. Vrouw te Aardenburg, drie dissen: op St. Ka terine (25 nov.), op Dertiendag (6 jan.) en op O.L. Vrouw Boodschap (25 maart). Ieder dis moest bestaan uit 58 ‘proven’, ieder voor een waarde van 2 gro.; samen 1 lb. 8 sch. gro. of 16 lb. 16 sch. parisis (Akte van 16 sept. 1370). 2. In de kerk van O.L. Vrouw te Brielen bij Ieper, één dis van 5 lb 2 sch. 3 hallingen parisis (Akte van 22 febr. 1374). 3. In de kerk van O.L. Vrouw te Brugge, één dis op St. Andreas 130 nov.) voor een waarde van 10 sch. gro. of 6 lb. par. (Akte van 13 juli 1369). 4. In de kerk van het Godshuis van de Potterie te Brugge, drie dis sen: op O.L. Vrouw Lichtmis (2 febr.), op O.L Vrouw Boodschap (25 maart), en op de zondag van de Triniteit (eerste zondag na Sinksen) ieder dis voor een waarde van 7 sch. gro., samen 21 sch. gro. of 12 lb 14 sch. 2 den. par. (Akte van 23 okt. 1370). 5. In de kerk van St. Gillis te Brugge, één dis op de zondag na Pasen, voor een waarde van 8 lb. par. 6. In de kerk van St. Jacob te Brugge één dis voor een waarde van 10 sch. gro., op de veertiende dag na St. Thomas in de winter (4 jan.); samen 6 lb. par. 7. In de kerk van Sinte Katerine buiten Brugge, twee dissen: de dertiende dag na Pasen en de vrijdag na Allerheiligen, ieder ter waarde van 12 sch. 6 gro., samen 25 sch. gro. of 15 lb. par. (Akte van 9 juli 1369). 8. In de kerk van St. Pieters-op-de-Dijk, nu ingelijfd bij Brugge, twee dissen, op St. Vincent (22 jan.) en op de zaterdag na de Grote Vastenavond, ieder dis voor een waarde van 5 schel. gro., samen 10 sch. gro. of 6 lb. par. 9. In de kerk van St. Salvator te Brugge, twee dissen: op de maan dag na Halfvasten en op de maandag na Palmzondag, ieder dis van 10 schel. gro., samen 12 lb. par. (Akte van 25 juli 1369). 10. In de kerk van St. Walburge te Brugge, één dis van 8 sch. 4 gro. of 5 lb. par., op St. Thomas vóór de winter (21 dec.). 11. In de kerk van O.L. Vrouw te Damme, twee dissen: op St. Vincent en op St. Pieters ingaande oogst (1 aug.), ieder dis voor een waarde van 10 sch. gro., samen 20 sch. gro. of 12 lb. par. (Akte van 29 juni 1374). 12. In de kerk van St. Katelijne buiten Damme, twee dissen op St. Vincent en op 1 augustus, ieder voor een waarde van 10 sch. gro., samen 12 lb. par. (Kopie van de akte van 29 juni 1374 in de farde Coudekueken). 13. In de St. Niklaaskapel te Damme, twee dissen, op St. Vincent en op 1 augustus, ieder dis voor een waarde van 10 sch. gro., samen 12 lb. par. (Kopie van de akte van 29 juni 1374 in de farde Coudekueken). 14. Bij de armendis van St. Leenaert in de kerk van Dudzele, twee dissen: op St. Vincent en op 1 augustus, ieder dis voor 10 sch. gro., samen 12 lb. par. (Akte van 29 juni 1374). 15. In de kerk van St. Jacob te Ieper één dis van 5 lb. par., op 6 december. 16. In de kerk van St. Maarten te Ieper, één dis op St. Niklaas (6 dec.) ter waarde van 5 lb. 4 sch. 3 den. par. 17. In de kerk van St. Michiels te Ieper, later verdwenen, één dis van 5 lb. 4 den. par. op 6 dec. 18. In de kerk van St. Niklaas te Ieper, één dis van 5 lb. 15 den. 2 poitevin par. op 6 dec. (Akte van 22 febr. 1374). 19. In de kerk van St. Pieter te Ieper, één dis op 6 dec. van 5 lb. par. (Akte van 22 febr. 1374). 20. In de kerk van St. Niklaas te Koolkerke, drie dissen op de zon- | |
[pagina 333]
| |
