Meekrapteelt in West-Vlaanderen. 1828.
De jaren 1824-28 brachten in Oost-Vlaanderen een opbloei van de meekrapteelt. De grote bevorderaar van deze teelt was een zekere Verplancke. In 1828 bracht men vijfmaal meer meekrap op dan in 1826 en het dubbel van 1827. Men won er per gemet 1000 pond meekrap van de beste hoedanigheid; de marktprijs, 24 gulden per 50 pond, was zeer lonend. De land bouwinspectie had goede vooruitzichten met deze cultuur, ook voor West Vlaanderen waar men in 1827-28 het initiatief van de Oostvlaamse grote eigenaars begon na te volgen. Volgens het verslag van de Utrechtse professor J. Kops in 1830 in Den Haag uitgegeven (Etat de l'Agriculture dans le Royaume des Pays-Bas pendant l'année 1828; blz. 59-60).
Nog in 1831 werd van officiële zijde een laatste poging gedaan, bij middel van premiën, om de teelt van meekrap te redden Men weet hoe de opkomst der aniline verven omstreeks 1850 deze kwijnende teelt geheel liet uitsterven.
V.