Zantekoren uit Rollegem-kapelle
Doendigaard: bij ons gezegd voor ‘een die doende (vol beweging, woelig) is. Zoals ook te Bavikhove: ‘Dat is een doendigaard, hij 'n kan nooit gerust zijn’ (Loquela). Maar in 't Kortrijkse hoort men ook doenderik.
Klabetters: levenhouders, doendigaards. ‘M'n zeuns zijn klabetters’. Hetzelfde als: ‘zijn kastaars’.
Pote: een handvol. Een pote graan, een pote noten, een pote geld. Maar bij ons is een tros druiven altijd ‘een pote druiven’, terwijl Kortrijk en ommeland zeggen ‘een krabbe druiven’.
Krieken. Vleeskrieken en zure krieken, 't zijn al krieken, kèzen kennen we niet. Wel echter krekken, een soort kleine groene pruimen.
m.d.