Biekorf. Jaargang 53
(1952)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 258]
| ||||||||
Onze doopnamen omstreeks 1300
|
Agatha, Aechte: vanaf de 13e eeuw verschijnt deze naam in de wvla. oorkonden. De verering voor deze Siciliaanse martelares uit de 3e eeuw was zeer verspreid, zowel in het Oosten als in het Westen. |
Agniete, Anees, Nese: behoren bij de naam Agnes, in de wvla. oorkonden opgetekend vanaf de 2e helft der 12e eeuw onder de vormen Agnes, Annes. Daarnaast heeft een Middellatijnse vorm Agneta bestaan, waaruit de vorm Agniete zich ontwikkelde. Ook de HI. Agnes, martelares uit de 3e eeuw kende een grote verering tijdens de late Middeleeuwen. Haar naam leeft voort in de fn. Agneessens, waarschijnlijk ook in Annijs. |
Beatrice, Trice: de naam van deze martelares uit de 4e eeuw werd reeds zeer veel gebruikt bij het einde der 12e eeuw. Hiernaast kwam ook Beata voor, dat oorspronkelijk van Beatrice te onderscheiden is, maar later hiermee verward werd, vooral in de vleivorm Bate, waaruit de fnn. Baetens en Batemans ontstonden. De vleivorm Trice gaf het ontstaan aan de fnn. Tryssen en Tryssesoone. |
Katerine, Kateline, Calle: de kruistochten brachten de naam Katharina mee uit het Oosten, waar deze martelares uit de 4e eeuw een grote verering genoot, en waar de legende |
van het wiel ontstond. Vanaf 1200 wordt de naam te onzent aangetroffen. Hij werd achteraf zeer populair. Onder invloed van het diminutiefsuffix-lin) ontstond de vorm Kateline, waaruit dan verder Calle, nog in de fn. Callens, Langs het Romaans ontstond de wvl. fn. Catteeuw. |
Clare: men kan moeilijk aannemen dat deze naam bij om zou ontstaan zijn in verband met de Hl. Clara uit Italië, stichteres der ‘Arme Claren’, die zelf slechts leefde tijdens de eerste helft der 13e eeuw. Ook de naam van de Hl. Claritia, die als volgelinge van de Hl. Clara vereerd wordt, is reeds onder die vorm in 1214 bij ons aangetroffen. Beide heiligen hebben bij ons dus slechts de populariteit van reeds bestaande namen vergroot. De oorsprong ervan is echter duister. Meestal beschouwt men Clara als de vrouwelijke vorm van Clarus, de naam o.a. van twee Franse heiligen, resp. uit de 3e en 7e eeuw. Doch onder welke invloed bereikte ons deze geleerde vrouwelijke vorm van een overigens haast onbekende naam? Verder kwam het vroeg ontleende Clarus ook voor, verbonden met elementen uit de Germaanse naamgeving, o.a. in Clarembaldus (.waaruit de fn. Claereboudt). Alhoewel vrouwelijke namen van dit type ons niet nader bekend zijn, zijn zij a priori toch niet onmogelijk geweest, zodat Clare als vleivorm dan hier een verklaring zou vinden. - Aan de bovengenoemde vorm Claritia beantwoordt de fn. Clarysse. |
Clementie, Clemme: deze naam, de vrouwelijke vorm van het mannelijk Clemens, werd bij ons ingevoerd door gravin Clementie, gemalin van Robbrecht II. Zij bracht de naam uit Frankrijk mede. |
Laurette: tenslotte is ook deze naam ontstaan door verschuiving, klaarblijkelijk op Romaans gebied, uit het mannelijke Laurentius. Deze laatste naam werd in Vlaanderen tijdens de 12e eeuw gedragen door monniken. |
Lisebette; Lice, Lijskin; Bette, Betkin, Bele: de naam Elisabeth, ontstaan in verband met de verering voor de Moeder vande de H. Jonannes de Doper, was reeds verspreid omstreeks 1200. Het duidelijkst vinden we hem terug in de fn. Van Lysebetten. De aheiding van de vleivormen is minder zeker. Bette en Betkin kunnen bij Lisebette behoren, maar eveneens big de Germaanse namen Betto, Betta, die in onze oudste oorkonden bekend zijn (waarschijnlijk oude vleivormen van -Berto,-Berta)- - Lijskin en vooral Lice kunnen in sommige gevallen uit Adelice ontstaan zijn, theoretisch ook nog uit Lisemoed. Hierbij mag op de fn. Lissens gewezen worden. - Bele, nog in de fnn. |
