| |
| |
| |
Westvlaamse archiefstukken als pondpapier
Brief van Frans de Potter aan Adolf Duclos
1872
In februari 1871 had Duclos de redaktie van het Brugse weekblad Rond den Heerd van Gezelle overgenomen. Van de Gentse letterkundige Frans De Potter ontving hij alsdan een paar brochures (in voordruk) over Jakob van Artevelde, waaruit hij een ongetekend en onvoltooid gebleven feuilleton (RdH. VI 267-270; 348-350) voor zijn weekblad samenstelde.
Tot die periode behoort een brief van De Potter aan Duclos, die in de nalatenschap van deze laatste is bewaard gebleven. De brief, geschreven op blauw in-4 angoulême-papier, is ongedateerd. Hij behoort echter tot een briefwisseling De Potter-Duclos die ligt tussen mei 1871 - einde 1872Ga naar voetnoot(1).
De tekst, die hier volledig wordt medegedeeld, is uit zichzelf duidelijk en biedt gegevens die voor de lokale geschiedenis dienstig kunnen zijn.
Eén uitspraak van De Potter trekt echter bijzonder de aan dacht omdat zijn debuut als historicus erdoor belicht wordt. In een postscriptum onderstreept hij dat ‘belangrijke stuks over Moen’ niet in het lijstje van zijn offerte zijn opgenomen, hij wil ze nog bijhouden om een ‘serieuze monographie’ over die Westvlaamse gemeente op te stellen. Zo schrijft hij in 1872.
Over Moen had De Potter reeds in 1863 te Gent een kleine brochure gepubliceerd, een gelegenheidsplakette van 32 bladzijden getrokken op 16 exemplarenGa naar voetnoot(2). Dit zeldzame drukje was de eerste historische bijdrage van de jonge letterkundige die een unieke plaats in de lokale geschiedschrijving in Vlaanderen zou gaan innemen.
Hoe was dan het lot op Moen gevallen? Uit de hier medegedeelde brief blijkt dat, onder de archivalia die De Potter in een Gentse winkel had kunnen aankopen, de stukken over Moen bijzonder belangrijk waren. Zo staat die Westvlaamse gemeente (Moen, waar de toveressen broen!) vooraan de ein- | |
| |
deloze (chronologische) bibliografie van de lokaalhistorische werken en uitgaven van De PotterGa naar voetnoot(3).
Het feit van die publikatie over Moen in 1863 dateert tegelijker tijd de aankoop van de archiefstukken in de Gentse winkel. In 1863 was De Potter reeds in het bezit van de kasteelpapieren die in het lijstje van 1872 aan Duclos worden aangeboden. Van de stukken over Moen kan hij in 1872 nog niet scheiden, hoewel hij alsdan tot over de oren in zijn vele historische monografieën zat. Hij droomt nog van een ‘serieuze monografie’ over Moen. Deze is er niet gekomen, waarschijnlijk ook omdat H. Bierre ondertussen zijn boek over 't Oud Graafschap van Moen (Gent 1875) had gepubliceerd.
Men mag aldus veilig aannemen dat De Potter die westvlaamse archivalia te Gent heeft aangekocht in 1862-1863. Tien jaar na zijn aanwinst wenst hij zich te ontdoen van de westvlaamse stukken (met uitzondering van Moen). De oostvlaamse stukken (die zeker in die aanwinst aanwezig waren) heeft hij uiteraard voor zich behoudenGa naar voetnoot(4). Zijn offerte aan Duclos is strikt westvlaams-provinciaal. De volgende gemeentenkomen er in voor (alfabetische rangschikking):
Aalbeke |
Aarsele |
Bovekerke |
Deerlijk |
Desselgem |
Egem |
Harelbeke |
Heule |
sHulste |
Ingelmunster |
Kooigem |
Kortrijk |
Kuurne |
Lauwe |
Lendelede |
Ooigem |
Oudenburg |
Pittem |
Roeselare |
Rollegem |
Ruiselede |
Rumbeke |
St.-Denijs |
Spiere |
Tielt |
Vichte |
Wakken |
Waregem |
Wevelgem |
Wingene |
Zevekote |
(Moen: uitgenomen). |
| |
| |
Wat is er van al die ‘stuks’ geworden? Heeft Duclos een koper ervoor gevonden? Is die verzameling samengebleven of werd ze verspreid, om ten slotte misschien - stuk voor stuk - in een openbaar archief terecht te komen?
