De Hellewagen in 't Klaverstraatje.
‘Een goê vijftig jaar geleên, zei Louisetje, woond' ik als kind in 't klaverstretje. De grote menschen vertelden ons dat alle nachten, klokslag twaalve, de hellewagen door de strate kwam gedoeverd. Hij zat vol met geraamten die een brandende keerse vasthielden. Ze staken die keerse somwijlen uit, maar nooit of nooit mocht g'ene vastpakken.
Wat er dan ging gebeuren, weten we niet, want wijnder, als kinders, lagen doodbenauwd en tot over de kop onder de sargien in ons bedde.
Was dat nu in ons visioen of was dat werkelijk waar, 'k weet het niet, maar alle nachten hoorden w'entwat passeren. En een endetje voorbij ons huis, waar 't pompje staat, zonk de wagen in d'eerde.’
Brugge.
A.M.