Biekorf. Jaargang 70
(1969)– [tijdschrift] Biekorf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 193]
| |||||||||||||||||
[Nummer 7-8]Het instituut der doofstomme en blinde van Moorslede
|
geboren te Dadizeele 31 December | 1759 |
Priester gewyd in September | 1786 |
Onderpastoor van O.L.V. te Poperinghe en Regent van de arme school | 1786 |
Onderpastoor van St.-Bertinus te Poperinghe en Regent der zelve school | 1806 |
Pastoor te Ramscappel | 1814 |
Pastoor van O.L.V. te Poperinghe | 1815 |
Pastoor te Moorslede | 1820 |
Aldaer overleeden den 21 Januarius | 1838 |
Naer alvooren gesticht te tebben: het oudemannen Huys, het hospitael, en het Institut der Doofstomme en Blinde, het welk hy, ten jaere 1837, ter vervoordering, te Ypre geplaets heeft. Hij spysde de hongerige, hy kleede de naekte, hy had groote zorg om de doode te begraven.
Tob. 2.v.20.
Hy heeft veel in den Heer gevrogt Rom. 16.12
R.I.P.
Toen Verhelst onderpastoor was te Poperinge kreeg hij van zijn parochianen de spotnaam ‘voleur de culotte’. Hij vertelde zelf hoe hij aan die naam was gekomen. Ten tijde van de Franse Revolutie verborg hij bij zich in huis soms priesters die uit Frankrijk geweken waren. Op een zekere avond kwam er aan zijn deur een arme sukkel uit het dorp een aalmoes afbedelen; hij had niet eens het essentiele kledingstuk aan zijn onderlijf. Verhelst kon die man zo niet doorsturen en gaf hem een broek... van een van de priesters die bij hem overnachtte; de pastoor had immers zelf maar één broek. Groot was de ontsteltenis van de uitwijkeling toen hij de volgende morgen vaststelde dat zijn broek verdwenen was; en dit niet zozeer omwille van de broek, dan wel voor de goudstukken die hij in de knopen van zijn priesterbroek genaaid had. Pastoor Verhelst, vol berouw over zijn snode daad, ging aanstonds op zoek naar de verloren schat in de broek. Gelukkig kende hij de bedelaar, en van zodra hij, hem in het oog kreeg, liep hij op hem toe, haalde zonder veel woorden een groot mes uit zijn zak en... sneed al de knopen van de broek van de arme man. Al te blij dat hij de gouden knopen kon teruggeven liet hij de man met zijn broek dood van schrik achterGa naar voetnoot(2).
Waarheid of verdichtsel, het tekent in elk geval pastoor Verhelst als een man die uit alle hout pijlen wist te maken als het er om ging zijn medemens te helpen. Zijn nicht Constantia (Van) Doorme (1810-1839) zou hem vooral bij de oprichting van zijn doven- en blindenschooltje trouw bijstaan. Ze behoorde tot de Zusters van Liefde, die het ‘Pensionnaet van jonge Jouffrouwen’ te Moorslede bestierden. Vooraleer zuster Constantia onder het toezicht van pastoor Verhelst het schooltje in 1834 officieel opende, bestond er te Moorslede reeds een traditie om de doven te onderwijzen.
De blinde Alexander Rodenbach, die geïnteresseerd was in alles wat met doven en blinden te maken had, vroeg pastoor Verhelst bij een bezoek in de twintiger jaren, of hij soms dove parochianen had. Er waren er acht volgens Verhelst en daar hij hun gebarentaal kende hoorde hij hen zelf biecht. Een van hen was een zekere Delefortrie. Deze vertelde aan de blinde van Rumbeke, met Verhelst als tolk, dat hij eerst te Heule onderwijs kreeg van zijn dove nicht Lagae. Later werd hij opgenomen in een welstellende dovenfamilie Dedeurwaerder te Kortrijk als onderwijsmiddel werden vooral prenten
gebruikt. Zelf putte hij zijn kennis over het leven van de heiligen en de martelaren, over de geschiedenis van de kerk en over de voornaamste waarheden van het geloof uit geïllustreerde boeken. Op zijn beurt zou hij meer dan honderd doven uit de streek godsdienstonderwijs gegeven hebbenGa naar voetnoot(3).
