Biekorf. Jaargang 55
(1954)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdToponymica uit de kuststreek
| |
[pagina 219]
| |
veiligheid Heis als de oorspronkelijke vorm beschouwen. De eind-t is jong, niet ouder dan de 16e eeuw, en zeer waarschijnlijk niet het bekende verzamelsuffix doch een eufemisch verschijnsel, dat we ook in andere toponiemen der streek aantreffen (Ter Doest uit Does). Heis is wel terug te brengen tot Germ. *haisi, struikgewas (Carnoy 295: ‘fourré, bois, lande buissonneuse’) alhoewel we dan in de taal van de streek eerder Hees zouden verwachten.
Doest (Ter). Zoals we vorig geval (Heist) behoort de eind-t niet tot de oudste vormen. Tot in de 15e eeuw was het Does, hetwelk teruggaat tot Thôs-, zoals de vorm Thosan van de 12e en de 13e eeuw het bewijst. De beroemde abdij te Lissewege werd opgericht op een plaats die van oudsher Thosan heette. Dit Thosan is een uiterst lastig geval. Is het een verbogen vorm, een plaatsdatief-meervoud? Het is niet in te zien hoe het dan Does en niet Doezen geworden is. Dat het nochtans werkelijk als een meervoud gevoeld geweest is blijkt uit een tekst: ‘omnia bona ecclesie de Tozis’ (1246, Cart. Ter Doest). En wat betekent de stam thôs-? Carnoy II, 168 denkt aan verwantschap met Mhd. dosen. Nhd. tosen (bruisen, gieren, razen, loeien) en On. thyss (waterkolk). Na de vele volksetymologische onzin, die over dit toponiem verkocht werdGa naar voetnoot(1), is dit een ernstige hypothese waar wij ook veel voor voelen. De betekenis zou dan zijn: plaats bij het kolkende, bruisende water. Herinnering aan een overstroming?
Pisabeele. De Z.W. hoek van het 77e begin van Groot-Reigarsvliet (Dudzele) was een drieweg gevormd door de oude weg van Dudzele naar Westkapelle en de weg naar Ramskapelle (weg naar Coppemijtsbrugge. Daar stond in de Middeleeuwen een abeelboom, den Pisabeeleboom, die zijn naam gegeven heeft aan de plaats en aan de naburige hofstede en herberg. Oudste vermeldingen: pyssabeele (1405-06), pisseabeele (1507), pisseabeeleboom (1561).Ga naar voetnoot(2) Twee verklaringen zijn mogelijk: de voor de hand liggende verklaring (boom waartegen men p.... komt), die wellicht volksetymologie is; de verklaring als peisabeele, vredeboom, boom herinnerend aan de vredestichting tussen twistende partijen. | |
[pagina 220]
| |
Coppemijtsbrugge is een heule op de noordgrens van het 77e begin van Gr. R. (Dudzele): ‘in den heerwech soomen van pissabeele boom rijdt naer coppemijts brugghe’ (1649).Ga naar voetnoot(1) Afgeleid van een anthroponiem. Wij hebben niet kunnen vinden of het Coppemijts (familienaam), Coppe Mijts (persoonsnaam en fam. n.) of Coppemijt (persoonsn.) is. Wie weet het? | |
Scarp-namenScarphout: oude kerk en parochie te Blankenberge. Scarpinghe - Scherpinghe: een toponiem dat in Middeleeuwse familienamen voorkomt. Volgens De Flou: ‘eene wijk van Heist’. Dit is een zwak gefundeerd vermoeden, steunend op: Scarping (H)oec te Heist (14e E., Rtb. S. Janshosp.) Scerpenesse - Scerpenisse: Land te Rampskapelle (1536, 1660). Nisse, nesse: natte weide (Carnoy II 389). Vgl.: Scerpenbilck te Klemskerke (1617). In deze twee laatste toponiemen wijst scherp ongetwijfeld op de meetkundige vorm (scherp toelopend). Dit durven we niet zeggen voor de eerste. Vroeger hebben wij Scarphout verklaard als plaats begroeid met doornige struiken waarschijnlijk met duindoorn.Ga naar voetnoot(2) Scarpinge behoort tot de groep collectieve toponiemen waarin een adjectief met de uitgang -inge verbonden is: Groeninge, Breeninge (volksnaam voor Bredene), Scarpinge. Maar hoe duidelijk Groeninge (groene beemden) en Breeninge (brede, wijde, opene vlakte) zijn, is het moeilijk om zeggen wat scarp, scherp in Scarpinge betekent: plek met doornige struiken? Jozef De Langhe |
|