Biekorf. Jaargang 54
(1953)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdPortret van het echtpaar Arnolfini
| |
[pagina 44]
| |
naar de hoofdstad overgebracht, zag het stuk op de kamer van het herenhuis waar hij verpleegd werd. Na zijn herstel heeft hij het schilderij aangekocht en naar Engeland meegenomen. Hij was in 1842 de verkoper. In de geschiedenis van de herkomst was het jaar 1815 dus een terminus a quo. Toen verscheen James Weale. Men weet hoe deze jonge Engelse archeoloog, beschermeling van Kanunnik Faict, in 1856 naar Brugge overkwam. Weale was uitgerust met de hoogstaande methode van de Engelse oudheidkunde en vond alhier een uitgelezen veld voor zijn studie. En Weale had daarenboven een gelukkige hand. Bij zijn eerste bezoek aan het bisschoppelijk archief, waar Mgr Malou hem binnenleidde, bevatte het eerste stuk dat hij ter hand nam een onbekend gegeven over Memling. Weale liet zijn baanbrekende Catalogus van het Museum der Academie (1861) voorafgegaan door een brochure over Jan van Eyck die getuigde van zijn vruchtbare navorsingen in de Brugse archieffondsen. Ook van elders werden teksten bijgehaald. Pinchart had reeds een tekst uit het archief van Simancas gepubliceerd, n.l. een lijst van schilderijen door de gouvernante Maria van Hongarije bij haar vertrek uit de Nederlanden (1555) naar Spanje meegenomen. Deze inventa ris vermeldt een schilderij door Jan van Eyck uit 1434, voorstellend een man en een vrouw hand in hand en met een spiegel die hun beeld weerkaatst. Weale vond datzelfde stuk beschreven in een oudere inventaris (1516) van de verzameling van Margarets van Oostenrijk. Deze had het paneel gekregen van raadsheer Don Diego de Guevara, die het met twee deuren, dragende zijn wapen en kenspreuk, had laten aanvullen. De beschrijving in 1516 luidt: ‘Ung grant tableau qu'on appelle Hernoult le Fin, avec sa femme, dedens une chambre.....’ Weale heeft zonder uitstel zijn ontdekking aan Sir Charles Eastlake, directeur van de National Gallery, medegedeeld. Met het gevolg dat het dubbelportret in de Londense Catalogus van 1862 voor het eerst beschreven werd als: ‘Jean Arnolfini and Jeanne de Chenany, his wife.’Ga naar voetnoot(1) Verder onderzoek o.m. door Prof. C. Justi (1887), bevestigde de aanwezigheid van het dubbelportret gedurende de | |
[pagina 45]
| |
18e eeuw in het Paleis te Madrid. Inventarissen uit 1754 en 1789 vermelden telkens weer de ‘Man en Vrouw door Jan van Eyck.’ Weale zag er geen bezwaar meer in om de ontbrekendeschakel ‘Madrid 1789 - Brussel 1815’ aan te vullen met de gissing dat het ‘Spaanse’ paneel in de Franse tijd door generaal Belliard of andere Franse officieren uit Madrid naar Brussel werd overgebracht. De identificatie van Weale werd sedertdien door de kunstgeleerden algemeen aanvaard.Ga naar voetnoot(1) Weale publiceerde in 1908 zijn meesterlijke monografie over de van Eyck's. In 1912 liet hij, in samenwerking met Maurice Brockwell, een bijgewerkte uitgave ervan verschijnen. Weale's medewerker uit 1912 heeft zo even een boek gewijd aan de kwestie van het Londense Arnolfini-portret. M. Brockwell keert daarin terug naar de oude opvatting: het paneel stelt niet Arnalfini voor, maar de schilder zelf, Jan van Eyck met zijn vrouw Margareta. Zijn stelling komt hierop neer. Jan van Eyck heeft hetzelfde jaar 1434 te Brugge twee dubbelportretten geschilderd van ongeveer gelijke afmeting. Het eerste, voorstellend Arnolfini en gedurende meer dan twee eeuwen te Madrid aanwezig, is na 1789 in een brand aldaar vergaan. Het tweede, voorstellend Jan van Eyck, was nooit in Spanje; toen generaal Hay het in 1815 te Brussel aantrof, was het stuk nooit anders dan in onbekend privaatbezit alhier geweest. Brockwell erkent dat hij, evenmin als Weale, een definitieve en onaantastbare geschiedenis van de herkomst heeft kunnen samenstellen. Zijn bewering dat het Londense schilderij Jan van Eyck en zijn vrouw voorstelt, steunt vooral op de studie van de personages die, met type en klederdracht, niet Italiaans maar door en door Vlaams zijn.Ga naar voetnoot(2) A.V. |
|