Mengelmaren
De Faïencefabriek van Pulinx te Brugge. 1764.
De beeldhouwer Henry Pulinx (1698-1781) had - samen met zijn zoon en de Gentenaar Chauvet - in 1750 bij het Minnewater te Brugge een faïencefabriek opgericht; bij octrooi van 5 April 1753 werd hij vrijgesteld van in- en uitvoerrechten. De pas gestichte fabriek te Doornik had van de Oostenrijkse administratie dezelfde voordelen verkregen. ln 1762 was de Brugse fabriek overgegaan in de handen van een zekere Pierre de Brouwer
Een rapport uit 1763 (Alg. Rijksarchief Brussel; Conseil des Finances) bevat de volgende bijzonderheden, door de eigenaar zelf over zijn onderneming medegedeeld.
Hij fabriceert: ‘fayence tant commune que japonne et telle qu'on fabrique à St. Cloud en France, terres blanches, Brun de Rouan, et autres ouvrages, carreaux d'Holande, vases, figures et autres ornemens des jardins, et pour décorer les bâtimens, devantures des cheminées en guise de marbre jaspé.’
De jaarlijkse productie bereikt 12 à 15.000 florijn; hij zou echter driemaal zoveel kunnen produceren en verkopen, zo hij de middelen had om zijn bedrijf uit te breiden. Zijn fabricatie van ‘grès d'Angleterre’ telt hij hierin niet mede.
Zijn personeel omvat 6 draaiers, 12 schilders, 14 dagloners, 1 modeleur en 1 bediende; hij werkt met 4 molens en 2 paarden. Zijn grondstoffen trekt hij uit Engeland en Holland. Hij verkoopt in het binnenland en exporteert over Duinkerke naar de Antillen. Hij beklaagt zich over de zware invoerrechten door Holland, Engeland en Frankrijk op dit aardewerk geheven. - Tot zover het rapport.
De Brugse faiëncefabriek heeft nauwelijks tien jaar gewerkt. Op 25 October 1764 werd de stock van Pulinx' aarde werk openbaar verkocht in een huis van de Wapenmakersstraat.
Pulinx' productie o.m. van Delftse wandtegeltjes moet