Beele en Verhelen, is een vleivorm van Isabele, een Middeleeuwse naam vanaf de 13e eeuw in de wvl. oorkonden opgetekend en ontstaan in Spanje als vervorming van Elisabeth. |
Lucie: reeds in de 12e eeuw was de naam van deze martelares uit de 3e eeuw in W. Vl. in gebruik. |
Ma(r)griete: apocryphe verhalen over de Hl. Margareta van Antiochië gaven aan deze naam bekendheid in het Westen. Hij wordt in wvla. oorkonden aangetroffen op het einde der 12e eeuw en leeft verder in de fn. Grietens. Vleivormen van deze naam zijn waarschijnlijk Griele en Grielekin, die zeer populair waren in de Middeleeuwen. |
Maria, Marie, Marikin, Maroie, Marote, Marsoete: omstreeks het einde der 12e eeuw vindt de naam van de Hl. Maagd ingang in de naamgeving, waarschijnlijk dan in verband met de nieuwe richting in de godsvrucht der Middeleeuwen. Aanvankelijk immers werd deze naam als te verheven beschouwd voor het profaan gebruik. Men kan dit vergelijken met de toestand in Spanje waar lange tijd slechts attributen van Maria als naam gekozen werden zoals: Dolores, Assuncion, e.a. De naam Maria, die nog voortleeft in de fn. Marien(s), kan dan wellicht ook niet altijd op alle vleivormen die boven aangegeven worden, aanspraak maken. Sommige althans zoals Maroie (nog bekend in de wvla. fn. Marey) Marote en Marsoete kunnen behoren, samen met Marine (zo deze naam uit het einde der 12e eeuw tenminste ook geen vleivorm is van Maria), bij Margriete. |
Marta: de naam verschijnt bij ons niet vóór de 13e eeuw. Hij werd waarschijnlijk verspreid vanuit Provence in Frankrijk, waar, volgens de legende, Marta, de zuster van Lazarus en Maria Magdalena, geleefd had. |
Rose: kan een vleivorm zijn van Rosalie (de Hl. Rosalia leefde op Sicilië tijdens de 12e eeuw). Aan de basis echter ligt waarschijnlijk een Germaanse naam zoals Rodzo, dat als eerste element kan aanwezig geweest zijn in Roselinde, Rosemonde en dergelijke vrouwennamen. Ook de fnn. Roosen(s) en Reusens moeten waarschijnlijk uit dit Germaans Rodzo, Rodzino verklaard worden. |
Sibelie: deze naam herinnert aan de figuur van de heidense Sibylle, bekend in verband met het orakel. Ook het Kristendom verwierp haar niet, omdat men aannam dat zij de komst van de Messias had voorspeld en dat haar uitspraken derhalve als een vorm van goddelijke openbaring |
konden gelden. Aldus werd haar naam, die ook nog in het Dies Irae vernoemd wordt, een kristelijke naam. Te onzent kwam hij in de mode met Sibila van Anjou, vrouw van Diederik van de Elzas. Uit vleivormen ontstonden de fnn. Bille(n), Billiet. die echter ook van Mabilia (uit Madelberta) kunnen afgeleid zijn. |
Sophie, Suffie: in Brabant was de naam reeds bekend in de adellijke kringen van de 12e eeuw. De komst van Sophia van Thüringen als vrouw van hertog Hendrik II droeg verder tot de verspreiding ervan bij. Uit Brabant kwam de naam wellicht naar W.-Vl., waar hij vermoedelijk verder leeft in de fn. Suffies. |
Samenvattend moeten verder tot deze reeks gerekend worden: Glorie (ontleend aan de kerkelijke dienst? fn. Glorie)-.Kerstine (vgl. Kerstiaen hierboven) -Marcelie (mogelijke vleivorm Celie) - Sapientia - Steffenie, Steffe - Verghine (reeds vanaf 1190 herhaaldelijk Virgina, Vergina; naam uit het Officie?).
