Biekorf. Jaargang 54
(1953)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 173]
| |
Een oud schilderij uit de abdij van GroeningeIn de huiskapel van de Kliniek der H. Familie, Groeninge laan te Kortrijk, hangt tegen de linker zijmuur een schilderij dat wel enige aandacht verdient. Het is een eikenhouten paneel met een bovenrand in boogvorm uitgesneden. Op het eerste zicht doet het zich voor als het middenpaneel van een triptiek. Het stuk is in slechte staat, het paneel midden door gespleten en, wat erger is, door overschildering verknoeid. Dat is vooral het geval met de hoofdfiguur, de H Maagd Maria in een nimbus (mandorla), omgeven door vier engelen. Niet meer gaaf, doch beter herstelbaar zijn de twee ‘donateurs’ die knielen onderaan vóór een landschap dat met water en bouwwerk gestoffeerd is. De afmetingen zijn: 152 × 96 cm. Het schilderij hing in de jaren 1880-90 in een van de Kortrijkse huizen van de Zusters van de H. Familie (St. Jozefs gesticht of het nieuwe St. Carolus Borromeus). Omstreeks 1890 heeft H. De Jonckheere, onderpastoor op O.L. Vrouwkerk te Kortrijk, dat schilderij van de Zusters losgekregen in ruil voor een nieuw gotiek crucifix. En het stuk heeft hem 1895 begeleid naar Vijvekapelle, Beveren (Yzer) en Hulste, waar hij achtereenvolgens pastoor werd, en later naar Ingelmunster, waar hij in 1922 als emeritus ging wonen. Hij zou aldaar, bijkans honderdjarig, overlijden in 1946. Hij was geen kenner, doch een liefhebber van antiquiteiten; hij hechtte veel waarde aan dat schilderij en heeft aan vrienden en kennissen meer dan eens uitvoerig zijn ‘versie’ verteld, die hij in 1936 bondig heeft neergeschreven. En wel in de volgende omstandigheden. Hij was bij de negentig en veel bezig met zijn testament. Hij zal enig bezwaar hebben gehad, het schilderij naar erven te laten gaan. Hoe dan ook, hij schreef in 1936 een akte van ‘schenking’ aan de vroegere eigenaar. Aldus is het schilderij na zijn dood (1946) naar de Zusters van de H. Familie te Kortrijk teruggekeerd. Hier volgt nu de tekst van het eigenhandig document van pastor emeritus H. De Jonckheere.Ga naar voetnoot(1)
Op den omslag: ‘Aan de Z.E. Moeder van 't Godshuis de H. Familie te Kortrijk, deze schilderij der verschijning van O.L.V. van | |
[pagina 174]
| |
Groeninge geschonken door den E.H. De Jonckheere, gewezen pastor van Hulste.’ In deze omslag steekt een dubbel blad stevig papier met de volgende tekst:
Uitleg der schilderij: Verschijning O.L. Vrouw van Groeninge. Getrokken uit de archiven der Duinenabdij. Verschijning van O.L. Vrouw van Groeninge te midden eener schitterende klaarte boven de abdij, binst den Guldensporenslag. Men verhaalt dat, binst den Sporenslag, een der fransche strijders, Sigis, koning van Majorka, te midden van 't gevecht, eene schitterende klaarte boven de abdij ontwaarde en, in deze klaarte, het afbeeldsel aanschouwde van Maria. Door dit wonder gansch ontsteld, riep hij uit: ‘Wij zijn verloren. Maria komt onzen vijand ter hulp, aan hun de ze gepraal! Eene wreede dood ons verwacht!’ Sigis sneuvelde met Robrecht van Artesië, en oneindig veel zijner gezellen. Zij wierden in de abdijkerk begraven, zoo de overblijvende zerken het nu nog getuigen. De goddelijke Moeder Maria verschijnt in de lucht verheven, ondersteund door vier Engelen, twee aan ieder zijde, in vliegende houding, gedoschd in rijke gekleurde brocard priestergewaden in gothieken stiel der middeleeuwen, Onder hare voeten zien wij verplet het monster helsch serpent. Beneden op den grond aanschouwen wij het Leijewater in overstroming, Broeltoren, gebouwen der abdij. Dit alles spreekt ons van 't oude Kortrijk. En nu, aan welk tijdstip is de schilderij toetewijden? Men aanschouwt er twee persoonen op, eenen pater, Laurentius Vanden Berghe, oud-abt der Duinen Abdij van Coxijde, die in 1606 door eene geraaktheid geslegen, onbekwaam geworden tot zijne bediening, als geestelijken Bestierder in de Groeningabdij aankwam en er verbleef tot aan zijne dood in 1611. Aan de linkerzijde van O.L. Vrouw zien wij Elisabeth Vanden Berghe, zuster van Laurentius, die Abdis geworden was in 1583 en het bleef tot haar overlijden in 1608. Broeder en zuster verbleven er dus te zamen gedurende twee jaren. Dus moet de schilderij gemaakt zijn tusschen 1606 en 1608. Liefhebbers denken dat zij aan den vermaarden Pourbus toeteschrijven is. H. De Jonckheere
De geschiedenis van het schilderij ligt verder in het duister. De tegenwoordige Zusters van de H. Familie (gesticht in 1837) weten hoe noch wanneer het stuk in hun klooster ge komen is. Gelukkig hebben zij de waardevolle overlevering | |
[pagina 175]
| |
bewaard dat het paneel uit het oude Groeningeklooster herkomstig is. Een groot aantal schilderijen werden inderdaad in 1797, samen met ander aangeslagen kerkgoed, door de laatste abdis, Victoire Gillon, ingekocht.Ga naar voetnoot(1) Dat bezit ging in het begin van de 19e eeuw over naar de laatst overlevende zusters van Groeninge die te Kortrijk rentenierden. Ons schilderij zal dan, evenals andere stukken van het kerkgoed, uit het sterfhuis van een dezer zusters in particulier bezit zijn overgaan. De uitleg van pastoor De Jonckheere is maar voor een zeer klein deel getrokken uit de ‘archiven der Duinenabdij’. De bedoelde archieven zijn hier natuurlijk de uitgegeven bronnen, en met name de Kroniek van deze abdij. Uit de uitgegeven kronieken van Ter Duinen en van Groeninge komen de bijzonderheden betreffende de ‘donateurs’ door pastoor D.J. aangehaald. Al de overige ‘uitleg’ behoort tot de zeventiende eeuwse legende van O.L. Vrouw van Groeninge en mag hier voorlopig buiten bespreking blijven. Wie zijn nu de knielende personages op het paneel? Rechts knielt een abdis met staf en priaal, in de klederdracht van de Cisterciënserorde; - links, een bejaarde monnik in donkere toog en mantel, zonder enig kenteken. Laurentius Van den Berghe heeft inderdaad, na zijn ontslag als abt van Ter Duinen, in 1606 zijn intrek genomen in de nieuwgebouwde abdij van Groeninge te Kortrijk, waar zijn zuster abdis was, en waar de ‘pater’ (biechtvader) meestal een Duinheer was. Deze datering stemt overeen met de stijl van het schilderij, en de traditionele identificering mag men gerust aanvaarden. De identificering van de abdis is echter niet zo zeker. De voorgestelde abdis is waarschijnlijk niet Elisabeth Van den Berghe, zuster van de abt, doch haar opvolgster, Maria de Pickere, een nicht van dezelfde abt. Om dat duidelijk te maken, moeten we de familieveihoudingen in de abdijen Ter Duinen en Groeninge omstreeks 1600 wat nader bekijken. Laurentius en Elisabeth waren Vanden Berghe's van Ingelmunster. Hun vader, heer Jan Vanden Berghe, had een talrijk gezin en moet een invloedrijk man geweest zijn, die zijn begaafde kinderen voordelig wist uit te zetten. Elisabeth werd 1558, in haar vijftiende jaar, novice te Groeninge; zij zou de sloping van het klooster buiten-de-muren beleven en als abdis (1584-1606) het nieuwe Groeninge tussen de | |
