In drie van deze vier komt de episode met de toverpot voor. Bij Pier en Triene wordt hij warm gezweept! In geen van de teksten evenwel komt de toverformule voor zoals door ons meegedeeld.
Thema's en motieven vindt men alle in Maurits de Meyer, Vlaamsche Sprookjesthema's Leuven, 1942, bl. 133-63, Het Unibos-thema. Terloops wordt opgemerkt dat de pot-geschiedenis niet voorkomt in het middeleeuwse Versus de Unibove, De klucht van Boer Eenos, Antwerpen, z.j.
De toverpot-historie komt, blijkens de Meyer, wèl voor in Vlaanderen, Gelderland en Sleeswijk-Holstein (zie bl. 142-5).
Wat de woorden betreft, staan wij hier dus alleen. En dit met een mondelinge familie-traditie. Maar ze is zeer oud. Mijn grootmoeder aan moederszijde (o te Ledegem, 1843) vernam en ‘leerde’ de vertelling van Boertje uit de mond van Zuster Bardiene (Bertine?) die de spellewerkschool te Ledegem in handen had. Dit oude zustertje kende een schat van tellingen, liedjes, legenden, verhalen, tot middeleeuwse toe en dit vermoedelijk op mondelinge overlevering. B.v. kende ze Die Zoudaen had een dochterkijn, Het kind met de boog, enz. enz. Mijn grootmoeder zaliger ‘studeerde’ aan die spellewerkschool van haar zesde tot elfde levensjaar en kende achteraf, zoals ze het uitdrukte ‘geen letter de grootte van de kerketorre’. Haar verhaal bleef, stereotiep, in de familie bewaard. Ik bezit een benaderende ‘stenografische’ opname ervan. Mijn moeder zaliger was ongeveer zeventig (o 1872, † 1950) toen ik de vertelling optekende. Daarin werd de pot het koken bevolen met: potjekok, en deze formule werd, samen met de pot, aan de paster voortverkocht.
Maar er is meer. Misschien voer voor Europese folkloristen.
Omtrent twintig jaar geleden schreef ik op dit verhaal mijn poppenspel ‘De Leugenzak’, voor ‘Den Uyl’ van Assebroek. Deze groep kwam dit spel opvoeren in de Normaalschool te Torhout, in de winter 46-47 (als ik mis, hondje bijt me!). Toen hadden we nog de Zusters van het arme Kind jesus bij ons: een Duitse congregatie met internationale bezetting. Daaronder bevonden zich ook twee Slowaakse Zusters. Eén ervan (Zr. Avelina, thans vermoedelijk nog te Borsbeek, Antwerpen) vertelde me naderhand dat iets uit haar kinderjaren haar duidelijk was geworden. Als kind had ze in haar geboortestreek bij Tisovec (Slowakije) vaak een verhaaltje gehoord waarin een rijstpot aan 't koken ging krachtens de formule ‘potchekok’. Een formule die heiden noch christen begreep in haar streek, maar die des te krachtiger werkte vermoedelijk. ‘Maar nu versta ik het’, zei de Zuster mij.
Wat zeggen de geleerden? Zijn er verbanden? Ziet iemand oplossingen?
k. de busschere