Molens in West-Vlaanderen. 1801.
In 1801 telde het Leiedepartement, de latere provincie West-Vlaanderen, het volgende aantal molens:
1. Korenwindmolens: totaal 674, verdeeld over de vier arrondissementen als volgt: Brugge 219, Kortrijk 196. Ieper 149, Veurne 110.
Deze molens waren talrijk in de steden (op de vestingen), en bijna elk dorp had er een.
2. Watermolens voor koren: totaal 22. Twee ervan werkten te Brugge op de vestingen; de overige werkten op de Leie, 7 in het arr. Ieper en 13 in het arr. Kortrijk.
Het meel van de watermolens was fijner gemalen wegens het regelmatig werk. Doch de windmolens bereikten een bijna gelijke fijnheid.
3. Windmolens, andere dan korenmolens: totaal 158. Daarvan waren 139 oliemolens. De overige maalden snuiftabak (11), schors voor de huidvetterij (2); vijf molens werkten voor de bemaling van moerland en één molen was een ‘voldersmolen’ (pour fouler les étoffes).
- Volgens het Mémoire Statistique du Département de la Lys, blz. 149-150. Parijs, Jaar xii (1803-4).
D.V.