Biekorf. Jaargang 55
(1954)– [tijdschrift] Biekorf–
[pagina 249]
| |
[Nummer 11]Oude Huisnamen te Brugge.De BierkerckeDe bekende Brugse rederijker Eduard De Dene rijmde in 1561 over een ‘bierkercke’ gelegen bij ‘Sinte Catherine buten’. Deze parochiekerk is schamel, zegt hij, ‘Maer een bierkercke staetter an tskerckhofs cant,
daer de zantten ligghen met houppels ghebonden;
men steltter de vanen hoogh anden wand:
die word meerst bezocht, tallen tyden en stonden.’
Het woord ‘bierkercke’ is geen schepping van de dichter, het was in omloop als comische benaming voor ‘bierhuis’, mnl. taverne. Verdam citeert een letterkundige tekst uit 1481 waarin het voorkomt: ‘In die caetsbaen, op dat dobbelspel, inder dansschoel of in die bierkercke.’ De bierkercke van De Dene roept het beeld op van het gild der Brugse ‘butendrinckers’ die in 1520 en volgende jaren gingen profiteren van het goedkopere bier buiten de muren en, zoals Heindric Jans, Jan Garreman en Pieter de Wevere, hun misdrijf hebben uitgeboet met de ton te dragen, kaalgeschoren te worden of vier dagen ‘te ligghene te watre ende broode in een gat.’ Het kadaster van 1580 vermeldt de huisnaam ‘Beerkercke’: een hoekhuis met ‘eene plaetse van lande | |
[pagina 250]
| |
ghenaempt Beerkercke’, alias ‘de Buerkercke’, gelegen in de Zwarte Leertouwersstraat. Mag men in deze namen een vervorming van ‘Bierkercke’ zien? Te Kortrijk was er een Bierkercke gelegen binnen de muren. Het Renteboek van de H. Geest vermeldt ca. 1490 een huis ‘de Bierkercke’ gelegen op de oostzijde van de Doornikstraat; ook de Koorrekening van de St. Maartenskerk vernoemt in 1541 een huis en erve ‘de Bierkercke’ gelegen tussen het huis van Mevrouw van Mosscheroen noord en 't Gaeykin zuid in de Doornikstraat.Ga naar voetnoot(1) | |
De juegde BorneDe Hallegeboden 1513-30 vermelden een huis ‘wylen de juechder borne, nu de witte lelie’; het kadaster van 1580 maakt melding van hetzelfde huis, dat gelegen was beneden de St. Jansbrug; ‘wylen ghenaemt De juegde Boorne ende nu De witte Lelie’.Ga naar voetnoot(2) Deze huisnaam, reeds vervangen ca. 1520, zal zijn glorietijd gekend hebben in de 15e eeuw. Hij voert ons naar de Alexanderromans, die de Oosterse legende van de ‘jeugdbron’, de verjongingsbron - fontaine de jouvence - alhier hebben verspreid. Verdam kent Jogetborne, Juechtborn uit twee 15e-eeuwse bronnen: de Reis van Jan van Mandeville en de sotternie van de Buskenblaser. De reis van Mandeville, tot volksboek verwerkt, werd gedrukt vanaf 1470. De bron ‘die door een bad er in of een dronk er uit de jeugd teruggeeft en van ziekten en kwalen geneest’ werd een dankbaar onderwerp voor klucht- en vastenavondspel. De ‘Fontaine de Jouvence’ heeft echter vooral miniaturen, muurschilderingen en wandtapijten geïnspireerd en vond in 1546 haar volledigste uitbeelding in het curieuze paneel ‘Der Jungbrunnen’ (Museum Berlijn) van Lukas Cranach de Oudere. | |
[pagina 251]
| |
Den noordschen DrolEen hoekhuis van de Zuidzandstraat droeg de naam den noordschen drol (1549), in de volgende jaren door de stadsklerken gespeld als volgt: den norschen drol (1551), den noordtschen drol (1556); in het kadaster van 1580: Den noortsschen Drol.Ga naar voetnoot(1) Drol is: alf, kabouter; en men kende Noorwegen als het vaderland van de reuzen. Een gunstige betekenis had deze benaming niet. Getuige het volgende gezelschap in de Oostvlaamse klucht Nu noch (15e eeuw): ‘By cocketoysen (slangen), bij neckers, by maren ende by den drollen uut Noorweghen.’ De achting is geenszins hoger bij de schrijver - Jan Smeken of misschien de Brugse rederijker Antonis de Roovere? - van het Spel van den heiligen Sacramente vander Nyeuwervaert (ca. 1480); een personage wordt er uitgescholden als: ‘Du, noertsch drol! du, leelic swert mol!’ De daling gaat verder in de 16e eeuw. Mathijs de Castelein van Oudenaarde spreekt in 1548 van ‘Sathan, der noordscher cockinen (schelmen) drol’. En Jonker van der Noot rijmt ca. 1565 op ‘vremde noordse drollen’ die men hoort ‘verveerlijc grollen’. (Mnl. Wdb. en Wdb. Ned. Taal, s.v.). | |
De PeckepuutBrugge telde in 1580 drie huizen genaamd de Ovare, alias Ovaere = ooievaar, naast het Ovaerdeken in het toenmalig Ovaertstratken (de tegenwoordige Essenboomstraat). De Ovare in de Wollestraat staat in het kadaster van 1580 ingeschreven als ‘de Peckepuut ofte Ovare’: in 1558 wordt dat huis nog vermeld als de Peckepuut, zonder meer.Ga naar voetnoot(2) Een tekenende naam voor de steltloper, men zou aan een ‘kinderwoord’ gaan denken; de gevelsteen of het uithangbord zal het ‘puiden-pekken’ hebben voorgesteld. Nog in 1880 bestond er in de Karthuizerinnenstraat (hoek van de Wollestraat?) een herberg In de Pek-de-Puit, door het volk genoemd De Pekkelpuit. A.V. |
|