Biekorf. Jaargang 54
(1953)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 71]
| |
Kortrijkse ‘Tawers’. Als betekenis geeft hij op: bluffers, pochers (blagueurs, poseurs), stoffers ‘zoals men te Brussel zegt.’ Cornelissen in Volkshumor 2, 232 (Antwerpen 1929) nam deze mededeling over, doch stelde voorzichtig een vraagteken na Tawers. Deze voorzichtigheid was hier wel geboden. Tawers is immers niets anders dan een verschrijving voor Têwaors, een spotnaam die de Kortrijkse uitspraak van 't is waar: 't ê waor weergeeft. Een parallel van het bekende Kortrijkse tettitatutè ('t is tijd dat 't uit is). Têwoars is tegenwoordig de omgangsnaam der leden van de Kortrijkse Hoogstudentenclub te Leuven. De spil van het Clublied zijn de verzen: ‘En kendet gij de Têwoars niet - Dit liedje zal 't u leren’. V. | |
Vorst in Februari. - Boven blz. 40.Ik meen (heb het ten andere nog alzo gehoord) dat het moet zijn: ‘de pot aan den hangel doen vervriezen’ t.t.z. de pot hangende met den hangel aan den ‘hangelhaak’ in in den open heerd. Nu komen er geen potten en pannen meer te pas in der open heerd en zo wordt hangel in het boven medegedeelde gezegde vervangen door nagel. Voorbeelden daarvan zijn er bij de vleet. Zo hoorde ik spreken van ‘gespint zout eten’ i.p.v. ‘geen spint zout eten’; ‘eegdetande dichte’ i.p.v. ‘hekeltande dichte’ (zelfs gewaagt men van ‘ezeltande?’!) door mensen (jongere) die de spintmaten en hekels niet geweten of gekend hebben. Een nakomeling van die pothistorie, heden door elkeen verstaan om te beduiden dat het mening is met de vorst (bv. als het binnenshuis vriest) is namelijk het volgende: ‘Alle godse nuchtens was de zak (koffiezak) stijde vervrozen in de kanne op de plattebuize van de stove.’ A.B. Stavele | |
Vis Van Blankenberge.1[regelnummer]
Knappe vissers wij vertrekken
En spoeden toe naar zee,
Achter vis voor lekkerbekken
Wier hert met ons gaat mee.
Zonder vaar of vrees wij stijgen
De brede waters door,
In ons net rap wij krijgen
Er vele vissen voor.
| |
[pagina 72]
| |
Refrein:
Hum! Vis van Blankenberge, Hum!
Altijd vers en zoet, Ab!
Doet aan niemand erge,
Maar bevalt elk even goed.
Hum! Vis van Blankenberge, Hum!
Altijd vers en zoet, Ah!
Doet geen... Hm! (zacht) erge
Maar smaakt elkeen even goed.
2[regelnummer]
Schellevissen, buts en grieten,
Terrebuts en kabeljauws,
Die de koks fijn overgieten
Met dikke eierensaus!
Roastbeef en korteletten
Laat elkeen geerne staan
Om ons visjes weg te zetten
Die smaaklijk binnengaan,
3[regelnummer]
Steurs en robaarden en tongen,
Verse leevaart en schardijn,
Die zich in de boter wrongen
Of zwommen in roô wijn!
Als ze hun serveetjes vouwen
Die de hotelier hun gaf,
Vele Heren en Mevrouwen
Lekken hunne lippen af.
4[regelnummer]
Onze vrouwtjes zij verkopen
Ook de vis in Brugge steê,
Waar ze liegen bij heel hopen:
d'Helft verliezen zij ermêe!
Maar ze komen afgereden
Vol van moed en welgezind,
Want 't commerske slaat hun mede
En elk zwijgt hoeveel zij wint!
Dat liedje wordt tegenwoordig nog gezongen op vergadering gen van het vissersvolk te Blankenberge.
J.D.
| |
Rakelare en Sprietelare.‘Een rakelare en een sprietelare, dat kan nog gaan, maar twee sprietelaars gaan ten onder.’ Gezegd van een huishouden als ze van twee kanten alles verteren. Snellegem. J.N. |
|