l'ancien Picard, Parijs, 1951, 97-98). Zo begrijpen we dat aan Frans oignon Wvl. andzjoen beantwoordt en dat de Rom. gemeentenaam Luingne (let hier ook de kombinatie van de twee spellingen voor de gemouilleerde n, nl. ng + gn) in het Kortrijkse als loendzje wordt uitgesproken. Zo evolueerde de Franse familienaam Cagnard, Cagniard, Caignard (uit Lat. canis ‘hond’, een bijnaam dus) tot ons Keingaerd.
Baeyngaert gaat bijgevolg terug op evtl. Baignard, dat zelf tot een Germaanse naam te herleiden is: Bain-hard, Bein-hard (Förstemann). Het eerste element van deze -hard-naam vinden we terug in Baginus, Bainus, Beinzo (Gysseling-Koch, Dipl. Belgica, p. 12, 7, 217). Een echte oude Nederlandse vorm van de naam vinden we in Beinaerd of Beinert; vgl. 1591 Jacomijntken Beijnert van Ieperen (C. Roodenburg, Vlaamse Stam, IV (1968), 244).
We vergelijken nog even met de gemouilleerde I (Fr. soulier, million), die in de Middelnederlandse namen ook als Ig gespeld wordt. In Kortrijk komen b.v. voor: 1399 den her Jan Bataillen priestre = 1409 her Jan Batalge priestere = 1412 van Weytkin Batailge sheren Jans Batailgs sionghen zoone bastaert (Kortrijkse persoonsnamen omstreeks 1400, Tongeren, 1958 8-9). Bastaardwoorden uit het Frans worden in het Kortrijkse regelmatig met I(d)zj-uitspraak van gemouilleerde I uitgesproken: oeldzje (houille), reveldzje (réveille), mool(d)zje (maille, Ndl. malie), bool(d)zie (baille, N. balie), enz.
Gailliard noemt nl. in zijn Table des noms de families (blz. 61) (op het Inventaire van Gilliodts-Van Severen) zijn eigen naam in de oude varianten Galiart en Gelgaert. Zijn naam wordt trouwens in Brugge als galjaard uitgeproken, ongeveer zoals gaillard met bet ‘kerel’ galjaar luidt. Dit Franse woord is echter van Germaanse oorsprong. Gotisch gails betekende ‘vrolijk’; de Germaanse naam Gailo betekende ‘levenskrachtig, dartel, overmoedig, vrolijk’. Met enige betekenisverschuiving werd het ons woordje geil. De samenstelling met -hard of Gail-hard gaf aanleiding tot de Franse vorm Gaillard en het Ndl. woord geilaard. Intussen kunnen we in West-Vlaanderen een geilaard wel een galjaar(d) noemen, maar het omgekeerde geldt niet altijd, ook al hebben beide woorden dezelfde oorsprong. De Mnl. naam Galgaert (b.v. 1395 Fierin Galgaert, in Petegem-Deinze) is bijgevolg niet noodzakelijk als aerd-afleiding van galge op te vatten. Zou trouwens galgaert, dat bij Verwijs-Verdam (II, 898) als ‘galgenaas, booswicht’ verklaard wordt, niet via bet. ‘overmoedig’ of ‘stout(moedig)’ de bet. ‘booswicht’ hebben kunnen krijgen?
F. Debrabandere