Biekorf. Jaargang 55
(1954)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 81]
| |
[Nummer 4]Het oud zwinVoor grote gedeelten van de kustvlakte staat de studie van de waterlopen nog in de kinderschoenen. Slechts enkele gebieden werden bestudeerd, o.a. het gebied ten noordoosten van Brugge. Want is de streek van Brugge ook niet deze van het Zwin? Brugge-het Zwin: dankbaar en boeiend onderwerp, waar menig onderzoeker zijn beste krachten heeft aan gewijd. Een van de waterlopen die een speciale voorkeur van de onderzoekers schijnt te genieten, en die reeds in veel geschriften behandeld werd, is het Oud Zwin. ‘Waarom er dan nog over schrijven?’ zult ge misschien vragen, beste lezer. Wel, omdat het ons opgevallen is dat de verschillende auteurs, die over het Oud Zwin geschreven hebben, het niet altijd met elkaar eens zijn, vooral wat de oorsprong van deze waterloop betreft. En ook nog om een andere reden, nl. om te wijzen op het groot nut van een bodemkundig-geologisch onderzoek door middel van boringen bij dergelijke studies. Het is U toch bekend dat onze kustvlakte grotendeels opgebouwd is uit zee-aanslibbingen (klei en zand), die er tijdens eeuwenlange overstromingen werden achtergelaten door de zee. Deze afzettingen zijn er niet zo maar willekeurig tot stand gekomen, | |
[pagina 82]
| |
maar beantwoorden aan een zekere regelmaat. Zo liepen er b.v. in de kustvlakte in vroegere eeuwen talloze kreken waar men nu op het eerste zicht geen spoor meer van terugvindt, omdat ze dichtgeslibd zijn. De studie van de bodem tot op een zekere diepte laat ons echter toe de loop van deze verdwenen waterlopen nauwkeurig terug te vinden en te vervolgen. In de vroegere kreekbeddingen treft men andere afzettingen (nl. zand) aan dan erbuiten (vnl. klei). Dergelijke studie laat ons dus toe voor een bepaalde waterloop na te gaan of hij het overblijfsel is van een dergelijke kreek - dus een natuurlijke loop, - of dat hij gegraven werd - dus een kunstmatige loop. Laat ons, na deze droge ‘technische’, maar noodzakelijke uitweiding, tot het Oud Zwin terugkomen. Het Oud Zwin is de eerste verbinding van Brugge met de zee geweest. Het liep oorspronkelijk van aan de poorten van Brugge - de Koolkerkepoort - over Koolkerke, Pereboom en Eienbroek - twee wijken van Oostkerke -, tot aan de Bloedlozendijk op Westkapelle. Over deze loop zijn, sedert geruime tijd, alle auteurs het eens. Voor wat de oorsprong, de onstaansgeschiedenis betreft, is het wat anders. Volgens JonckheereGa naar voetnoot(1) werd het Oud Zwin gegraven en is het dus een kunstmatige waterloop. A. De Smet heeft dit echter in zijn degelijke studie, die heel wat nieuws bracht over het waterwegennet ten noordoosten van Brugge, tegengesproken en weerlegdGa naar voetnoot(2). Volgens hem is het Oud Zwin een overblijfsel van een stelsel van geulen en moet het vroeger veel breder en belangrijker geweest zijn. Hij haalt een tekst aan van 1334-1335 die luidt: | |
[pagina 83]
| |
- Loop van het Oud Zwin -
Merk de tamelijke rechtlijnige loop van het Oud Zwin op, met slechts een belangrijke knik ten noorden van Koolkerke. De lijnen onder en rechts op de figuur stellen dijken voor; enkele van deze dijken zijn nog goed bewaard gebleven. | |
[pagina 84]
| |
‘Dit es 't Oude Zwin dat Jan Walkier heift te cheinze van der stede van Brucghe dat men heet scor, dats te verstaene van der Coolkercporte tote PylyserdamGa naar voetnoot(1) an beden ziden.... Ende van desen vorseiden lande zo es rumelike de driedeel wech ende dike.....’. Waaruit A. De Smet dan besluit ‘dat het Oud Zwin oorspronkelijk meer was dan een eenvoudig kanaal en dat het alleszins niet een kunstmatig aangelegde waterloop kon zijn’, gezien er in verschillende teksten sprake is van ‘diken’ en van ‘scor’. Volgens J. De Langhe in een studie, die gekenmerkt is door een grote nauwkeurigheid, over de ‘Monding van het Oude Zwijn’,Ga naar voetnoot(2) is ‘deze waterloop zonder twijfel gegraven, rechtgetrokken in de bedding van een voormalige, oorspronkelijke kreek’. Later nochtansGa naar voetnoot(3) is hij minder categoriek wanneer hij schrijft: ‘Misschien gebruik makende van een kreek, die in deze schorren overgebleven was, groeven de Bruggelingen in de 10e of 11e eeuw een kanaal naar de Reigarsvliet. Wij weten niet in welke mate zij daarbij van bestaande natuurlijke waterlopen gebruik mieken’. Welke is nu onze persoonlijke mening over deze fel omstreden vraag? Het bodemonderzoek, dat we in de streek van Brugge geleid hebben, heeft ontegensprekelijk aangetoond dat het Oud Zwin een kunstmatige, gegraven waterloop is. Het loopt inderdaad door verschillende geo-morphologische ‘landschappen’, die elk een verschillende ontstaansgeschiedenis hebben en op verschillende tijdstippen gevormd werden. Bovendien dwarst het menige oude, verzande kreek die we, dank zij onze boringen, konden terugvinden. Het is dus een kanaal. De bovenvermelde oude teksten, waarin ‘scor’ en | |
[pagina 85]
| |
‘dike’ sommigen op een dwaalspoor hebben gebracht, spreken dit niet tegen, maar komen onze bevindingen zelfs staven. Als men inderdaad weet dat bedoeld schor ‘36 gemeten, 1 line, 36 roeden’ groot is (dat is ongeveer 16 ha) en zich ‘an beden ziden’ van het ± 13 km lang Oud Zwin uitstrekt, dan leert een eenvoudige berekening dat dit schor 13 km lang op ongeveer 12 m breed was. Het gaat hier klaarblijkelijk om de beide kanaalbermen (13 km lang en ieder 6 m breed), die aan Jan Walkier verpacht werden. In dit verband verwijzen we naar een werk van J. BoesGa naar voetnoot(1), waar hij handelt over de verpachting van de bermen van de Lieve, een kanaal dat in de tweede helft van de 13e eeuw Gent met Damme verbond. De verpachting geschiedde bij opbod; de pachter kon zelf verhuren aan derden. Het Oud Zwin werd gegraven nadat de Bloedlozendijk in het oosten tegen de overstromingen van het Zwin was opgeworpen in de 11e eeuwGa naar voetnoot(2). Vanaf de Koolkerkepoort was het met Brugge-binnenstad verbonden door de Oude Reie. Te Westkapelle mondde het uit in de machtige Zwininham, langs een opening in de Bloedlozendijk, die van een sluis was voorzien. Het bestaan van deze sluis, de Kwintinssluis, werd duidelijk door A. De Smet en J. De Langhe bewezen. Toen in de 13e eeuw de Greveningepolder werd gewonnen, had men de uitmonding van het Oud Zwin mee ingedijkt. Het was dus noodzakelijk een tweede opening, deze keer in de Greveningedijk, te maken, die eveneens van een sluis was voorzien. De ligging van deze tweede sluis werd door J. De Langhe bepaald; ze lag ongeveer aan de oude Schapenbrug; tussen beide sluizen lag een 250 m lange strook, die | |
[pagina 86]
| |
zou dienst gedaan hebben als sas. Bij verdere indijkingen werd er echter op gelet de monding van het Oud Zwin niet meer mee in te dijken om de verbinding ervan met de Zwininham te verzekeren. Aldus werd een nauwe doorgang tussen verschillende polders opengehouden, langs dewelke het water van het Oud Zwin kon wegvloeien. In de 15e eeuw werd, door de aanleg van de Graaf Jansdijk, de doorgang afgesloten, waardoor het Nieuwland ontstond. Tussen de twee dijken van het Nieuwland kronkelt nog een smalle gracht, overblijfsel van de afvoergeul, die eens in de Zwininham uitmonddeGa naar voetnoot(1). Het Oud Zwin schijnt in het begin van zijn bestaan een belangrijke rol gespeeld te hebben voor de scheepvaart, als verbinding tussen Brugge en de zee (de Zwininham). J. De Smet toonde immers aan dat er langs de Oude Reie, de voortzetting van het Oud Zwin, een ‘handelsplaats’ of ‘wijk’ gevestigd was, de KetelwijkGa naar voetnoot(2). Het belang voor de scheepvaart zou weldra afnemen; inderdaad beschikte men spoedig over een grotere verbindingsweg met de zee, nl. het eigenlijke Zwin, dat tot Damme liep en vandaar met Brugge verbonden was door de Reie. Het Oud Zwin heeft van dan af een andere, niet minder belangrijke rol, gehad, nl. te zorgen voor de ontwatering van het poldergebied. Een deel ervan zou nochtans weer voor een tijd bevaren worden. Rond 1557 werd het Oud Zwin vanaf Brugge tot aan Pereboom uitgediept; vandaar voeren de schepen langs het tweede Leugenzwin tot een paar km ten noordoosten van Damme, om vandaar langs de ‘Varsche Vaart’ Sluis te bereikenGa naar voetnoot(3). | |
[pagina 87]
| |
En wanneer ik, om te eindigen, U zeg, waarde lezer, dat ook een andere belangrijke waterloop, nl. de Reie tussen Damme en Brugge, gegraven en dus kunstmatig is, dan zult ge misschien verwonderd opkijken. Nochtans is het zo..... maar dat is een volgende keer. Ing. J. Ameryckx, Centrum voor Bodemkartering, i.w.o.n.l. |
|