De bendebaas
‘Heila! riep boer Wykaert, met een riet in de hand, van uit de staldeur: Berten, gij sloeber, riep hij, we zijn zaterdag en tegen den avond; werp uw klompen uit en loop te vierklauwe naar Klerken, tot bij Pee Goudly, en zeg dat ik hem Maandag in den vroegen verwacht met zijn bende om de vier gemete te wieden, 't is broodnodig, de vlaschaard is vergeven van de vuiligheid en schreeuwt moord en brand om gewied te worden.’
Pee was thuis, hij was bezig zijn laatste volk te betalen van heel de week: elk negen stuivers of 81 centiemen daags, dus zes dagen is vier frank tachtig. ‘Hei Pee, riep Berten, ge moet absoluut maandag bij boer Wykaert zijn om de vier gemete vlas te wieden met uw bende.’ - ‘En denkt David Wykaert dat we op hem wachten? vroeg Pee. Neen, jongen, 't zal maar donderdag kunnen zijn. We moeten nog eerst drie plekken doen, dus drie dagen te Klerken en een t' Houthulst, zeg het hem.’
De woensdagavond toen ze bij boer Gunst hadden afgedaan, riep Pee: ‘Heila, mensen, morgen vroeg, als naar gewoonte, vergaren aan De Drie Gapers, Klerken Smisse.’
Donderdagmorgen zes uur waren allen op post, meest vrouwvolk, opgeschoten jongens en enkele van jaren, meestal van Klerken en Houthulst en een deel uit Jonkershove, twee en veertig in getal, ‘Allo, riep Pee, met zijn mispelaar in de lucht zwaaiend, en-avant marsch!’ Pee voorop, elk met een ledigen guanozak op den rug en hun onmisbaar schoteltje bengelend aan hun zijde.
Het baliegat stond open in gereedheid bij boer Wykaert: ‘Hier, David, zijn we’ zei Pee, zijn mispelaar zwaaiend. - ‘'t Werd tijd ook’ zei David. De boer voorop naar de vlaschaard. Pee verdeelde hen in twee reeksen, elk een en twintig, en zonder zuipen of bijten sloegen ze een kruis, kropen ze op de knieën en 't werk werd ingezet. 't Was niet te warm en ze smeten algauw hun guanozak op de schouders. Het werk vorderde zonder spreken. Om acht uur kwam de meid met een jok twee seulen koffie brengen op de vlaschaard, men kon er den grond der seulen zien, en Berten kwam met een kruiwagen met brood in dikke sneden uitbedeeld. Zonder spreken sloegen ze het zure boerenbrood binnen en gingen dan spoedig weer aan 't werk.
Ten halven de voormiddag begon de zon warmte te geven en de zakken werden afgeworpen; de tongen gingen los en