Mengelmaren
De verering van Sint Bonifacius te Brugge.
De grote apostel van Germanië onderging de marteldood te Dokkum in Friesland op 5 Juni 754. Zijn bebloede lijk werd kort daarop naar Utrecht overgebracht; een maand later bereikte het Mainz en ten slotte de abdij Fulda. De monniken van Fu!da hebben dan, in de loop van de eeuwen, het gebeente van hun heilige stichter ten dele verspreid. De O.L. Vrouwkerk te Brugge kwam aldus in het bezit van aanzienlijke relikwieën: een deel van de schedel, twee ribben en een scheenbeen, die tegenwoordig aldaar in de Sint-Bonifaciusschrijn bewaard worden.
De eerste relikwie - een rib - is de Brugse kerk toegekomen over Utrecht; omstreeks 1120 - ten tijde van graaf Karel de Goede en proost Bertulphus - schonk Godebald, bisschop van Utrecht, haar een kistje waarin deze relikwie, samen met relikwieën van Bonifacius' gezellen, bevat was.
Twee eeuwen later hebben de kanunniken van Brugge rechtstreeks de abdij van Fulda aangesproken om meer relikwieën van hun traditionele ‘stichter en patroon’; 19 Augustus 1324 ontvingen zij dan van de vrijgevige monniken niet minder dan drie belangrijke stukken: het deel schedel, een rib en het bijna gehele scheenbeen. De verering van St. Bonifacius heeft sedertdien de verering van zijn metgezel St. Illeherus verdrongen wiens relieken reeds in het begin van de IIe eeuw te Brugge aanwezig waren (vgl. Biekorf 1953, 182).
Bij de jubelfeesten van 1755 schreef de gewetensvolle Brugse bisschop Mgr. Caïmo naar Fulda om inlichtingen betreffende de schenking van de Brugse relikwieën; hij ontving een zeer sierlijk maar nietszeggend antwoord.
Aan dit onderwerp werd door de hooggeleerde Praeses der Bollandisten M. Coens een studie gewijd: Le culte de Saint Boniface et de ses compagnons en l'église Notre Dame à Bruges in het feestalbum ‘St. Bonifatius. Gedenkgabe zum zwölfhundertjährigen Todestag. Fulda 1954’, blz. 514-532.
Betreffende de rijve zelf ontdekte de auteur dat de tien paneeltjes met de taferelen uit het leven van St. Bonifacius door de Brugse zilversmid Melchior Blootacker werden uitgevoerd naar een gravure van J. Matham uit 1612.