Biekorf. Jaargang 55
(1954)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 215]
| |
De statuten van de rederijkersgilde te Reninge in 1700Over de rederijkerskamer te Reninge weet men alleen dat zij in 1559 erkend werd door de hoofdkamer ‘Alpha en Omega’ uit Ieper, dat zij het volgend jaar optrad te Menen en dat zij op 2 September 1731 nog een vertoning gafGa naar voetnoot(1); waaruit haar verder bestaan blijkt. In het gemeentearchief van Reninge, dat bewaard wordt in het Rijksarchief te Brugge, bestaat een bundel betreffende de gilden van de gemeenteGa naar voetnoot(2). Naast de rederijkersgilde van de H. Geest leefde er nog een ‘ghilde van de Busse opghestelt binnen deser prochie ter eeren van onsen lieven heeren ende van Sinte Rijcktrudies’, die opgericht werd in 1626 en nog niet uitgedaan had in 1707, vermits alsdan bekrachtiging van de statuten gevraagd werd aan de magistraat. Een aantal jaren voordien reeds, in 1700, had ook de rederijkersgilde hetzelfde verzoek gericht aan burgemeester, schepenen en keurheren. Zoals het hoort, was de ‘quaerte inhoudende in (sic) vifthien articlen’ in verzenGa naar voetnoot(3) gesteld. Het verzoekschrift zelf was ondertekend door 11 gildebroeders. In 1777 werd dezelfde ‘quaerte inhoudende ordonnantien poleticque ende opservantien’ nogmaals voorgedragen om te worden gedecreteerd omdat ‘men bij faute dies de diffilianten ende deliquanten niet en can constraingieren ende betrecken bij s'heerens executie’. Ditmaal was het reglement gedrukt, alleen het 152e | |
[pagina 216]
| |
artikel werd er met de hand bij geschreven. Op de spelling na zijn beide reglementen identiek tenzij dan op enkele plaatsen die wij in voetnoot ook aanduiden. | |
Ordonnantien ende StatutenT' onderhouden bij de Reden rijcke gilde broeders vanden
1
Alvooren die belieft in dese gild' te komen
sal worden bijde vijf ghe:eede aenghenomen
aen wien men dese quaert eerst vooren lesen moet
op dat hij aen elck point als ghildebroer voldoet.
2
Wanneer de belle klynckt, elck broeder die sal swijghen
of anders sal de boet van eenen stuyver krijghen
en soo wie maeckt refuys, of yet daer teghen seyt
sal worden dobbel boet door desen opgheleyt.
3
Soo wie tot t' spelen sal bequaeme sijn bevonden
sal nemen een partije ghejont of toeghesonden
door princ' enGa naar voetnoot(a) gouverneur die door dichtmeesters raet
magh niemant weygeren, op straffe naer de daet.
4
Aen niemant g'oorlooft is een ander thouden drincken
dat is int' gi!d'-gelagh, of jemant te beschincken
al is het synen vrient ten waer een quaertier-eur
niet meer 't zij met verlof van princ' of gouverneur.
5
Die bij den duyvel sweert, of vloecken sal te seere
of door onnutten clap vermind'ren anders eere
of wel met redens compt vol van oncuyscheyt voort
twee stuyvers boeten sal soo dickwils als men t' hoort.
6
Elck gilde broeder sal hem teghenwoordigh maecken
in de processie tsij wettelicke saecken
hem eenigh letsel sijn, en die het niet en doet
eer hij compt bij de gild vier stuyvers legghen moet.
| |
[pagina 217]
| |
7
Op onsen kermis-dagh sal elck Godts dienst vereeren
in t' gaene naer de kerck en wederom te keeren
met standaert gildewijs tzij noodelick belet
dat op de boete van vier stuyvers is gheset.
8
Wie eene dochter haelt dat hij verblijt in eeren
tot den bequamen tijt dat sij huys-waert sal keeren
dienvolghens die met haer onstichtbaer saecken doet
of anders alst' betaemt een gulden wert de boet.
9
Als eenen broeder sterft, of scheyde uyt het leven
het sterfhuys wert belast een daelder ghelt te gheven
voor dootschult aen de gild', naer tghelt ontfanghen is
wert tsynder laefvenis ghedaen een sielemis.
10
Men sal eens alle jaer doen rekenyngh' en hooren
waernaer een gouverneur aal wesen nieuw ghecooren
door de ghemeensaemheyt of t' corpus van de gild'.
Daer geen boete staet voor die niet commen wild.
11
In elck vergaederyngh soo langh de quaert hangt open
wort yder gilde broer verboon en afgheropen
te smoren touback op de gilde camer dan
die dit te buyten gaet twee stuyvers boetGa naar voetnoot(b) dien man.
12
Die eene rolle leertGa naar voetnoot(c) sal exerceren comen
den tyt die hij heeft van syn overheyt vernomen
of die sal wesen door den dichtmeester ghestelt
en die daerinne faelt, die boet vier stuyvers gelt.
13
Gheen broeders moghen uyt de ghilde gaen ten waere
dat hij den gouverneur voldoen sal van dien jare
met tgonne hij voordien de ghilde schuldigh staet
toedies noch gheven moet twee guldens eer hij gaet.
14
Als 't is drye Conincx dagh de jonghmans sullen vieren
een Coningh die het valt' den weleken sal vercieren
met ses pont d'halsebant op Sinct Rictrudis dagh
die van den prins, en eedtGa naar voetnoot(d) ter slynckhant gaen magh.
| |
[pagina 218]
| |
15
De kosten van den jaer' moet elck precys opdraeghen
naer t' doen de rekeningh ten uytterst veerthien daghen
of wel bij fault van dies wert hij gheexcuteert
en hierom niemant niet op dit en murmureert.
Over andere dichterlijke activiteiten van de auteur van het reglement, Matthijs Halewynt, hebben wij niets kunnen achterhalen. Steeds uit dezelfde bundel gemeentearchief vernemen wij verder nog dat, ter gelegenheid van de kermis 1665, het spel van de Heilige Ludovicus opgevoerd werd samen met een andere tragedie, heet het, waarbij de magistraat tussenkwam voor 100 £ par. in de grote kosten. In 1669 werd nogmaals, zoals reeds voordien gebeurd was in 1665 toelating gevraagd voor de opvoering van een ‘spel van sinnen, met een esbatament’, wat ook ingewilligd werd. Luc Danhieux |
|