De hondenkar
Aansluitend bij Biekorf 1967, 152 en vorige.
Einde 1862 vergaderden de gemeentebesturen van het arr. Roeselare-Tielt onder voorzitterschap van arrondissementscommissaris Vanden Berghe om voor de verschillende gemeenten waar het nodig was een nieuw, en zoveel mogelijk gelijkluidend, politiereglement op te stellen.
Te Ardooie werd dit reglement op 14 januari 1863 door de gemeenteraad aangenomen. In de artikelen 142 en 143 is sprake van de hondenkarren. Artikel 142 zegt dat ‘alle ingespannen hond, zich bevindende op de publieke plaetsen of wegen, zal moeten voorzien zijn van eenen wel geslotenen muilband, ten einde de voorbijgangers van alle perykel van gebeten te worden, te bevryden’.
Het volgende artikel verbiedt aan de geleiders van hondenkarren zich bovenop de kar te plaatsen. Zij moeten nevens de kar gaan en de honden geleiden met een koord van niet langer dan één meter. Voor paardengespannen moeten de hondenkarren van de weg afwijken. Alleen zwakke of ziekelijke personen mogen bovenop de hondenkarren zitten.
Deze gegevens wijzen er dus op dat de hondenkar, minstens reeds in 1862, populair was in Midden-West-Vlaanderen.
l.v.a.