Biekorf. Jaargang 54
(1953)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 205]
| |
De Westvlaamse zilversmidsgilden op de tentoonstelling te KortrijkDe Westvlaamse zilversmeden waren goed vertegenwoordigd op de tentoonstelling ‘Gewijde Kunst’ in Juli-Aug. te Kortrijk (Zie Biek. 1953, 181). Van het Brugse Gilde waren er zes gewrochten; nl. een kelk uit de O.L. Vrouwkerk gemaakt door zilversmid Balthazar Van Blootacker in 1615-16 (nr. 32), een kelk uit het Kortrijkse Begijnhof van Daneel Landtsocht uit 1618-19 (nr. 34) en een uit het klooster der Arme Klaren eveneens van deze laatste zilversmid doch uit 1623-24 (nr. 33). Vervolgens was er de prachtige cylinder-montrans uit het O.L. Vrouwhospitaal van een onbekend zilversmid, die tekende C.L. door elkaar (niet het merk van Lucas Croes volgens de plaat in Gruuthuuse) uit het jaar 1654 (nr. 3) en een ciborie uit 1682-83 gemaakt door een zilversmid, die als merk zijn initiaal moet gebruikt hebben, een L met een puntje eronder (nr 24). Nog was er de bekende schone Barokkelk uit de O.L. Vrouwkerk van 1658-60 (nr. 40.) Ieper was maar vertegenwoordigd door een paar huiskandelaars gemaakt door zilversmid De Coene (nr. 109). Maar, zoals het paste op een Kortrijkse tentoonstelling, waren er 37 kunstwerken van Kortrijkse zilversmeden. We laten ze hier volgen, geschikt per zilversmid en in chronologische orde.
Eerst hadden we twee schone gewrochten van Steven de RickereGa naar voetnoot(1), een H. Olieschrijn uit de St. Maartenskerk (nr. 48) en een H. Olievaatje uit het O.L. Vrouwhospitaal, in 1603 gemaakt voor de stadspastoor Jan Coens (nr. 49). Vervolgens was er een kelk uit de St-Maartenskerk in 1613 gemaakt door Charles D'hondt.Ga naar voetnoot(2) Op deze drie gewrochten komt het Kortrijkse stadswapen voor als stadsmerk. Hetgeen wijst op het Kortrijkse gilde, dat wel zelfstandig bestond. De dekenletters corresponderen ook niet met die van het Gentse gilde. Weinig zilversmeden uit het Kortrijkse gilde zijn bekend, immers door de ‘oorlogsomstandigheden zijn de stempelplaten met de merken der Kortrijkse meesters zoek geraakt en.... nog niet teruggevonden.’ (Inleiding Catalogus) Van een zil- | |
[pagina 206]
| |
versmid met werk P.W. boven elkaar, was er een H. Olievaatje uit de eerste helft der 18e eeuw. (Dekenletter [H] eveneens nog niet te ontcijferen) (nr. 51). Een missaal met zilverbeslag uit de eerste helft der 18e eeuw is werk van een zilversmid die tekende G.F. Dekenletter [X]. (nr. 60a). Een wierookscheepje, eveneens van dezelfde tijd, met dekenletter [W], van hetzelfde alfabet als boven H, werd gemaakt door de meester I.I.D. Deze drie kunstwerken zijn eigendom van de St. Maartenskerk. Het sterkst vertegenwoordigd was Pieter Ignaas Nolf (P.I.N.), deken 1745-1756 van het Kortrijkse gilde. Men kon er dertien van zijn werken bewonderen, o.m.: de stralenmonstrans 1758 uit de St. Maartenskerk (nr. 16); een ciborie 1765 uit het O.L. Vrouwhospitaal (nr. 26); vier altaarkandelaars 1762, 1777 en 1783 alsook twee missalen met zilverbeslag 1743 en 1757 uit de St. Maartenskerk (nrs. 55, 60 en 62); een missaal 1753 en twee reliekhouders 1756 uit het St. Niklaasinstituut; een reliekkruis 1755 uit de St. Elooiskerk. Verder nog twee zeinsels (S. Franciscus Xaverius en S. Aloysius) uit de St. Michielskerk (nrs. 97 en 98) en een zeinsel alsook een borstbeeld van de H. Anna (nrs. 87 en 104) met een paar huiskandelaars (nr 110) uit de St. Maartenskerk, Een uittreksel uit de kerkrekening 1754-63 van de St. Maartenskerk heeft mij de zilversmid J. Veys, die tekende met V. met kroon er boven, doen ontdekken.Ga naar voetnoot(1) Van hem waren er twee kelken, beide van 1761, de ene uit de St. Maartenskerk en de andere uit de Magdalenakapel (nrs 41 en 42). Van de zilversmid P.N. (is het een Nolf?) was er een kelk 1768 uit de O.L. Vrouwkerk (nr. 44) en een schenkblad met ampullen 1773 uit het St. Niklaasinstituut (nr. 64). Nog uit de O.L. Vrouwkerk was een ander kelk 1769, gemaakt door P.I.F., een onbekend meester (nr. 45). Van V.M. konden we een reliekwiekruis 1756 uit het St. Niklaasinstituut bewonderen (nr. 83). Van D.M. een zeinsel 1766 van de H. Cornelius uit de St. Michielskerk (nr. 99) en van P.M. het schone borstbeeld (begin 18e eeuw) van de H. Martinus uit de St. Maartenskerk (nr. 103). Zijn dat gewrochten van de Malfait's of de Millecamp's? | |
[pagina 207]
| |
Een zilversmid, die als naamstempel een vos gebruikt en waarschijnlijk een Devos is, was er vertegenwoordigd met een zeinsel uit de tweede helft van de 18e eeuw, behorend tot de O.L. Vrouwkerk (nr. 101). Van P.D.S. (een De Smit?) lag er een missaal met zilverbeslag 1783 uit de St. Maartenskerk (nr. 62a). Vier altaarkandelaars 1788 uit de O.L. Vrouwkerk waren het werk van E.C. (nr 56). Van een zilversmid die stempelt D.C. (Jan De Coninck?) was er een kelk 1792 uit de St. Maartenskerk (nr. 46). De twee aanbiddende engelen 1790 uit het O.L. Vrouwhospitaal zijn het werk van A.W., waarschijnlijk Augustinus Van de Winckele, (nr 20). Dan is er nog een monstrans uit de St. Elooiskerk van na 1750 en gemerkt G.N. Is het Gulielmus Nolf? (nr. 17). Blijven dan nog vier onbekende werken, maar zeker van het Kortrijkse gilde. nl. een deksel van een ciborie uit de St. Maartenskerk van de eerste helft der 18e eeuw. Dekenletter A (nr. 27), een ciborie uit dezelfde kerk en uit dezelfde tijd (nr. 25), een wierookvat 1782 uit het St. Niklaasinstituut (nr. 66) en een voordraagkruis 1785 uit de St. Michielskerk (nr. 70). Deze tentoonstelling heeft aldus veel Kortrijkse gewrochten opnieuw doen kennen, maar laat ook nog veel vragen open. Wij hopen deze te kunnen oplossen, zodra de stempelplaten en de registers van het gilde teruggevonden worden. C.D.N. |
|