In 1829 was Désiré De Haerne onderpastoor te MoorsledeGa naar voetnoot(4). Reeds toen liet Pastoor Verhelst in de gewone lagere school voor meisjes die hij oprichtte, onderwijs geven aan dove kinderenGa naar voetnoot(5). Daar spoedig werd aangevoeld dat er voor dergelijk onderwijs een speciale metode nodig is, ging zuster Constantia lessen nemen bij Charles Carton. Deze, als dan onderpastoor te Ardooie, onderwees er enkele dove kinderen met een eigen metode en leerde hen spreken. Van 1829 tot 1835 deed Carton te Ardooie de ervaring op die hij later zou nodig hebben voor de oprichting van zijn instituut te BruggeGa naar voetnoot(6). De metode van Carton werd te Moorslede overgenomen en De Haerne werd bestuurder van het dovenschooltje dat nu naast de lagere meisjesschool werd ingerichtGa naar voetnoot(7). Hij voerde er naast Cartons metode een eigen vingerspellings systeem in, dat hij ‘snelhandspraek’ noemdeGa naar voetnoot(8) en dat hem vooral toeliet sneller met de doven te spreken dan met het gewone systeem. Het is waarschijnlijk in dit schooltje dat De Haerne voor het eerst gekonfronteerd werd met de doven-problematiekGa naar voetnoot(9).
Pastoor Verhelst koesterde voor zijn dovenschooltje, dat bescheiden begonnen was, grootse plannen. In 1833 kwam de dovenleraar Pissin, leerling van Sicard, uit Parijs naar Brussel voor de opleiding van dovenleraars volgens zijn metode. Op aansporing van A. Rodenbach werd zuster Constantia naar Brussel gestuurd, om zich verder te bekwamen in het onderwijs van de doven. Verhelst was ten volle overtuigd van de noodzaak hiervan: ‘wy weten wel ied, maer gelyk ued. ook weet, wy connen de gepeysen van die ongelukkige stomme niet kennen’, schreef hij aan CartonGa naar voetnoot(10). Toch scheen hij
niet helemaal overtuigd geweest te zijn van de bekwaamheid van de Parijse dovenleraar. Zuster Constantia wist hem echter gerust te stellen. Een dove oud-leerling van Pissin, een zekere Lauwers uit Torhout, kreeg te Parijs les van hem en sprak vol lof over zijn oud-leraarGa naar voetnoot(11). Zij vernam te Brussel nog, dat men Pissin - een verlicht man die zich totaal inzet om de metode in het dovenonderwijs te verbeteren - heel erg miste te Parijs. Men spreekt er zelfs van dat kan. TriestGa naar voetnoot(12) over vijf, zes jaar verplicht zal zijn de metode van Pissin over te nemenGa naar voetnoot(13).
Zo kon Verhelst met een speciale opgeleide kracht als zuster Constantia in 1834 het ‘bezonder huys van opvoeding voor de Doof-Stomme dogterkens’ eindelijk officieel openen. Voor deze gelegenheid werd een ‘Prospectus’ gedrukt bij Stock-Werbrouck te Roeselare waarop alle nuttige inlichtingen in verband met de inrichting van de school en de voorwaarden tot het aannemen van de leerlingen werden meegedeeld. Hieruit komt duidelijk de godsdienstige en filantropische bekommernis tot uiting die dergelijke ondernemingen in die tijd inspireerde.
