Biekorf. Jaargang 55
(1954)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdDe toren van de Brugse Sint-Donaaskerk gesloopt met hout en vuur.
| |
[pagina 255]
| |
‘Tot spijt en confusie van het Christendom heeft men heden een volkomen begin gemakt met het afbreken en onderkappen van het heele voorwerk en steunpilaeren van den thoren van de overschoone kercke van St. Donaes, welkers geheele agterwerk of Choor nu reeds tot den grond afgebroken is....’ Hier ligt blijkbaar de oorsprong van de legende als zou men met de sloping van de kathedraal opzettelijk begonnen zijn op St. Donatianusdag 1799. Felix De Pachtere, die dat eerst heeft neergeschreven, zal de bovenstaande tekst van 14 Oktober 1800 onder ogen hebben gehad en de datum ‘14 Oktober’, die de afbraak van de toren betreft, als begindatum hebben genomen van geheel het werk dat feitelijk sedert 25 Oktober 1799 aan de gang was. De bewoners van de tien huisjes ‘staende beneden de kercke van St. Donaes’ verkeerden in gevaar en namen tijdelijk (27 Okt.) hun intrek in het beluik van het voormalige Vrije. Op 28 Oktober 1800 werden de pilaren van de voorkerk die ‘meer als thien voet, in de coorde gemeten, dikke zijn.... met vuur en alle soort brandstoffen, als solfer, pek en terre’ neergehaald. De voorkerk lag vol steen en gruis, meer dan 12 voet hoog. Op 6-7 Nov. werden de onderkapte pilaren van de toren neergehaald. Deze manier van afbraak wekte opzien bij het volk en bleef lang in de herinnering voortleven. In de sage is de jacobijnse burgemeester Serret de man van dat heiligschennende vuur geweest. De werkwijze was echter niet eigen aan Brugge, zij behoorde tot de techniek van de tijd. Te Douai werd de toren van de Kapittelkerk Saint-Amé in 1798 ook neergehaald bij middel van houten stutten die men in brand stak.Ga naar voetnoot(1) Deze techniek werd, met het oog op de sloping van zware gotieke kastelen en kerken, in de jaren 1798-1800 methodisch beschreven door de Franse ingenieur Petit-Radel, die in 1801 ‘inspecteur général des bâtiments civils’ was. Op de tentoonstelling | |
[pagina 256]
| |
1801 ingericht in het Louvre-paleis prijkte Petit-Radel met een volledige reeks tekeningen: plattegrond, doorsnede en opstand, die de gang van zo'n afbraak duidelijk maakten. De cataloog - Livret du Salon 1801 - geeft daarbij de volgende nota die hier op haar geheel in de originele tekst een plaats verdient. ‘Petit-Radel, inspecteur general des bâtiments civils, no 516. Destruction d'une église, style ogival, par le moyen du feu. Pour éviter les dangers d'une pareille opération, on pioche les piliers à leurs bases, sur deux assises de hauteur; et, à mesure que l'on ôte la pierre, l'on y substitue la moitié en cubes de bois sec, ainsi de suite; dans les intervalles, l'on y met du petit bois et ensuite le feu. Le bois, suffisamment brûlé, cede à la pesanteur, et tout l'édifice croule sur luimême en dix minutes.’Ga naar voetnoot(1) Zijn kunsten zou Petit-Radel persoonlijk hebben toegepast o.m. op de sloping van het ‘Château de Madrid’, een der mooiste kastelen in de omgeving van Parijs. De methode zelf was reeds in de 14e eeuw aan Florentijnse ingenieurs bekend; volgens Vasari (ca. 1550) werd ze alsdan aangewend om een van de machtigste Guelfische torens van Florence, de Torre del Guardamorto, neer te halen. A.V. |
|