Beukevliet
In Biekorf 1953, blz. 146, wordt door J.D.L. gezocht naar de oorsprong van de naam Beukevliet, een waterloop op Houtave en Nieuwmunster. Ziehier daaromtrent enkele inlichtingen.
De oudste toponymen van die naam, die De Flou opgeeft onder het trefwoord Buddijc vliet (11, 992), zijn de volgende:
In Niemonstre nord over de buddincvliet (1291, Cart. Magd. Brug.); in Niemonstre bezuden der kerken, benorden buddinckvliet (1291; Cart. Magd. Brug.); in Niemonstre nord over den buddijcvliet (1310, Cart. Magd. Brug.); in Niemonstre zuud vander kerke ende nord over den buddijkcvliet (1310, Cart. Magd. Brug.). We voegen erbij, als niet vermeld bij De Flou, uit de Ommeloper van de Waterynghe van Blankenberghe van 1478, folio 247 (Staatsarchief te Brugge): ‘ende ande noordhende vande waterghanc gheheeten de buecvliet’. Daarna verschijnt die benaming onder die laatste vorm zonder onderbreking, tot ze de huidige vorm aanneemt van Beukevliet, zoals het woord nu in de volksmond voorkomt en vermeld staat op de kaarten van het Militair Cartographisch Instituut.
De Beukevliet is een afwateringsbeek, die uit de watergank langs de Jokweg in oostelijke richting loopt, bijna rechtdoor, gedeeltelijk op grondgebied Houtave, gedeeltelijk op de grens van Nieuwmunster en Houtave (niet op Vlissegem), om daarna met de Schellevliet in de Kiekenvliet te vloeien, langswaar de waters afgevoerd worden naar de Blankenbergse Vaart, vroeger de Groote Ee genaamd.
De naam buddinc, buec, beuke, dient in betrekking gesteld te worden met de persoons en plaatsnaam Buddinga. Ziehier het zestal vermeldingen van deze laatste. De drie eerste leren ons niet veel: In Novo Templo (Nieuwmunster) vidua Claymans van Buddica (1250, Gener. Rente S.J. Hosp.); super unam lineam terre jacentem in novo templo que terra vocatur heilinc de buddinga (1301, H. Bloed, f. 2); Ymma de buddike in novo templo. De drie laatste geven we nu meer in extenso weer, met uitleg, daar ze toelaten de juiste ligging van Buddinga te bepalen.
De eerste heeft betrekking tot een stuk land gelegen ergens in de driehoek tussen de Jokweg en de steenweg naar Den Haan: ‘Jr. Adelice vorseit (Monins filius Clais weduwe) houd van Sente Janshuus ii linen lands daer of, zo heet dene line talemansstrinc, entander line heet langhestrinc,