Prospectus
De Zusters van liefde der parochie van MOORSLEDE by ROUSSELAERE (West-Vlaenderen), welke sedert verscheyde jaeren een Pensionnaet van jonge jouffrouwen bestieren, koomen, onder het toezigt van den eerweerden heer Verhelst, pastor der gemelde parochie, een bezonder huys van opvoeding te openen voor de Doof-Stomme dogterkens. Dit gestigt word opgeregt in een gebouw dat van het pensionnaet afgescheyden is. De leerlingen zyn onder het bestier van Mr. den Pastor, van de Overste van het huys en van de Opper-meesteres Constantia die door den vermaarden professor Pissin-Sicard onderweezen is geweest. De doof-stomme dogters moogen, naer beliefte der ouders, der weldoeners of der bestierders van weldaedigheyd, de onderwyzing in het fransch of in het vlaemsch ontfangen.
De taek die de bestierders van dit huys zig opleggen, is van deeze ongelukkige schepsels, die van de kostbaere zinnen van het gehoor en van de spraek beroofd zyn, aen de saemenleeving en aen den godsdienst weder te geeven, in hun hert de deugd te printen, aen die der geringe klas de nut-
tigste werken, die hun bestaen komen verzekeren, en aen de welhebbende het bordueren en andere konst-werken die met hunnen staet overeenkoomen te leeren, en hun, om zoo te zeggen, de natuerkraghten van welke zy beroofd zyn, te verschaffen. Het is eene onbetwistbaere waerheyd dat de doofstomme beroofd van onderwyzing als leevende konst-werktuygen (automates) zyn, die geen denkbeeld hebben noch van God, noch van hunne pligten, noch van de deugd, noch van de onsterfelykheyd der ziel.
Dit opvoedings-huys is aengenaemelyck gelegen; men schept er eene zuyvere lacht. De speelplaetsen en de hoven bezorgen aen de leerlingen eene groote ruymte voor hunne spelen en hunne wandelingen.
Het voedsel is gezond, overvloedig en verandert zoo veel het mogelyk is. De gezondheyd, de netheyd, de goede houding der leerdogters, alle de hulp en alle de voorzorgen die voor haeren ouderdom en haere lichaems gesteltenis noodzaekelyk zyn, alles word er waergenomen; en indien zy ziek zyn, men past haer op met de meeste zorgvuldigheyd en met eene moederlyke teerderheyd.
Eenen ervaeren Geneesheer is aen het huys gehegt.
Voorwerpen der opvoeding
Den Godsdienst; |
De Schryf-konst; |
De-Leezing; |
De Cyffer-konst; |
Het Hand-werk en |
De Huys-houding. |
Bestier van Het Huys
Geduerige Waekzaemheyd.
Middels van naiver
Men gebruykt met voorzigtigheyd alle middels die bekwaem zyn om den naïver en den moed der leerdogters optewekken, en haer verstand te verleevendigen.
Voorwaerden
Den prys van het pensioen is, voor de jonge dogters der bemiddelde huysgezinnen, 324 francs 's jaers; en voor de jonge dogters die weynig bemiddeld zyn, of door gast-huyzen, door liefdadige persoonen of door bestierders van weldaedigheyd ondersteund worden, 224 francs 's jaers, betaelbaer by trimester en altyd van te vooren. Indien men, om reden van gezondheyd, verpligt waere eene dogter aen haere ouders weder ter hand te stellen, zou men het geld wedergeeven naer evenredigheyd van den tyd die er zou overblyven.
De dogters der bemiddelde ouders betaelen in haere inkoomst idereen 25 francs, voor het onderhoud van eene bibliotheek die voor het gebruyk der doof-stomme bestemd is.
Het port van brieven en de onkosten van ziekte zyn ten koste der ouders.
Zy moeten een tafel-gerief, eenen tinnen drink-beker, waer op den naem der leerdogter geheel moet gegraveerd zyn, een tafel-mes, eene lampet-schotel hebben, en alles wat het bed aengaet uytgenomen de bed-stede en de gordynen.
Wat het wasschen en andere toevallen aengaet, men zal er met de ouders in overeenkoomen.
De Parochie van Moorslede is geleegen eene uer en half van Rousselaere, omtrent twee ueren van Meenen, dry ueren van Yper en van Kortryk, vyf ueren van Ryssel en acht ueren van Brugge.
