Biekorf. Jaargang 54
(1953)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdHet portret van Margareta van EyckMargareta van Eyck is nu pas uit de Parijse Tentoonstelling teruggekeerd. Onder sterk en veilig geleide, lijk een prinses van den bloede. ‘En zeggen dat een antiquaire dat stuk in den tijd gekocht heeft voor een appel en een ei op de prondelmarkt’, zo hoorde ik een vriend opmerken die het nieuwsbericht over die reis gehoord en gelezen had. De legende van dat portret gaat dus nog immer mee. Toch met een zekere sleet. Men vertelde gewoonlijk dat een Mijnheer van Lede - uit de gekende Brugse familie - dat schilderij ‘verhasaard’ had op de prondelmarkt of de vismarkt, om het nadien te schenken aan het Brugs Museum. Deze legende is een curiosum in de kunstgeschiedenis. De man die voor de literaire verspreiding heeft gezorgd is niemand minder dan de befaamde, tijdelijk Brugse, kunsthistoricus James Weale. En dan nog in zijn laatste groot werk over de gebroeders van Eyck in 1908 te Londen in het Engels uitgegeven. De geschiedenis van het portret is tamelijk goed gekend. Jan van Eyck zou zijn portret, samen met dat van zijn vrouw, | |
[pagina 18]
| |
geschonken hebben aan het Brugse schildersgild. Hun kapel, gebouwd in 1451 en toegewijd aan St-Lukas (tegenwoordig de kapel van de Zusters Jozefienen in de Noordzandstraat) hadden de gildebroeders met schilderijen opgetooid. Albrecht Dürer, in April 1521 de gast van de Brugse schilders, bezocht de kapel en getuigt in zijn Dagboek dat er ‘goede dingen’ te zien waren, zonder nochtans enig stuk met name te vermelden. Descamps vond in 1769 het portret van Margareta bewaard op de archiefkamer van de Schilders en noteert dat het jaarlijks op St-Lukasfeest in de kapel wordt tentoongesteld, vastgelegd aan een ketting met maalslot, om te beletten dat het, als zijn tegenhanger, zou gestolen worden. Dat bericht werd in 1783 door Derivat in zijn reisbeschrijving overgenomen. In de Franse tijd is het portret niet op de inventaris van de aangeslagen kerk- en gildegoederen gekomen, daar het als dekking van een hypotheek van het Schildersgild opgeschreven stond. In zijn Catalogus van de Academie (1861) vermeldt Weale zonder meer dat het portret in 1808 door Pieter van Lede aan de Academie geschonken werd. Eerst in de Catalogus van de schilderijen der Tentoonstelling van 1902 vulde Weale de nota aan: ‘Ce portrait..... a été trouvé en 1808 au Marché de Poissons par M. Pierre van Lede.’ In zijn Engelse monographie over de van Eyck's formuleerde hij zijn nota als volgt: ‘Later [na 1794] it [het portret] was found on the fish-market by Mr. Peter van Lede, who, in 1808, presented it to the town.’Ga naar voetnoot(1) De bron van Weale zal voorzeker geen andere geweest zijn dan de tekst door een hand uit het midden van de vorige eeuw ingelast in een handschrift van Pieter Ledoulx (1730-1807): Levens der groote Schilders van Brugge, bewaard op het Stadsarchief te Brugge.Ga naar voetnoot(2) De interpolatie aldaar, in het Leven van Jan van Eyck, luidt: ‘Dit stuk [het portret] heeft laeter in de handen gevallen van een vischwyf die het gebruykte om haeren visch op te kuysschen. Mr. Pieter van Lede aldaer passeerende dit bemerkende verzocht dit bard van haer met belofte van haer een nieuw te haelen, die zy hem toestond. Dien heer heeft | |
[pagina 19]
| |
het alsdan doen repareeren en aen de Academie ten geoschenke gegeven.’ In de inleiding van de Catalogus van het Stedelijk Museum (1e uitg. 1931; 1938, blz. 19) brachten E. Hosten en E.I. Strubbe de volgende verantwoorde nota over het schilderij: ‘Dit portret werd door den heer P. van Lede gekocht aan den Heer Coppyn, oud-deken van het ambacht der schilders en zadelmakers, die het overgenomen had mits de schulden van dit ambacht te: dekken.’ Als datum van de schenking wordt aldaar 22 November 1808 opgegeven. Door de jongste kunstgeleerden wordt de anecdote van de Vismarkt dan ook definitief als een legende beschouwd.Ga naar voetnoot(1) De volgende aantekening van de Brugse kunstschilder J.K. Verbrugge (1756-1831), een tijdgenoot en vriend van Coppyn en van Lede, verhaalt nauwkeurig in welke omstandigheden het portret naar van Lede en de Academie is overgegaan.Ga naar voetnoot(2) ‘op den 22. novembre 1808 wierd het Lucas-feest gehouden in het stad-huys, van de heeren geassocieerde der Academie binnen Brugge, op welke feest, door Mynheer Pieter Van lede, kerkmeester van St. Salvators, en nieuwelynkx confrater der Academie, present gedaen aen de zelve Academie, het portret van de vrauw van Jan van Eyk. Welk portrait van Eyk gemaekt hadde tot preufstuk onder 't corps der schilders deser stad, en dienvolgens altyd berustende had geweest in Schilderscapelle tot den tyd van haere vernieling, en daernaer ten huyse van den laetsten Deken der groefschilders, Sieur Coppyn. Dezen deken gaf het my in handen om er eene copye naer te maeken, hetwelk ik dele met swart en rood crayons alsoo in teekeninge naent betrekkende aen het coleur, en doet alsoo een zeer goed effect. 't Is in dezen tyd als dat den bovengemelden [Pieter van Lede] het diversche keeren gezien heeft t' mynen huyse; 't welck hem waerschynelyk het gedaght heeft doen krygen van het zelve portrait te acquireren om het aen de Academie te vereeren en daerdoor vast te heghten aen deze stad waer het geschildert was.’ Verbrugge had dus het stuk van sieur Coppyn in handen gekregen om er een getekende copie van te maken. Pieter van Lede heeft het toen herhaaldelijk gezien op het atelier van Verbrugge. Dat gaf hem de gedachte het te kopen. En | |
[pagina 20]
| |
hij schonk het aan de Academie als een ‘gift van blijde inkomst’ toan hij, nieuwe confrater van de instelling, voor het eerst deelnam aan het Sint-Lukasfeest dat in 1808 op 22 November gevierd werd op het Stadhuis en op hetwelk ook confrater Verbrugge tegenwoordig was. Verbrugge bezat zijn tekening ‘met rood en zwart’ nog in 1819. Hij woonde alsdan in de Nieuwstraat en op 3 Mei kwam de H. Bloedproceesie aldaar voorbij, de eerste uitgang na 25 jaar onderbreking. Dan was het nog de gewoonte de beste kaders en huissieraden voor de processie buiten te hangen en Verbrugge ‘palleerde’ met verscheidene schilderijen en tekeningen, onder meer met zijn copie van het beroemde portret die, omstreeks 1804, Pieter van Lede had helpen voorbereiden tot de aankoop en de gedenkwaardige schenking aan zijn geboortestad. A.V. |
|