Een andere vraag is natuurlijk hoe die zeer diverse stukken samenhoorden. Familiearchief de Denterghem? of hoe op het kasteel van Deurle terechtgekomen? Ook de familiekunde heeft hier een ophelderend woord mee te spreken.
A. Viaene
| |
Tekst van de brief uit 1872
Goede Heer en Vriend,
Als men jong is denkt men al machtig veel in 't leven te kunnen tot stand brengen, doch naarmate men ouder wordt bevindt men, dat vele, zeer vele plannen onuitgevoerd moeten blijven, bij gebrek... aan tijd. Ach, leefden we maar nog zoolang als Mathusalem...
Terzake. Ik vereenigde vroeger een aantal oude stukken over West-Vlaamsche prochiën, gij raadt misschien al, met welk inzicht. Nu zie ik, dat die stukken mij enkel dienen tot ballast, en zou er mij gaarne van ontmaken. Kent gij niemand te Brugge, die ze zoude willen aannemen? Ziehier het lijstje dergene, die ik voor 't oogenblik onder handen heb.
| |
[Lijst van Westvlaamse dokumenten]
1. | (Klein) Renteboek van theerschip van Bovekerke, 1700. |
2. | Memorie omme de belegerthede van de thiende van het clooster van Ravensberghe [vrouwenklooster o. cist. bij Merckeghem] in de prochie van Aelbeke, 1632. |
3. | Renterolle van de heerlichede Meulewalle, in Lendelede (24 p.). |
4. | Prysye van 't pachtgoet van den heer De Meulenaere, te Lendelede (40 pages). |
5. | Extraict uytten Rentebouck van Mher Jan van Haveskercke, baron van Wynghene, van zynder baronye van Winghene (16 p.). |
6. | 't Goet te Gaver, in Deerlick en Harelbeke, 1634. Met penteekening er van. |
7. | Belegerthede van de leenen enz. in de prochie van Coyghem, St. Denys en Spierre, toebehoorende den heere van Coyghem, 1622 (12 p.). |
8. | 't Leengoet van de meyerye, in Desselghem. (Met penteekening, grof), 2 p. |
9. | Denombrement der Heerlijkheid Beckstrate (in Ingelmunster?). Met teekening 1693 (18 pages). |
| |
| |
10. | Processtuk betrekkelyk de heerlykheid van Steenberge, 1694 (12 p.). |
11. | Rekeninge over de allodiale goederen van dhoirs van Mher Ignaas de Muelenaere, in tquartier van Rousselaere, 1757. |
12. | Extraiet uit eenen ouden terrier: goederen aan de Pachtenbeke, tgoed te Zevecote, tgoet ten Bossche (40 p.). |
13. | Goederen van 't klooster Galilee, te Gent, tot Thielt, 1637 (8 pages). Teekening. |
14. | Beschrijving van eenige pachthoven in Hulste, Waregem en Rollegem (12 p.). 16.. |
15. | Het goed ten Opstalle, te Vichte. 1861 (8 p.). |
16. | Stukken proces Wybraecke. |
17. | Wacken. Opgave der schade en verliezen, door de Franschen gedaan in 1645 (totaal meer dan 19.000 pond gr.). 20 pages. |
18. | Metinghe van thofgoed te Galentas, te Ruiselede 1636 (16 p.). |
19. | Extraiets uit den Renteboek der heerlykheid van Willecomme 1665 (10 p.). |
20. | t'Leengoet ter Straten, te Eeghem, 1625 (12 p.). |
21. | De groote thiende van Eeghem, 1632 (12 p.). |
22. | t'Heerschip ten Berge, in Rolleghem, 1629 (12 p.). |
23. | Lyste der bewoners van Aersele, met de namen der by hen gelegerde soldaten, 1645 (6 p.). |
24. | Metinghe der hofstede, toebehoorende aan Marquette [vrouwenklooster o. cist. bij Rijsel], te Deerlijk, 1625 (8 p.). |
25. | (Parchemin). Dit naervolghende es de groote ende nieuwe leghere van diversche percheelen van landen, cheynsen ende renten toebehoorende de ghilde vanden heleghen Gheest binder stede van Oudenburch, 1570 (7 p.). |
26. | Stukken betrekkelijk Ingelmunster. |
27. | Rentebouck der ammanie van Harelbeke (36 pages). |
28. | Grootte der heerlichede van Winghene, in Harelbeke (6 p.). |
29. | Stukken betrekkelijk de heerlijkheid Steenbrugge, in Lauwe, Clessenaere (sic), in Kortrijk enz. (Renten). |
30. | t'Goet te Vrauwenhove, in Rousselaere 1637. (Meting) 6 p. |
31. | Pachtbrief van 't goet te Cappenolle te Cuerne, 1603. Idem 1611. |
32. | Meting van 't leengoed Therrenhout, te Rumbeke, 1629 (16 p.). |
33. | Rentebouck der heerlijkheid Cordes, in Wevelghem, 1627 (10 p.). |
34. | Denombrement der heerlijkheid van Oyghem, 1693 (parchemin, 8 pages). |
35. | Drie processtuks om Pitthem, 1666. |
| |
| |
36. | De Ganzethiende, aan de kapelnij van Ste Anastasia, te Heule, 1635 (18 p.). |
37. | Drie processtuks betrekkelijk Heule. |
38. | Beschryf of meting van een leen en cheyns oost buiten Roeselare, met verscheidene andere stuks. |
39. | Vijftig gedrukte pryskaarten (berymde) van 't Rethorica ‘Slaet d'oog op Christi Kruis’ te Brugge. (Eerste jaeren dezer eeuw). |
Ik beken dat ieder dezer stukken, op zichzelf, maar weinig belang oplevert, maar voor iemand, die historische opzoekingen over West-Vlaanderen doet, kunnen zij nuttig zijn.