Verhuizing naar Ieper
Naast pastoor Verhelst als geestelijk leidsman en zuster Constantia als oppermeesteres, behoorde ook o.a. haar zuster tot het personeel van het schooltje. Er werden uitsluitend dove meisjes aanvaard; de dove jongens werden doorgestuurd naar Ardooie bij CartonGa naar voetnoot(14).
Alhoewel de blinde kinderen evenveel recht hadden op aangepaste opvoeding en onderwijs, konden ze in 1834 in België echter nog nergens terechtGa naar voetnoot(15). Daarom dacht men er te Moorslede aan uit te breiden. Enerzijds waren daarvoor gespecialiseerde leerkrachten nodig, en anderzijds moest er voldoende plaats zijn om al deze kinderen onder te brengen. Tot dat doel ging zuster Constantia zich in 1837, met een staatstoelage, te Parijs bekwamen in de ‘kunst om blinden te onderwijzen‘Ga naar voetnoot(16). Het doven- en blindeninstituut van Parijs was in die tijd immers de toonaangevende instelling van het franssprekende West-Europa. Hetzelfde jaar nog werd, waarschijnlijk wegens plaatsgebrek, de school van Moorslede naar Ieper overgebracht. De gezusters Doorme en alle leerlingen verhuisden mee. Eerst was de school gevestigd in de lokalen van de ‘Bonaert-school’ en telde toen 28 ‘kweekelingen’; later werden de meisjes overgebracht naar de ‘Elisabeth-school’ en de jongens naar de wezenschoolGa naar voetnoot(17).
Ook bij de opening te Ieper van dit ‘Gesticht voor blinden en doofstommen van beide geslachten’ werd een folder opgesteld met alle noodzakelijke gegevens; links stond de Vlaamse tekst en rechts de Franse. Het programma of de
‘voorwerpen van onderwijs’ was voor de doven heel wal uitgebreider dan in 1834.
[Prospectus van het gesticht te Ieper 1837]
Voorwerpen van onderwijs voor de doofstommen
De beste en volmaekste spreekteekens. - Het geschrift. - De lezing - De fransche tael. - De vlaemsche tael. - De engelsche tael. - De duitsche tael. - De rekenkunst. - De aerderyksbeschryving. - De geschiedenis. - De schets of teekenkunst met linien.
Aen de doofstommen worden, ten voorderen, geleerd de ambachten tot welke zy bekwaem zyn, als degene van kleermaeker, schoenmaeker hovenier, enz.
En aen de jonge doofstomme meisjes het handwerk dat hen meest kan dienstig zyn.
Ook onderrigt men de doofstommen, welke daertoe de vereischte gesteldheid hebben, in het spreken en lezen op de lippen: in dit gezag volgt men nauwkeurig het stelsel door de gestichten van Parys aengenomen.
Voorwerpen van onderwijs voor de blinden
De lezing. - Het geschrift. - De fransche tael. - De vlaemsche tael. - De duitsche tael. - De rekenkunst. - De aerderyksbeschryving. - De geschiedenis. - De stem- en speeltuiglyke muziek.
Zy worden onderwezen in het touwwerk, het maeken van stoelmatten, manden en wytasschen; in het weven, het breyen, het vervaerdigen van vischnetten, en ander handwerk; doch men legt zich voornaemelyk toe om hen goede muzikanten en orgelspelers te doen worden: deze laetste kunst is eene der belangrykste oefeningen voor de blinden. Onafhankelyk van deze vakken van onderwys, men vormt de blinde meisjes ook in alle slach van handwerken die hen nuttig kunnen zyn.