[pagina 176]
| |
Houtmarkt en de Kanunnikstraat (tegenw. Groeningestraat) door de Kortrijkse architect Jan Persyn laten bouweil. Laurentius, geboren in 1548, was 16 jaar toen hij in Ter Duinen (Koksijde) geprofest werd. De grote abdij stond toen in de jaren van haar diepste verval. Beeldenstorm en burgeroorlog zouden weldra de grotendeels verlaten abdijgebouwen vernielen en de kloostergemeente verstrooien. Lautentius is juist in deze bittere jaren van scheuring abt geworden; gekozen in 1580, werd hij eerst vijf jaar later door Farnese in zijn waardigheid bevestigd. Van de nog levende Duinheren keerden een dozijn niet meer terug. De 38 jarige abt stond, in 1585, aan het hoofd van een Ter Duinen dat tot op zes monniken gevallen was. Hij leefde echter op hoop van een vrede die de rijke kloosterbezittingen in de poldergebieden weer zou renderend maken, berentte zoveel hij kon, en verkocht als hij niet meer verder kon. Zo hield hij het aloude Ter Duinen in leven. Hij vestigde zich ten slotte op het Hof ten Bogaerde te Koksijde, dat tot klooster werd omgebouwd. Toen hij. ten dele verlamd, in 1606 ontslag nam, telde Ter Duinen 18 monniken, waaronder de jonge Adriaan Cancellier en de diaken Bernard Campmans: de twee grote figuren die de restauratie van Ter Duinen zouden voltrekken. Laurentius was 58 toen hij zich bij zijn zuster, abdis Elisabeth, in het nieuwgebouwde Groeninge te Kortrijk terugtrok. Daar was en bleef hij in familie, ook na de dood van Elisabeth (1608). Immers de nieuwe abdis, Maria de Pickere, een begoede erfdochter uit de streek van Deinze, was zijn volle nicht. En zijn zuster Florence, die in 1609 haar man verloor, kwam enkele maanden later als weduwe Vasseur het familiale Groeninge vervoegen. Het beeld van de maagschap Vanden Berghe in het kader Groeninge-Ter Duinen is hiermede nog niet volledig getekend. Immers Laurentius had zijn neef Jan Van den Berghe de - eerste novice door hem in 1580 aanvaard, prior van Ter Duinen en tegelijk pastor van Adinkerke - in 1606 mee genomen naar Groeninge als ‘pater’ van de zusters en kapelaan van hemzelf. En nog een andere neef stond op het schaakbord van abt Laurentius: zijn geliefd petekind, Laurentius De Wulf, van jongsaf in het klooster opgevoed en in 1594 geprofest, was in 1606 een flinke monnik van 27 jaar, als voorbestemd tot de successie. Toen abt Laurentius in 1606 ertoe besloot te resigneren, had hij de zekerheid dat zijn neef Laurentius hem zou opvolgen. Hij rekende echter zonder de diplomatie | |
[pagina 177]
| |
