De laatste kreeftenkutter van Nieuwpoort
In 1910 vaarde voor het laatst de kreeftenkutter van Nieuwpoort naar de kust van Bretagne. Vijfentwintig jaar lang had hij die vaart gedaan.
Het begon in 1885. L'Etoile de la Mer, zo noemde het schip, en het behoorde toe aan de heer Haelewyck van Oostende. Het was het eigenaardigste schip van de Nieuwpoortse vloot: een tweemaster van 35 m. lengte, waarvan de zeilen bij middel van kaapstanders werden opgehaald.
Het was een zeer sterk gebouwd beunschip. De middenromp bevatte een grote waterbak met gaten doorboord, waarin het zeewater kon doorspoelen en waar ongeveer 20.000 kreeften gedurende de zeereis het leven konden houden. In het Frans draagt zulk schip de naam van: ‘vaisseau - vivier’ of ‘homardier’.
Veertien jaar lang was Henri Lauwereins kapitein op de kreeftenkutter. Hij was een ervaren zeerob. Drieenvijftig jaar heeft deze Nieuwpoortenaar op zee rondgevaren. Zeventien reizen had hij als kapitein op IJsland medegemaakt voor de rederij Gommers. Toen lagen, in de jaren '80, nagenoeg veertig ijslandvaarders of grote daartoe speciaal geoutilleerde kutters in de haven van Nieuwpoort. Met een schoener, eigendom van de heer Flips uit Nieuwpoort, was kapitein Lauwereins op lange vaart geweest naar Portugal om ladingen zout, en naar Spanje om ladingen oranjeappelen en vijgen. De stuurman van de kreeftenkutter was Charles Pyliser van Oostduinkerke. Zijn zoon Aloïs Pyliser was kok aan boord, en Dies Puis en Aloïs Puis waren de twee matrozen.
Elk jaar gedurende het zomerseizoen deed de kreeftenkutter tien reizen naar de gevaarlijke kust van Bretagne met haar honderde fjorden en haar bedrieglijke rotsachtige klippen, waartegen de zeeën met bruisend geweld komen aanstormen. Men vertrok uit Nieuw-