Weet gij mij van eenen koper? Het 50 of 60 tal stukken zal ik afstaan aan 12 francs, minder dan ik er in de tijd voor gegeven hem. De prijskaarten-Rethorica betaalde ik bij Vijt fr. 3.00.
Uw nederige dienaar
Fr. De Potter
[P.S.] Al de stukken komen voort van de zolder des kasteels van baron Gabriël de Denterghem, te Deurle. De hovenier verkocht ze over een zestal jaren voor pondpapier, in de Bagattestraat, te Gent, waar ik ze, tegen driedobbelen prijs, gedeeltelijk uithaalde, nadat eene geheele karre reeds verbruikt was. Belangrijke stuks over Moen houd ik nog wat, omdat ik eene serieuze monographie over die prochie wensch te geven... als ik eens tijd heb.
Heil D.P.
|
-
voetnoot(1)
- Bewaard in het Gezelle Museum te Brugge, papieren Duclos (aan winst anno 1953).
-
voetnoot(2)
- Historische schets der gemeente Moen, bij Kortrijk (aloude heerlijkheid Moude). Gent, Fr. la Fontaine, 1863, 12o, 32 blz. Het drukje is ‘den Heere August Daele, bij gelegenheid van zijnen naemdag (28 augustii 1863) uit hoogachting aengeboden door de Redactie en Werkgezellen van den Beurzencourant te Gent’. - De Potter was in 1863 redacteur bij de Beurzen-Courant, een Gents dagblad (1856-1869), uitgegeven door Fr. la Fontaine. De eigenaar van de Beuzen-Courant was August-Daele, geboren te Moen in 1820. Zie De Potter, Vlaamsche Bibliographie 672 756; L. Slosse, Rond Kortrijk p. 1382-1383.
-
voetnoot(3)
- J. Broeckaert, Frans De Potter en zijne werken 66 (Gent 1905).
-
voetnoot(4)
- Gedurende 1864-1872 had De Potter, samen met Jan Broeckaert, zestien delen gepubliceerd van de ‘Geschiedenis van de gemeenten der provincie Oost-Vlaanderen’. In 1870 betreurde hij dat hij zijn historisch werk ‘niet een twintigtal jaren vroeger aangevangen had’. Immers, zo schrijft hij in een gedrukte narede van de eerste reeks monografieën (gedateerd 1 dec. 1870): ‘Wat al schatten voor geschied- en oudheidkunde, wat al kostelijke bouwstoffen voor de kennis van de geaardheid, zeden en gebruiken der oude Vlamingen zijn [gedurende die 20 jaar] niet door onwetendheid, achteloosheid of wantrouwen van hunne bezitters der vernietiging prijsgegeven? Bedroevend was het ons meermaals te vernemen, hier dat de erfgenamen van bedienden van voormalige heerlijkheden gansche karrevrachten van oude bescheeden aan den kruidenier hadden geleverd; daar, dat afstammelingen van oude aanzienlijke familiën de perkamenten, getuigen van de grootheid hunner voorzaten, ten vure hadden gedoemd, alleen omdat deze opgesteld waren in eene taal, van welke zij zich hadden vervreemd’.
|