van de Aartshertogen, die een monnik uit de abdij van Loos (Rijsel) in Ter Duinen aansteldenGa naar voetnoot(1). Deze onverwachte zet vanuit Brussel brak niet alleen de voogdij van de Vanden Berghe's, oom en neven, in Ter Duinen: feitelijk heeft dat ingrijpen van de Geheime Raad onze abbas resignatus naar Groeninge gevoerd en op ons schilderij doen terechtkomen. Abt Laurentius had immers zijn lijfrente, onder het gedroomde abbatiaat van zijn neef, ontworpen als volgt: een jaarlijks pensioen van 2000 gulden te heffen op de kloosterhoeven naar zijn keus; met een monnik als kapelaan en een dienaar zou hij zich vestigen in het Duinhuis van Veurne of Nieuwpoort ‘tzynder keure ende optie’. Brussel legde nu de volgende regeling op: een pensioen van 600 gulden ten laste van Ter Duinen wordt toegekend aan Pieter Pantin, deken van Sint Goedele te Brussel en aalmoezenier van de Aartshertogen; de resignerende abt zal zich tevreden stellen met een pensioen van 1000 gulden en jaarlijks een vette os uit de kloosterbilken van Veurne-Ambacht.Ga naar voetnoot(2) Abt Laurentius heeft dan ook bedankt voor het Duinhuis van Veurne of Nieuwpoort. Terwijl zijn neef Laurentius als biechtvader naar Douai (N.D. des Prés) overging, verhuisde hij met zijn neef Jan naar het splinternieuwe paterskwartier door zijn zuster, abdis Elisabeth, te Kortrijk opgetrokken. Hij leefde daar buiten ‘de obediëntie ende congregatie’ van Ter Duinen en zou alleen nog in zijn laatste levensjaar, per brieve, een uiterste en vergeefse maal optreden om als eerste candidaten bij de abtskeus, gehouden in Ten Bogaerde (Aug. 1610), zijn neven Laurentius De Wulf en Jan Vanden Berghe aan te prijzen.
Inmiddels had de met jicht gekwelde abt de blik naar de eeuwigheid toegewend en in de nieuwe kerk van Groeninge een waardig grafmonument laten in gereedheid brengen dat de oirie Vanden Berghe in dienst van Citeaux zou verheerlijken. De familiekelder werd aangelegd vóór het hoogaltaar in de abdijkerk van Groeninge. In 1608 werd abdis Elisabeth daarin bijgezet. Abt Laurentius liet een grote zerk op deze kelder leggen met drie ‘figueren daer in ghegraveert’: hij zelf in het midden, rechts van hem zijn zuster Elisabeth, links zijn nicht Maria de Pickere. Hij zelf daalde ten grave in 1611, zijn nicht in 1618. En daar rustte hij, abt van Ter | |
[pagina 178]
| |
Duinen tussen twee abdissen van Groeninge, totdat kerk en klooster in 1797 ten onder gingen. Abt Laurentius zorgde ook nog voor ‘een schoon epitafie daer hy vooren licht begraven, ende binnen syn leven ingheschildert is’. In dat ‘epitafie’ van de Kroniek mogen we misschien het hier besproken schilderij erkennen. Immers de beschrijving voegt er aan toe dat abdis Maria de Pickere daar ook ‘in gheschildert’ is, samen met de beide neven Jan Vanden Berghe en Laurentius De Wulf.Ga naar voetnoot(1) Aanvaardt men deze identificering, dan zou dat ‘epitafie’ een drieluik geweest zijn met abt Laurentius en de regerende abdis Maria de Pickere op het middenpaneel en de beide neven op de zijvleugels. En de datering zou vallen tussen 1608 en 1611.Ga naar voetnoot(2) Mogelijk staan we voor een ander stuk, dat in geen geschreven getuigenissen vermeld wordt en dat de abt en zijn zuster Elisabeth zou voorstellen. In dat geval zou het schilderij na de resignatie van abt Laurentius (1606) en vóór de dood van Elisabeth (1608) te dateren zijn. Hoe dan ook, het schilderij heeft een bijzondere documentaire waarde. Van abt Laurentius Van den Berghe, een hoofdfiguur uit de overgang van oud naar nieuw Ter Duinen, is geen ander origineel portret bewaard. En de knielende abdis - zij weze de zuster of de nicht van abt Van den Berghe - is de oudste bekende voorstelling van een kloostervrouw van Groeninge. A. Viaene. |
|