Biekorf. Jaargang 54
(1953)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 273]
| |
Een schrijver uit de Sint-Jansabdij te Ieper Jacobus de ZomereEen genealogische studie als deze van Baron Albert Bonaert over de De Zomere's te Ieper is een kostbare aanwinst voor de geschiedenis van de oude stad.Ga naar voetnoot(1) Wij vermelden ze hier omdat ze ons toegelaten heeft de eenzelvigheid en de afkomst van Dom Jacobus de Zomere (of Somerus, zoals men althans wel eens placht te zeggen) beter te omschrijven. Het obituarium van Sint-Jan-ten-Berge, door schrijver van bovengemelde studie onbenut gelaten, zal daarvoor ook wel kunnen gebruikt worden.Ga naar voetnoot(2) Jacobus de Zomere, zoon van Frans I de Zomere (1537-1604) van Hazebrouck, en van ‘Jonkvrouw’ Anna Zelverin (1547-1611) uit het Brugse patriciërsgeslacht, - dat weleer zijn naam aan de Korte Zilverstraat heeft gegeven! - werd te Ieper geboren en in de St. Maartenskerk gekerstend op 27 April 1575. Hij trad in de Benediktijnerabdij van Sint-Jan-ten-Berge te BelleGa naar voetnoot(3) in 1597 of 1598; immers de stad Ieper schonk hem, te dezer gelegenheid, volgens het plaatselijk (?) gebruik, een zilveren beker, vervaardigd door Mattheus de Kien.Ga naar voetnoot(4) Dom Jacobus overleed op 30 September 1616. In het obituarium van het klooster, waar zijn naam werd ingevoegd, stond deze van zijn ouders reeds sedert enkele jaren op 19 Juni aangete- | |
[pagina 274]
| |
kend: Franciscus de Zomere, civis Iprensis, 1604, et Anna Seluers, uxor eius, 1611. Anniversarium cum obligatione officii defunctorum cum uno nocturno.’ De boven vermelde genealogische studie gewaagt niet van de litteraire werkzaamheid van onze monnik. Dom Jacobus de Zomere mag nochtans, samen met Dom Hubertus de Bray († 1605). Dom Petrus Reynier († 1639) en de twee gebroeders Henricus en Philippus van den Zype, onder de vruchtbaarste schrijvers van de St. Jansabdij worden gerekend. Jammer genoeg blijken zijn werken spoorloos te zijn verdwenen. Zij waren in handschrift gebleven en in de bibliotheek van de abdij bewaard. Sanderus heeft ze aldaar gezien en heeft ons de lijst ervan in zijn Bibliotheca belgica manuscripta bewaardGa naar voetnoot(1) Het waren, naar het blijkt, grotendeels latijnse gedichten over het Oud en het Nieuw Testament, namelijk over de boeken Ruth, Tobias, het Hooglied en de Spreuken; verder de uitleg van de O Antiphonen van de Advent. Van groter belang voor ons waren zeker zijn geschiedkundige opstellen geweest: zijn Historia martyrum Gorcomiensium en zijn Origo Festi Thunarum apud Iprenses. Verdwenen die boeken met de Franse Revolutie of werden ze de prooi der vlammen die in 1717 de bibliotheek van de St. Jansabdij teisterdenGa naar voetnoot(2)? Over het lot van deze bibliotheek in 1796 ontbreekt ons ook de minste inlichting. Iemand die wel thuis is in de geschiedenis van O L. Vrouw van Thuyne zal ons misschien weten te zeggen of men langs daar geen spoor kan terugvinden van het werk van Somerus? Wijlen Henri de Sagher, die een kort bericht aan deze Ieperse benediktijn heeft gewijd, voegt er nog | |
[pagina 275]
| |
aan toe: ‘Il était probablement apparenté au chanoine Jean Somers, curé de Saint Pierre et doyen de chrétienté d Ypres, qui mourut en 1614 en léguant sa bibliothèque aux Frères Mineurs de cette ville.’Ga naar voetnoot(1) Deze verwantschap is wel mogelijk, toch komt ze in de bovengemelde opzoekingen niet goed uit. Laten wij hier terloops opmerken dat kanunnik Jan de Zomere geen deken van Ieper was, zoals H. de Sagher en A Bonaert het na A. VandenpeereboomGa naar voetnoot(2) herhalen, maar wel deken van Waasten. Zijn portret wordt heden nog te Rijsel bewaard, in het Musée des Beaux-Arts aldaar, onder Nr. 615. Op de lijst van het paneeltje komt het volgende opschrift voor: ‘Mr Johannes de Zomere, Zachariae filius, canonicus Sti Martini, pastor divi Petri et christianitatis in Warneston decanus, aet. suae 50. 1613.’ Baron A. Bonaert citeert wel het portret van Rijsel (blz. 88), maar niet op zijn plaats; hij heeft het dus blijkbaar niet gezien, noch kennis gehad van het opschrift. Dom N. Huyghebaert |
|