De Gilde ‘Noodvier’ te Brugge.
Bij de mededelingen van M.V.C. hierover in Biekorf 1953. 242, heb ik de volgende verbeterende aanmerkingen in te brengen. Ik was lid van Noodvier in 1910, 1911 en 1912 en proost in 1913-1914 tot aan de oorlog, wanneer de gilde afgeschaft werd. Ik weet dus nog al goed wat er omging.
In al die jaren heb ik nooit gehoord van iets dat op paleographie of heemkunde gelijkt. Noodvier was niets anders dan een geheime bond van de vurigste flaminganten, vier of vijf uit elke der drie hoogste collegeklassen, onder leiding van een seminarist; verder waren er nog 4 of 5 hoogstudenten en evenveel seminaristen (als leden). Niets anders werd daar besproken dan het flamingantisme. In mijn tijd bv. de strijd voor de vervlaamsing van de Gentse universiteit, de werking om vlaamse sermoenen en retraites te bekomen op 't college, hoe vlaamsgezinde leraars moesten gesteund worden, de strijd voor betere taalkennis (gallicismen en germanismen bekampen), medewerken aan de Vlagge, enz.
Noodvier had een Keure; bestaat ze nog? De vergaderingen werden gehouden niet in de Studentenkring, maar in het patronaat van St Jacobs (Jan Booninstraat) en gedurende het schooljaar ging de werking voort in de eveneens geheime klasbonden. Het was dus iets in den aard van den Swighenden Eede.
M.G.