dag na Nieuwjaar, op Palmzondag en op Sinksen, ieder ter waarde van 8 sch. 4 gro., dus samen 25 sch. gro. of 15 lb. par. (Akte van 4 aug 1369). 21. In de kerk van lotenhulle (Loo by Poucke) vier dissen, op Dertiendag, op O.L. Vrouw Lichtmis, op O.L. Vrouw Boodschap en op Allerheiligen, ieder voor een waarde van 5 sch. gro., dus samen 20 sch. gro. of 12 lb. par. 22. In een niet bepaalde kerk van Rijsel, één dis op de tweede maandag na Grote Vastenavond, met 56 ‘proven’, ieder van 2 gro., samen 9 schel. 4 gro. of 5 lb. 4 sch. par. 23. In de kerk van St.-Jan buiten Ieper, één dis van 5 lb. 2 sch. 3 hallingen par., op 6 dec. (Akte van 22 febr. 1374). 24. In de kerk van St.-Kruis buiten Brugge, twee dissen, op de dertiende dag na Pasen en op de vrijdag na Allerheiligen, ieder dis voor een waarde van 12 sch. gro., samen 25 sch. gro. of 15 lb. par. 25. In de kerk van Meigem moest op iedere St. Maartensavond (10 nov.), 6 lb. par. uitgedeeld worden ‘in al sulcken goede als den aermen meest ten proffyte magh’. 26. In de kerk van St.-Michiels bij Brugge, twee dissen, op Pasen en O.L. Vrouw Onbevlekt (8 dec.), ieder van 5 sch. gro., samen 6 lb. par.Ga naar voetnoot(17). 27. In de kerk van O.L. Vrouw te Sluis, twee dissen, op de maandag na Dertiendag en op de zaterdag na Grote Vastenavond, ieder van 58 ‘proven’, ieder voor een waarde van 2 gro., samen 19 sch. 4 gro. of 11 lb. 12 sch. par. (Akte van 31 aug. 1370). 28. In de St. Janskerk te Sluis, twee dissen, de maandag na Dertiendag en de zaterdag na Grote Vastenavond. Ook hier bestond ieder dis uit 58 ‘proven’, ieder van 2 gro., samen 11 lb. 12 sch. par. 29. Daarenboven schonk Daniël Coudekueken ‘te Sincte Pieters te Oostkercke’ 31 groten en 21 miten per jaar, alsook een rente op vier lijnen en 91 roeden. Deze rente van 40 sch. gro. werd later gelost ‘ter actiever behoef’. 30. Op 14 dec. 1375 schonk Daniël een ciborie aan de kerk van Lotenhulle. 31. Hij stichtte op 23 december 1360 de ‘schelle messe’ in de kerk van de Potterie te Brugge. Deze moest dagelijks gecelebreerd worden bij zonsopgang. Van deze stichting blijft nu nog één jaarlijkse gelezen mis over in de kerk van de PotterieGa naar voetnoot(18). Het totaal van de jaarlijkse renten voor al de stichtingen van Daniël Coudekueken, met uitzondering van de laatste drie, nrs 29-31, bedraagt 279 lb. 9 sch. parisis, een belangrijke som. | |
III. Beheer en uitvoering van de stichtingenWij vinden slechts één akte waarin de rentevoet bepaald wordt voor het kapitaal dat gestort was voor een van de stichtingen van Daniël Coudekueken, namelijk bij de aflossing van de eeuwige rente voor de bedeling gesticht in de Brugse O.L. Vrouwkerk. Op 24 appril 1486 werd deze rente afgelost en de afstammelingen van Daniël Coudekueken ontvingen een ka- | |
[pagina 334]
| |
pitaal van 9 lb. gro. (of 108 lb. par.) voor een jaarlijkse rente van 7 sch. 6 gro. (of 4 lb. 10 sch. par.). De rentevoet was de penning 24 of 1 penning op 24 penningen kapitaal, wat een rentevoet geeft van 4,17%. Indien wij het totaal van de jaarlijkse renten van de liefdadige stichtingen gefundeerd door D. Coudekueken, namelijk 279 lb. 9 sch. par., berekenen volgens de rentevoet van 4,17%, dan komen we tot een kapitaal van 6.706 lb. 16 sch. par. Gewoonlijk echter was de rentevoet hoger, namelijk aan de penning zestien of 6,25%: dan zou het gestorte kapitaal slechts 4.471 lb. 4 sch. parisis bedragen. Wat nog een zeer grote som was in de 14e eeuw. Al deze renten waren bezet op onroerende goederen, waarvan enkele behoorden aan Daniël Coudekueken zelf. B.v. op negen huizen onder klein en groot in de nieuwe Engelse straat te Brugge (Stichting in de kerk van Koolkerke), op een huis langs de Potterierei en op een ander huis op de noordoosthoek van het Genthof, rechtover de Carmersbrug (Stichtingen voor de kerken van O.L. Vrouw en St. Katerine te Brugge), op de helft van drie huizen langs de Potterierei (voor de kerk van St. Salvator), op een hurs langs de Potterierei en op al de huizen van de Elizabeth Zorghestraat (Stichting voor de erk van St.