gels liggen los en zouden opgelicht worden. Hij riep bijtijds. ‘Zeg vrouwe hoe verre staat g'al met uw bakte? de oven gaat allichte heet genoeg zijn!’ Hij stond op hete stenen om er vanaf te zijn, doch moeder stoorde zich daar niet aan. Als 't brood genoeg gerezen was overwreef ze nog eens de bovenkant met wat zwarte koffie om schone bruin te zien en weer ging vader op: ‘'t Is nu zekers haast gedaan met dat trutselen, de oven is gereed, witlaaiend!’ en ze zouden zelfs in 't gestrijd gekomen zijn, want moeder was voor goed doorbakken en vader verkoos lichtgebakken brood, en dat viel bovendien profijtig voor hem in 't stoken en in het hout.
De smaak van 't brood hing ook af van 't seizoen: verse nieuwe terwe was te danig veel beter, dat gaf een echte notesmaak, maar die goede smaak ging al verloren achter nieuwjaar. Geschoten terwe - na een regenseizoen - scheidt altijd van de kaste, elk moest een brakke brood pakken en 't is schadelijk in 't vetspreiden, alzo lag heel de tafel vol brokkelinge. 't Was ook schadelijk als wij bij korteresse van brood dat nieuwbakken aten. Moeder had het wel buiten op de vensterbank te koelen gezet, maar 't scheidde toch van de kaste bij 't snijden en daarom werd eerst de avekoek verdeeld om de grootste honger te blussen.
In hete zomers kost het brood op het einde van de week beginnen te rekken en te draden of te beschimmelen. Moeder redde dan wat ze kost, schreepte af, spreidde gildig vet, doch als het al te vele schol werd de rest in de zwijnskuip gesmeten. Bakker Plasschaart van de plaatse te Beernem beweerde dan: ‘Maar bazinne, waar dat ge mee verlegen zijt! Kijk een keer, Milleke Allaart bewaart zijn brood drie weken lang in een slaaplaken! mijn hond zou er niet meer willen van eten en Milleke blinkt algelijk van gezondheid’.
Ha ja 'k moet nu van de kermesse vertellen. Wel hoe arm dat de mensen ook mochten zijn op de Gevaarts, met de kermesse bakten ze koekebrood of krentebrood. Maar 'k zou best eerst vertellen van thuis bij ons, want tante Amelie, de rentenierster van de plaatse, kwam moeder helpen voor de kermesbakte. Moeder bezorgde 't koekebrood: effen en krentebrood van elks de helft. Koekedeeg moest niet veel gekneed worden, juiste een beetje geduwd, 't is te zachte van fijne blomme, boter en eiers. Van de reste en de schrepeling maakte moeder nog een klein broodje om warm weg een keer te proeven. Tante Amelie zorgde voor de taarten, een hele oven taarteblekken, en ziJ bracht haar gerief mee in een zwart mandeke: taarteralier en snijwielke met nog 't een en 't ander.
Moeder had voordien appelmoes gereed gemaakt van rode kallevientjes met veel suiker, maar zij hield toch staande: