kamp was dit gebruik het langst in zwang. Bij sommige ging dat met een zekere plechtigheid gepaard. Zo vertelt men nu nog van die boerin uit ‘het Blote’ die de makke of vorke, naar gelang het seizoen, moest aanbieden aan de boer en bij zijn thuiskomst afnemen en weigerlijk wegbergen in de ‘beste plekke.’
Dat de boer zijn tijd verdeed met slenteren bachten de hielen van het werkvolk, gaf niemand aanstoot, men zei im mers: ‘Een hof moet kunnen zen leegaard kweken’.
En 't waren de boeren alleen niet die met vorke of makke wareerden, de bendebazen waren er ook mede bekend.
Zo trok de baas uit ‘'t Nieportje-brugge’, de bendenier van Bulskamp, met makke of vorke gewapend bachten zijn bende volk.
Makke of vorke naar gelang het seizoen d.i.: in den uitkomen met de makke en vanaf hooimaand met de vorke.
Lange na het uitsterven van dit gebruik tot kort vóór de oorlog 14-18 vergenoegden ze zich, voorzien van een braakhouwe, een schommelschote te doen op de stukken en dan waren ze de pijpen uit naar een herberg in 't gebuurte.
Zo was het geen zeldzaamheid bij een of andere landse herberg, vier of vijf braakhound.
Zo trok de baas uit ‘'t Nieportje-brugge’, de bendenier van Bulskamp, met makke of vorke gewapend bachten zijn bende volk.
Makke of vorke naar gelang het seizoen d.i.: in den uitkomen met de makke en vanaf hooimaand met de vorke.
Lange na het uitsterven van dit gebruik tot kort vóór de oorlog 14-18 vergenoegden ze zich, voorzien van een braakhouwe, een schommelschote te doen op de stukken en dan waren ze de pijpen uit naar een herberg in 't gebuurte.
Zo was het geen zeldzaamheid bij een of andere landse herberg, vier of vijf braakhouwen te zien staan voor de deure, binst ze binnen, tussen kannen en glazen, aan 't klappen waren van ‘boeren en vlas zaaien’.
Die tijd is ook voorbij en nu schiet er niets anders meer over dan werken en slaven van 's nuchtends tot 's navonds.
A.B. Stavele