-Michiels bij Brugge), op verscheidene stukken grond te Aardenburg (Stichting voor de kerk van Aardenburg) en op een huis bij de Oostspeie te Damme (Stichtingen te Damme en te Dudzele). Andere renten waren bezet op huizen en stukken grond die aan anderen toebehoorden: te Ieper op huizen in het St. Niklaasstraatje en in de Montstrate, op een huis gelegen bij het kerkhof van St. Maarten over de Yper, op een huis in de Zuidstraat, op een huis in de Ghimmincstrate, op een huis in de Meersch, op een huis rechtover de Halle en gelegen over de Yper, op het huis van een ‘cabarethoudere ’ op de zuidzijde van de Markt, op land buiten de Madelene langs de Torhoutstrate, op een stuk land buiten de Diksmuidepoort, op vier ‘cameren’ in de Diksmuidestraat en op een huis op de noordzijde van de markt, dit alles in de stad Ieper. Daniël Coudekueken kocht renten. Een ervan staat vermeld in de kalender van de stichtingen: ‘Jnt jaer ons Heeren als men schreef duijst drije hondert ende negenensestigh, op den sessentwintichsten dagh van november. Copie van de saerter van vier ponden grooten erfvelijcke renten tsiaers die dheer Jan de Buijsere vercochte Daneel Coudekueken’. In het eerste cartularium van de armendis van de kerk van St. Gillis te Brugge, waar Daniël Coudekueken een jaarlijkse bedéling had gesticht voor een waarde van 8 lb. par., staat een akte van 2 januari 1344, waarbij Daniël en zijn vrouw Gillote | |
[pagina 335]
| |
verkopen aan Willem Melise, ‘den wild werkere’, een huis ‘met eenre camere der neffens staende’ in de Jan Boninstraat tegen een jaarlijkse rente van 8 lb. par., ‘eeuwelijcs ende ervelijcx chins elkes jaers’. Willem Melis en Machteld zijn vrouw en hun nakomelingen moeten het huis en de kamer behoorlijk onderhouden, ‘te houden staende ghehaefdich van weeghen ende van dake jeghen wijnd ende water, ende altoos te beterne ende niet te haerghene’. Verder moeten zij nog binnen de twee eerstvolgende jaren aan het huis herstellingen uitvoeren voor een bedrag van 40 sch. groten (24 lb. par.). Voor dit alles hadden zich borg gesteld: Willem de Inghelsche, wildwerker, Olivier van de Oudmeersch en zijn broer Gillis. Op 7 mei 1369 schonk Daniël Coudekueken deze eeuwige rente van 8 lb. par. aan de dis van de kerk van St. Gillis om ermede een jaarlijkse bedéling aan de armen te verrichten. In 1413 stond de toenmalige eigenaar Lodewijk van Doorneke twee jaar rente (16 lb. par.) ten achter. Op 22 nov. van dit jaar, in het bijzijn van twee schepenen, sloeg priester Jan f. Clais, dit huis aan voor de dis van St. Gillis. En door vonnis van de Brugse schepenen in dato 12 december 1413 kreeg Lodewijk van Doorneke twintig dagen tijd om zijn achterstallige schuld evenals de gerechtskosten te betalen. Daar hij niet kon betalen ging de eigendom van het huis in de Jan Boninstraat over op de armendis van de kerk van St. Gillis te BruggeGa naar voetnoot(19). Bij de stichting van de bedélingen verklaarde Daniël Coudekueken dat hij de stichting fundeerde ‘over de ziele van Danieel Coudekuekene’, ofwel ‘ende dit in verlatenessen van den zonden van ser Danieels vorseit ende alle der ghoone daert of commen es, twelke men den aermen zal gheven te kennen te biddene over hemlieden’. Daarentboven werd voor de bedélingen te Brugge en in de randgemeenten bepaald: ‘ende voort den voorseiden Danieele Coudekuekene ende zinen naercommers te latene wetene altoos als men de vorseide dischen cleeden sal’. De stichting in de kerk van St.-Michiels bij Brugge, die dagtekende van 20 augustus 1369, werd, op aanvraag van de afstammelingen van Daniël, door de dismeesters bevestigd op 1 maart 1484. En hier zien wij hoe deze uitdelingen gebeurden. De stichting bestond uit twee dissen uit te delen op 8 december en op Pasen. Ieder dis telde twintig ‘provenden’, ieder ter waarde van 3 gro. ‘ende dit met alzulker spyse als den dach getijdich wesen zal’. Iedermaal moesten de afstammelingen van Daniël 's avonds voordien verwittigd worden dat de uitdeling zou gebeuren, en moesten hun acht van de twin- | |
[pagina 336]
| |