Het nieuwe instituut te Ieper kende slechts een zeer kort bestaan. Dat is gemakkelijk te begrijpen: finantieel en organisatorisch was een dergelijke instelling niet leefbaar. Een instituut met een dergelijk programma, met een lagere school en een beroepsafdeling voor dove en blinde jongens en meisjes (die moesten gescheiden blijven!), met de keuze-mogelijkheid Vlaams of Frans als voertaal, voor alles bij elkaar slechts 28 leerlingen, was een zeer hachelijke onderneming. Toen zuster Constantia in 1839 op amper 29-jarige leeftijd overleed, betekende dat dan ook meteen het einde: ‘Sa perte irréparable, les ressources de l'établissement ne permettent pas les frais d'une nouvelle direction qui serait moins désinteressée que la sienne’Ga naar voetnoot(18). We mogen aannemen dat de meeste leerlingen van het schooltje te Ieper naar het do-
ven- en blindeninstituut van Carton te Brugge - dat inmiddels in 1836-1837 werd opgericht - overgeplaatst werden.
De zuster van oppermeesteres Constantia ging door de bemiddeling van Carton naar het doven- en blindeninstituut te Luik. Daar zou zij zich speciaal inzetten voor het onderwijs van de blindenGa naar voetnoot(19). Zij moest er de direkteur van het instituut C.J. PouplinGa naar voetnoot(20) helpen vervangen die in 1837 was overleden. Want toen deze op 31-jarige leeftijd stierf was er geen opvolger. Men vroeg toen aan Carton of hij in zijn instituut de 22-jarige broer van C.J. Pouplin wilde opleiden. Carton kon echter voorlopig onmogelijk ingaan op dat verzoek. Hij was immers pas terug van een maandenlange reis doorheen Engeland en Schotland in opdracht van de Belgische regering, met het oog op de inrichting van het blindenonderwijs in België. Daarenboven wou hij datzelfde jaar nog in zijn eigen instituut starten met een blindenafdelingGa naar voetnoot(21).
Tot in 1839, toen de blinden- en dovenschool van Ieper ophield te bestaan, had men te Luik waarschijnlijk nog geen plaatsvervanger gevonden. Het lag toen min of meer voor de hand dat de zuster van Constantia naar Luik zou gaan. Vanuit het standpunt van de metode zu men te Luik zeker geen bezwaar maken tegen de komst van deze nieuwe leerkracht. De metode die men zowel te Moorslede als te Luik gebruikte was immers geïnspireerd op dezelfde bron: het instituut van Parijs. Daarenboven was zij te Luik helemaal geen onbekende. In oktober 1836 had C.J. Pouplin zelf het schooltje van pastoor Verhelst te Moorslede bezochtGa naar voetnoot(22).
Het ontwikkelingsverloop van het ‘Institut der doofstomme en blinde’ van Moorslede is heel typisch voor de verschillende doven- en blindenschooltjes die op het einde van de achttiende en in het begin van de negentiende eeuw ontstonden. In die pionierstijd van het buitengewoon onderwijs verdwenen vele dergelijke initiatieven bijna even vlug als ze ontstaan waren; dit wegens finantiele redenen, wegens gebrek aan voldoende gespecialiseerd personeel en wegens een onvoldoende aantal leerlingen. Alleen enkele grotere en meer centraal gelegen instituten, waren in de toen bestaande voor-
waarden leefbaar. De menslievende bedoelingen van ondernemende enkelingen als een Verhelst, een zuster Constantia en anderen, konden de diverse moeilijkheden onmogelijk uit de weg ruimen.
P. de baere
Bijlage
Brieven van C. Verhelst aan C. Carton ‘onderpaster tot Ardoije’.
1. Moorslede 13 7bre 1833.
Mheer den onderpaster van Ardoije
Wetende dat uwe Eerwe de Wetenschap om stomme en doove te onderwysen zeer bemind, laete ik weten dat Mh. Alexander Rodenbach van Brussel my eergister cito geschreven heeft dat aldaer aengekomen is van Paris den opvolger van d'heer Sicard, die begint lesse te geven in die Konste, en dat ik eene van de zusters onser schole zoud derwaerds zenden voor een maand, zeer oncostelyk, en zal t'huys comen vol kennisse. Ik gae aenstonds eene zeer bekwaeme zenden, die van overlangen tyd dat wenscht te leeren. Misschien sal den meester van ons pensionnaet der fransche classe ook mé gaen: Wy mogen die schoone occasie niet laeten voor by gaen: Wy weten wel ied, maer gelyk ued. ook weet, wy connen de gepeysen van die ongelukkige stomme niet kennen. Soo dan heer indien ued. daer in goiste vind, en Mheer paster die ik groete, zoud toestemmen, (...) Alleenlyk u te addresseren naer Mheer Rodenbach Representant du peuple te brussel, daer bekend, gelyk uwe Eerwe tot ardoye.
Mheer revD C. Verhelst pr.
2. [Moorslede] 1 Feb 1834.
Rev De: Nigte Constance is al passerende te Thourout Mh Lauwers sourd-muet gaen besouken en gesproken van Mh Pissin Sicard: Sr Constance schryft my gister avond ‘que Mr Lauwers lui a dit qu'il a été son professeur à Paris, que c'est un homme instruit, et qu'il y était fort estimé,...’. Sy heeft eenen dag te Brugge gebleven by onse nigte, en is van daer gegaen naer haeren post met verse courage: t'zal wel eens passen, dat ued. te samen zult zyn om van den styl te klappen: doet gy maer uw beste. 'K heb 't geschreven naer Mh Rodenbach dat ik blyde ben dat eenen belg, zulke dingen can te wege brengen. Pissin-Sicard wilt geene andere Leeren te Brussel als meesters en meestressen, om andere te connen leeren, ik verlang om te weten hoe veel leerlingen hy sal hebben; hoe meer hoe beter. in dit verlangen blyve
Mh revD C. Verhelst
3. [Moorslede] 8 feb. 1834.
Mijnheer caplan
ik peyse dat ued. altyd geern nieuwe maeren hoort van Brussel: nigte Constance schryft my gisteravond dat alle de heeren blyde waeren om haere wedercomste: Sy is dikwils my Mh Wallaert, om te repeteren en andere zaeken, hy wakkert se grootelyks aen om zeere en wel te leeren, om dat God dat wilt. Sy schryft alsoo: ‘La sourde-muette Demoiselle, dont je vous ai parlé, étant chez vous, vient de recevoir une lettre de L'institution de Paris, où il se trouve, que l'on regrette beaucoup Pissin-Siccard, et que la France est privée d'un homme éclairé, qui se sacrifie entièrement pour améliorer la méthode des sourds-muets. La mère de la Demelle sourde-muette qui suit le cours avec sa fille, et connait bien la méthode de Paris, surtout les Signes, dit que Mr Triest, en 5 ou 6 ans sera obligé de suivre la méthode de Mr Pissin-Siccard:’
Ik ben blyde dat de getuygenis van Mheer Lauwers met desen getuygenisse overeen comen. doet gij maer uw beste om 't uwe ook te voltrekken: Ik heb gister gehoort dat ued. al naer Brugge gaet geroepen werden van den bisschop. Dat is nog beter. Ik bid den h. geest dat hy ued. verligte en ook my
uwen D.C. Verhelst
Brief van Zuster Constantia aan C. Caton ‘Digne Vicaire A Ardoye’.
Moorslede le 24 Novembre 1834
Monsieur.
Un curé a écrit pour placer dans notre établissement deux Sourds-Muets: comme nous n'acceptons pas ceux du genre masculin, pourraisje lui écrire que vous les instruirez? Ils paieront leur pension.
Je m'estimerais heureuse de pouvoir faire votre connaissance et en même temps de profiter de vos conseils, car dans l'art d'instruire les Sourds-Muets, on n'a jamais assez d'intelligence: pour moi j'en ai la théorie mais vous, Monsieur, en avez la pratique.
Monsieur le Curé vous salue; et moi je vous prie d'agréer l'hommage de mon respect.
Soeur Constance
- voetnoot(1)
- Zie onze bijdrage in Biekorf 1968, 94-96.
