balcken ende omme die souffisantelyck inden meur te lighen ende indien ghevalle werden de boghen een derde pont ondertrocken van hoochden naer den heesch.’ De muren tussen de bogen moeten hermetseld worden met het oud materiaal van dezelfde muren ‘indien zy noch in wezen ofte te vinden zyn.’ De binnenmuren worden op veel plaatsen gespezen en in het koor, waar zij door de regen vochtig waren, volledig opnieuw beplakt. De bevloering wordt volledig uitgenomen en in het koor komt een nieuw plaveisel.
Dat de herstellingen omvangrijk waren, blijkt wel uit het feit dat de duur bepaald wordt op een ganse zomer nl. van 1 April tot Bamesse, en uit het bedrag der onkosten nl. 150 ponden grooten.
Deze nieuwbouw van de oude Sint Tillokerk te Izegem was toevertrouwd aan niemand minder dan aan ‘Jan Persyn doude’ van Kortrijk, de ‘Meester metser’ van deze stad, de bouwer van het klooster van Groeninghe, het belfort van Menen (volgens zijn plan), de Sint-Michielskerk (Jezuieten) van Kortrijk, de leprozerijkerk, de kerk der Capucijnen. (Over hem zie: Biogr. Nat., art. door J. de Bethune).
De kerkrekeningen tussen 1600 en 1620 worden gewoonlijk met een deficit gesloten, want in die jaren wordt de volledige inboedel der kerk, meubels, ornamenten, versiering, (o.m. schilderijen van Jan Van Moerkerke) vernieuwd. De kerk van Izegem geleek, na deze grondige herstellingen, bijna niet meer op het vroegere gebouw.
J.G.