genoeg volk in 't lazaret, en in 't badhuis van 't Cauwenshoekje ging hij al een keer goendag zeggen aan de weergekeerden van 't front die, vóór ze mochten rusten, wat moesten geschuurd en geschrobd en ververst worden. Op de gevel van dat badhuis - een oude fabriek - stond het opschrift in 't duits:
‘Hellen waar de luizen braden,
Zijn een hemel voor soldaten’.
In de stad kregen al de officieren een bijnaam waarin een persoonlijk gebrek of vermeend gebrek werd afgeschilderd.
Maar Prins Rupprecht had geen bijnaam en elk-end-één kende hem met naam en toenaam.
Zekeren dag op een schone zomermorgen vraagt Prins Rupprecht aan de Gladden: ‘Maar friseur waarom noemen ze u hier de Gladden?’
- Ah! zegt René, dat is zo simpel of dat groot 'n is. Als ik iemand aan 't razieren ga vraag ik altijd aan de klant ‘Is 't scheersje glad? en van daar mijnen bijlap.’
Prins Rupprecht moest lachen.
- Maar, zei hij, Herr friseur, ge hebt verleden week mijn kop gewassen en dat was prima. Wat gebruikt ge daarvoor?
Zegt René: dat doe ik met ‘franschen’, met brandewijn dat men zegt. Met den oorlog stookt iedereen een beetje op zijn eigen en alleman maakt zeep met lijzolie. Zo ik heb mijn gerief. Zo lang er klijte is en lijnzaad zal er zeepe zijn.
- Ah! ah! roept de prins, maar ge zoudt dat moeten bekend maken en dat verkopen aan klant en voortverkoper. En in een schone fles laten gieten met een etiket en daarop ‘Haarwasser’ met het beeld van een zwaardvechter en de naam GLADIATOR. Iedereen in de Leiestreek zou weten dat het van hier komt.
De Gladden denkt na en zegt: de prins heeft een goed gedacht en hij heeft gelijk.
Hij vraagt aan kunstschilder Saverys om hem een Gladiator uit te tekenen, een gladde, gespierde jonge man met naakt bovenlijf en met lederen knie- en schenelappen en een speer ter hand, laat de tekening graveren en in 't kleur zetten in de drukkerij waar ze etiketten voor de sulferdoosjes van Ninove drukten, en de flessen van de witte wijn kwamen uit de kelders van 't gebuurte.
Zo gevuld met genever en wat reukwater werden die flessen de droom van den Prins.
Ze verkochten gelijk vers gebakken maïsbroodjes.
En René, de Gladden, heeft er den oorlog mee gewonnen juist in 't kweken van de kinders. De stoker vaarde er wel bij,