Marie aan de kerkmeesters geschonken vertegenwoordigde een kapitaal van ca. 380 pond parisis.
Van de 24 pond kwamen 4 lb. 10 sc. ten goede aan de pitanciers. Het kontrakt bepaalt dan verder de bedeling:
1. na de mis zullen de kerkmeesters ‘rechtene ende deelene eenen disch’ van wittebrood en eieren voor een waarde van 9 pond par. (dus het dubbel van de vergoeding voor de koordienst); de disknape krijgt 4 sc. p. voor zijn part.
2. Speciaal bedacht worden:
de drie begijntjes ‘wonende int convent’, alsook de ‘poortiereghe van den Beghijnhove’, mits aanwezigheid op vigilie en jaargetijde, elk 2 schellingen parisis;
het ‘clooster ende convent van de Zwarte zusters’ en dito van de Grauwe zusters, elk 4 sc. p. mits aanwezigheid (‘te commen offeren ter messe’) op het jaargetijde;
de ‘baljuw ende binnediender van der kercke’ krijgt eveneens 4 sc. par. ‘voor zijn moeyte dat hij jaerlicx te vooren zal vermanen ende inthimeren’ de voornoemde begijnen en zusters;
de portierster krijgt evenveel als de kerkbaljuw.
Marie Ghyselin laat - levend of dood - het jaargetijde ingaan op de dinsdag vóór Magdeleene van het jaar 1549. Ze is niet zeker of ze haar graf zal hebben in de kerk. Word ik niet in de kerk begraven, zo bepaalt de grootjuffrouw, dan zal men de getondeerde uitvaart ‘ende commendatien’ verrichten in het hoogkoor, waar ‘de candelaers’ zullen opgesteld worden in plaats van bij het (ontbrekende) graf in de kerk. Uit haar bepaling blijkt duidelijk dat, bij begraving in de kerk, de vigilie en commendaties van de jaarlijkse uitvaart gecelebreerd werden rond het graf in de kerk dat bij die gelegenheid met vier waskaarsen bezet en soms ook met een pelder bedekt werd.
Uit de kerkrekeningen blijkt verder (Weale a.w. 128) dat het jaargetijde van Marie Ghyselin lang na haar dood (in 1632 en later) door de pitanciers van de St.-Niklaaskerk tegen de vastgestelde vergoeding verricht werd.
e.n.
Aantekeningen bij het testament.
- De vrije jaarmarkt van Diksmuide was gesteld op 22 juli, feest van de H. Maria Magdalena; vandaar de benaming ‘Magdeleenefeeste’. Die markt was ingesteld door hertog Jan van Bourgondië (1404-1419) en omvatte drie toogdagen: vigilie, 22 en 23 juli, met daarenboven de vrijbrief voor alle kooplieden acht dagen vóór en na de ‘feeste’.
- Pitancie: naam te Diksmuide van het college ofte ‘kapittel’ van de Pitanciers, d.i. de 12 geestelijken van de Zeven Getijden. Was nog in wezen in 1792 (deken en 7 kanunniken); zie Biekorf 1962, 228.
- Heer van Diksmuide. Over de stichting van Anthonis I Sacquespée, zie Biekorf 1959, 194; uitvaart van Anthonis II, Biekorf 1960, 65-67.