- voetnoot(2)
- Opgetekend door A. Rodenbach in zijn werk ‘Les aveugles et les sourds-muets, Brussel, Slingeneyer, 1853, p. 174 vv. - Een variant van die vertelling wordt, samen met andere anekdoten over pastoor Verhelst, medegedeeld door M. Van den Weghe, Geschiedenis van Moorslede, Ieper, 1895, p. 276-281.
- voetnoot(3)
- A. Rodenbach, o.c., p. 177-181.
- voetnoot(4)
- Désiré De Haerne (Ieper 1804 - Brussel 1890), de latere politicus, pedagogisch auteur en prelaat.
- voetnoot(5)
- D. De Haerne, ‘De l'enseignement spécial des sourds-muets, considéré, dans les méthodes principales, d'après la tradition et le progrès’. Bruxelles, Devaux, 1865, p. 20 (voetnoot).
- voetnoot(6)
- P. De Baere, ‘C.L. Carton...’ K.U.L., niet-gepubl. lic. verh. Inst. Psych. Pedag., afdeling ortopedagogiek, 1967, p. 6 vv.
- voetnoot(7)
- D. De Haerne, o.c., p. 20 (voetnoot).
- voetnoot(8)
- D. De Haerne, o.c., p. 103.
- voetnoot(9)
- Deze ervaring zou hem zeker bijblijven wanneer hij later direkteur wordt van het doven- en blindeninstituut te Ukkel, en bij de stichting van de doveninstituten te Handsworth-Woodhouse in Engeland en te Bombay in Indië.
- voetnoot(10)
- Zie de eerste brief van Verhelst aan Carton in Bijlage.
- voetnoot(11)
- Zie de tweede brief van Verhelst aan Carton in Bijlage.
- voetnoot(12)
- Kan. P.J. Triest (1760-1836) was o.a. de stichter van de Broeders en de Zusters van Liefde. In 1834 hadden ze reeds twee instituten voor doven opgericht te Gent.
- voetnoot(13)
- Zie de derde brief van Verhelst aan Carton in Bijlage.
- voetnoot(14)
- Zie de brief van zuster Constantia aan Carton in Bijlage.
- voetnoot(15)
- Het was pas vanaf 1835 dat in België de eerste blindeninstituten werden opgericht: 1835 - Zusters van Liefde te Brussel; 1835 - Broeders van Liefde te Brussel; 1837 - Carton te Brugge; 1837 - Pouplin te Luik. Heel typisch is wel dat deze afdelingen werden opgericht naast een reeds bestaande afdeling voor doven in hetzelfde instituut.
- voetnoot(16)
- R. De La Sagra, Voyage en Hollande et en Belgique, Tome II, Belgique, Paris, Bertrand, 1839, p. 112.
- voetnoot(17)
- A. De Meester, ‘Kanunnik Carton’ Brugge, Vandemoortele, Z.D., p. 3-4.
- voetnoot(18)
- C. Carton, ‘Le Sourd-Muet et l'aveugle’. Journal Mensuel. Bruges, Vandecasteele-Werbrouck, 1838-1839, p. 246.
- voetnoot(19)
- ‘Institut royal des sourds-muets et des aveugles de Liège. Notice Historique...’. Liège, Dessain, 1859, p. 5.
- voetnoot(20)
- Clément J. Pouplin (1806-1837). Hij volgde zijn vader J.B. Pouplin op, de stichter van het Luikse instituut, als ‘premier instituteur’. Hij was in 1836 te Parijs geweest.
- voetnoot(21)
- Archief Spermalie, brieven aan Carton. Liège le 24 novembre 1837 (aan) M. L.abbé Carton (van) le secrétaire Visschers; samen met het afschrift van het antwoord van de hand van Carton.
- voetnoot(22)
- Archief Spermalie, brieven aan Carton. Moorslede 6 octobre 1836 (aan) M. L'abbé Carton (van) C.J. Pouplin.