Biekorf. Jaargang 53
(1952)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 265]
| |
[Nummer 12]Van een oud ‘paternostertje’.
| |
[pagina 266]
| |
Het is een oud gebed of zegening. Het staat gedrukt in het bekende catechetisch schoolboek: Het Dobbel Cabinet der Christelyke Wysheid dat even oud is als de Catechismus van Makeblyde, - reeds in 1619 was het voor schoolgebruik goedgekeurd in het bisdom Antwerpen, - en dat tot in de volle 19e eeuw te Gent, Brugge en Diksmuide herdrukt werd. In een Gentse herdruk van Dobbel Cabinet van omstreeks 1780 luiden vraag en antwoord als volgt:
Vraege. Wat peyst gy, als gy 's avonds slaepen gaet?
Antwoorde. 's Avonds als ik slaepen gae.
Dan volgen my zesthien Engelen nae.
Twee aen myne rechte zyde,
Twee aen myne slinke zyde,
Twee aen myn hoofd-eynde.
Twee aen myn voet-eynde,
Twee die my dekken, Twee die my wekken,
Twee die my leeren, den weg des Heeren.
Twee die wyzen, ten hemelschen Paradyze.
Men mag aannemen dat deze rijmzegen reeds in de 16e en zelfs in de 15e eeuw in het Nederlandse taalgebied bekend was. In het Hoogduits werd hij opgetekend door Johannes Agricola van Eisleben, geboren in 1492, die in zijn commentaar op de Spreekwoorden het volgende noteerde: ‘Ons, kinderen, leerden onze ouders het volgende gebed als we naar bed gingen: Ich will heint schlafen gehen,
Zwölf engel sollen mit mir gehen,
zwen zur haupten, zwen zur seiten,
zwen zun füssen,
zwen die mich decken, zwen die mich wecken,
zwen die mich weisen,
zuo dem himlischen paradeise. Amen.’
De samenstellers van Des Knaben Wunderhorn (1808) hebben een Hoogduitse versie met veertien engelen opgetekend. En wat zou Humperdinck zijn Hänsel und Gretel (1893) beter als avondgebed laten zingen dan de ‘veertien engelkes’? Over geheel Duitsland kent men heden nog een of ander versie van: | |
[pagina 267]
| |
Awens wann wi te bedde gatt
vertien engelkes bi mi statt
twe ten höften - twe ten fäuten
twe ter rechten - twe ter linken
twe dä mi decket - twe dä mi wecket
twe dä mi wist - int hillige paradis.
Ook in Denemarken is het rijmpje bekend in een versie (in 1928 door F. Ohrt medegedeeld) die naast onze Vlaamse staat; zij luidt in baar dialectvorm: Hvar Awten a til Senge gaar,
fjauten (fjorten) Guds Engle om moe staar,
tau ve mi Hoiem, tau ve mi Fojem,
tau ve mi hyver Sie, tau ve mi venster Sie;
tau moe voek, tau moe doek,
tau moe Vej viis' te den evige Paridis.
In Provence zijn er maar zeven engelen: drie aan het voeteinde, vier aan het hoofdeinde, en Onze Lieve Vrouw in het midden = ‘La Buoeno Mero es au mitan Uno roso blanco à la man.’ Het Franse taalgebied spreekt echter meest van drie engelen met O.L. Vrouw. Een oude versie van 1633 (die teruggaat op een Latijnse tekst van 1532) luidt: Au soir, m'allant coucher,
je trouvis trois anges à mon lit couchés,
un aux pieds, deux au chevet,
la bonne Vierge Marie au milieu,
qui me dit que je couchis, que rien ne doutis.
En zo komen we in Engeland waar vier engelen steeds samengaan met de vier Evangelisten. En waar de vier Evangelisten veel optreden in een zegenformule zonder engelen. Over geheel Engeland is heden nog de volgende versie (met talloze varianten) verspreid: Matthew, Mark, Luke and John,
Bless the bed that I lie on.
Four corners to my bed,
Four angels round my head;
One to watch and one to pray
And two to bear my soul away,
[var.] One to sing and one to pray;
and two to drive the devil away.
| |
[pagina 268]
| |
Dat kinderrijm draagt op veel plaatsen de naam ‘White Paternoster’. Daarop komen we straks terug. Merkwaardig is de tegenwoordige verspreiding in Engeland van een rijmgebed dat dagtekent uit de vóór-reformatorische tijd. Gedurende de vorige eeuw betreurde meer dan één Anglicaans geestelijke dat de kinderen algemeen deze bedzegen kenden, terwijl ze niet eens het Onze-Vader konden opzeggen. Ook in Frankrijk komt de lezing met de vier Evangelisten voor; een optekening uit 1889 luidt: Saint Luc, Saint Mare, Saint Jean et Saint Mathieu,
Evangelistes du bon Dieu,
gardez les quatre coins de mon lit
pendant toute cette nuit. Ainsi soit-il.
Het getal ‘vier’ verbonden met de ‘Evangelisten’ schijnt wel tot de oudste vormen van dit gebed te behoren dat oorspronkelijk een bezweringsformule geweest is. Men weet dat de initia van de vier Evangeliën en, vanaf de 12e eeuw, de namen van de vier Evangelisten als een krachtige afweer tegen gevaar en kwade geesten werden gebruikt.Ga naar voetnoot(1) De vier Evangelisten - en desgevallend de vier engelen - vormen hier een aanroeping die bekend staat als ‘lorica’ (d.i. harnas) omdat zij, als een pantser, naar alle richtingen beschut. Dergelijke bezweringen waren bekend bij de Kelten en bij de Joden; een kabbalistisch gebed ‘tegen de gevaren die dreigen bij nacht’ luidt: ‘Rechts van mij Michaël, links van mij Gabriël, vóór mij Uriël, achter mij Raphaël.’ Reeds de Babyloniërs kenden een dergelijke bezwering in de formule: ‘Shamash vóór mij, Sin achter mij, Nergal rechts van mij, Ninib links van mij.’Ga naar voetnoot(2) Men zal opmerken dat, van de veertien - evtl. twaalf | |
[pagina 269]
| |
of zestien - engelen, waar ze twee aan twee opgeroepen worden, de eerste vier paar steeds de beschutting (lorica) vormen. De samenhorigheid en ontwikkeling van de verschillende versies ligt nog zeer in het duister. De Duitse volkskundige K. Reuschel bracht de veertien engelkes van het Duitse taalgebied in verband met de ‘Veertien Noodhelpers’: een betoog dat niet overtuigend is.
In, betrekking met dat kindergebed werd boven de Engelse benaming ‘White Paternoster’ vermeld; zij staat tegenover ‘Black Paternoster’. In het Middelengels van de 14e-16e eeuw betekent paternoster overdrachtelijk: Elke formule die als gebed, vloek of bezwering herhaald wordt; ‘witte’ en ‘zwarte’ paternoster zijn een benaming van specifieke toverformules.Ga naar voetnoot(1) Chaucer vermeldt omstreeks 1387 de ‘witte paternoster’ in zijn Vertelling van de Molenaar (Canterbury Tales): de molenaar denkt dat de student Nicolaas betoverd is, doet zijn kamer openbreken en spreekt de avondban in de vier hoeken, en dan nog op de drempel, met de volgende formule: ‘Jesu Christ en Sinte Benedict,
zegen dit huis voor ieder noozel wicht,
Voor nachtwaren, de witte paternoster,
Waar ben je heen, Sinte Peters zuster....’Ga naar voetnoot(2)
Hoewel Godefroy (Diet, de l'anc. langue francaise 10,295; geen andere figuurlijke betekenis kent dan: Dire le patenostre da singe (grommen bij zichzelf), toch zal het b rans ook patenôire in de betekenis van bezweringsformule gekend hebben. Dat blijkt uit een formule in 1862 door Victor Hugo (Les Misérables) aangehaald: Petite patenôtre blanche, que Dieu fit, que Dieu dit, que Dieu mit en paradis. Au soir. m'allant coucher, je trouvis trois anges etc.... | |
[pagina 270]
| |
Het Woordenboek der Ned. Taal (12, 773; 778) kent alleen het Antwerps: ‘Zijn Franschen paternoster lezen’ (vloeken) en ‘Dronkaardspaternoster’. Dat op Nederlands taalgebied ‘paternoster’ ook moet voorkomen in de betekenis ‘rijmgebed’ blijkt uit het volgende. Een rijmgebedeken, in 1905 gehoord van een oud vrouwtje te Aalbeke, begint aldus:
Paternosterke groene,
o Heere 'k hebbe God van doene
hij is heilig ende goed
verleen toch Ons Heerens bloed
de vijf bloedige wonden,
vergeef toch onze zonden
ons misdaad
dat den hemel openstaat
en d'helle gesloten met twee ijzeren banden
en 't is door Jesus Christus handen....
In Biekorf 1934, 144 werd een ‘Vrijdagsche Paternoster’ uit Brugge medegedeeld, een rijmgebed met de volgende aanhef: Maria was oneindig goed
Als zij ontving dat weerdig bloed....
En Free Verlee van Male (St, Kruis) las, in de Rozenkrans in 't sterfhuis (Biekorf 1950, 245), ook zijn ‘Goede Vrijdag paternostertje’ voor, een rijmend allegaartje van 78 regels dat eindigt aldus: Die 't Goe Vrijdaags paternostertje kan
drie dagen voor zijn dood,
ik zal zetten 't een engeltje op 't andere,
hij zal al zijn nood vergeten
al in het uur van zijne dood
en al zijn zonden zijn vergeven
al waren zij tienmaal zo groot.
Het zou de moeite lonen om de verspreide gegevens over paternostertje als benaming voor rijmgebeden, uit ons taalgebied samen te brengen. En voorzeker zal (witte en zwarte?) ‘paternoster’ in deze aparte betekenis eensdaags in ons Middelnederlands gevonden worden. Zo dit nog niet gebeurd is. A.V. |
|