tig loden tekens, die ieder recht gaven op een provende, overhandigd worden om deze te schenken ‘den aermen daen hemlieden best van nooden dyneken zal’. De twaalf overige provenden werden dan door de dismeesters uitgedeeld aan de armen van St.-Michiels. Deze stichting was oor9pronkelijk bezet op een huis aan de Potterierei en op een reeks huizen in de Elizabeth Zorghestraat, alsook op een huis in het Genthof. De eeuwige rente werd later afgelost en met het geld ervan kochten de dismeesters van St.-Michiels op 24 maart 1486, een nieuwe eeuwige rente van 10 sch. gro. bezet op twee gemeten land met de huizen en de bomen die erop staan te St.-Michiels, west van de kerk en langs de heerweg. Daarvoor werd door de dismeesters op 6 april 1494 een nieuwe akte opgesteld voor de afstammelingen van Daniël Coudekueken. Deze afstammelingen worden niet met naam genoemd, maar de stiefvader van Jan van Overtvelt, de toenmalige heer van Tillegem, komt in de akte tussen. Was de heer van Tillegem misschien een afstammeling van Daniël Coudekueken? Dit zou verklaren waarom bij de charters van Coudekueken ook drie charters te vinden zijn van de heerlijkheid Tillegem, o.m. de verkoopakten van deze heerlijkheid in 1285Ga naar voetnoot(20). Nog in de achttiende eeuw bleven de afstammelingen van Daniël Coudekueken waken over deze fondaties. Waarschijnlijk werd de herinnering eraan bewaard omdat voor een deel ervan de afstammelingen moesten verwittigd worden ieder maar er een bedéling ophanden was. In de farde Coudekeuken bevindt zich het afschrift van een overeenkomst gesloten op 17 december 1706 tussen de dismeesters van St.-Michiels enerzijds en Cornelis en Jacques Dhont, alsook Ignatius Macobs ‘ende consoorten, hoors ende naerkommers van dheer Daneel Coudekueken’ anderzijds. De dismeesters volgden niet getrouw de regels van de stichting, o.m. werden de afstammelingen van de stichter niet meer verwittigd iedermaal een bedéling zou plaats hebben, en werden hun ook niet meer acht van de twintig loden telkens ter hand gesteld. Het zou komen tot een proces voor de Raad van Vlaanderen, maar door de tussenkomst van kanunnik Franciscus de Baillencourt, de latere elfde bisschop van Brugge, werd een overeenkomst gesloten. In plaats van twee dissen op 8 december en op Pasen, zou ieder jaar slechts één enkele bedéling gebeuren, namelijk op tweede Paasdag. Dit zou de vorige dag aan de nakomelingen van de stichter worden medegedeeld, | |
[pagina 337]
| |
aan dewelke acht tekens voorbehouden waren. Deze reductie tot één enkele bedéling was zeker het gevolg van de bestendige devaluatie van de munt sedert XIVe eeuwGa naar voetnoot(21). Ook de eeuwige rente van 10 sch. gro. ten voordele van de dis van de O.L. Vrouwkerk te Brug>ge om aldaer twee bedélingen per jaar te verrichten, werd afgekocht op 24 april 1486. De afstammelingen van Daniël Coudekueken, namelijk Loy en Gillis Dop schonken het geld van de afkoop, 9 lb. gro., aan de dis van de O.L. Vrouwkerk te Brugge om ermede verder één dis te kleden op St. Andriesdag. Deze bedéling zou bestaan uit dertig provenden van 3 groten ieder, samen voor 7 sch. 6 gro. (9 lb. par.), maar de loden tekens ervan moesten 's avonds te voren gezonden worden naar de afstammelingen van Daniël Coudekueken, die dan zelf de provenden zouden uitdelenGa naar voetnoot(22). Wat er eigenlijk aan de armen werd gedeeld in deze stichtingen vinden wij slechts aangegeven in de akte van 16 nov. 1370 voor de dis van de kerk van O.L. Vrouw te Aardenburg: ‘elke provende weerd wesende twee peneghe groter tornoyse, in brode, jn vleessche jof in vissche jof in andren dinghen dies den vorseiden vooghden (dismeesters) oorboorlix dinken zal ter aermer bouf hemlieder daer mede te sustineerne...’. Deze talrijke stichtingen bewijzen dat er, in de tweede helft van de veertiende eeuw te Brugge, niettegenstaande het begin van het economisch verval, noch vermogende burgers waren die een deel van hun fortuin met een (voor hun tijd) aktueel sociaal en caritatief besef wisten te besteden. Jos. De Smet |
|