Wanneer wij thans het bilan opmaken van de kristelijke namen, bemerken wij dat, uit de mannelijke ervan, vooral de verering blijkt voor figuren uit de Bijbel en de eerste kristelijke tijden. Sommige namen kunnen door de kruistochten uit het Oosten zijn overgebracht. Het is mogelijk dat voor het ontstaan van de meeste dezer namen in onze streken. Frankrijk bemiddelend optrad. Dit wordt waarschijnlijk wanneer men bedenkt dat, naast heiligen uit het primitieve Kristendom, hoofdzakelijk figuren uit de bekeringsgeschiedenis van het huidige Frankrijk in de naamgeving optreden (Dionisius, Martinus e.a.), terwijl anderdeels van de geloofsverkondigers uit onze eigen gewesten slechts Amandus (in gans dit materiaal éénmaal) vermeld wordt. Deze afhankelijkheid van Frankrijk hoeft niet te verwonderen als men weet dat de keuze in de persoonsnamen vooral een mode-verschijnsel is, waarbij Vlaanderen, dat ook op kultureel gebied sterk onder de invloed stond van stromingen uit het Zuiden, gemakkelijk bij Frankrijk kon aansluiten, In de vrouwelijke naamgeving blijkt de verering vooral groot geweest te zijn voor maagden-martelaressen uit het laat Romeinse rijk. Een paar evangelische namen worden eveneens aangetroffen, waarnaast vooral de naam Maria op dit tijdstip definitief is doorgebroken. Verschillende namen wijzen eveneens op een Franse herkomst.
Tenslotte moet er op gewezen worden dat sommige namen zich in geen enkele welbepaalde klas of kategorie laten
onderbrengen, omdat zij uitsluitend of toch hoofdzakelijk gevormd werden uit een (al dan niet Germaans) suffix of achtervoegsel, en als dusdanig zowel van Germaanse als niet-Germaanse namen konden worden afgeleid. Tot dit soort namen behoren in dit opstel o.a.
Lote, Lootkin: wellicht nog in de fn. Lootens. Deze vormen zijn ontstaan uit de vleivormen Gelote, Heilote,(vrouwelijk), Kersteloot (mannelijk), e.a. |
Zoete, Zoetin, Zoetkin: als fn. in Soete, Soetaerd. Te vergelijken hiermee zijn de vormen Avezoete, Bertezoete, Heilzoete, Immezoete, Marsoete (vrouwelijk); Lamzoet(e), Wouterzoet(e) (mannelijk). |
Loie, Leie: men vergelijke hierbij de vleivormen Abbeloie (uit Albrecht), Aloi (uit Alard), Coleie (uit Nicolais). Uit een genitief-verband kunnen aldus de fnn. Loys, Leys verklaard worden. Er zijn echter ook andere verklaringen van deze fnn. mogelijk. Aldus heeft men, voor één geval althans, de identificatie kunnen aantonen van Leys met Lauwereyns. Anderzijds kan men ze ook beschouwen als verkorte vormen van Nicolais, dat in W.-Vl. zeer dikwijls als Niclois wordt uitgesproken. Loie is bovendien in de 15e eeuw een gebruikelijke doopnaam in W.-Vl., wellicht als romanisering van Lodewijk. De verklaring moet voor ieder geval afzonderlijk nagegaan worden. |
Of de vorm Tollin, waaruit de fn. Tollens waarschijnlijk ontstaan is, ook tot deze serie van suffix namen behoorde, zouden wij thans niet durven beweren. Weliswaar worden voor sommige streken vormen aangewezen als Berto(e)le, dat men als vleivorm beschouwt van Berta. In het Romaans is een formatie als Berthollet ook zeer gewoon. Voorlopig echter blijft de afleiding van Tollin onzeker.Ga naar voetnoot(1)
Om te eindigen wensen wij nog de aandacht te vestigen op twee praefixen of voorvoegsels die in de geschiedenis der naam wording een grote rol hebben gespeeld, nl. ser (oorspronkelijke betekenis: ‘heer’) en ver (oorspronkelijke
betekenis: ‘vrouw’ Wij treffen ze nog aan in fnn. als Serneels, Serclais; Verhanneman, Verbelen e.a. In dit opstel verschijnen zij in de volgende vormen: ser alards, ser alardins, ser gherewijns, ser maertin, ser nichol hostkin, ser niclais - veradeli- ce(n), veraechte, veraverzoete(n), verbertesoete, vercelie(n), vergriele, verheilzoete, veryde, ver clementie, verlisemoed, vermabe, vermabezoete, vermarie(n), vermarine, versuffie(n), vertrice, vertrude, verzoetin. We mogen echter aannemen dat de betekenis van ser- en verbij het begin der 14e eeuw nog begrepen werden. Vooral ser kende nog een zelfstandig gebruik, zodat er van eigenlijke praefixen in dit geval en voor dit tijdstip eigenlijk nog geen sprake kan zijn.
Enkele namen uit de lijst werden in de bespreking niet opgenomen, daar de verklaring ervan te twijfelachtig is of te ver zou voeren in beschouwingen van taalkundige aard, die veeleer thuishoren in specifieke vakbladen. Indien echter bij sommige lezers de belangstelling voor de naamkunde in het algemeen en de persoonsnaamkunde in 't bijzonder, door deze bladzijden mocht gewekt zijn, dan ware ook het doel ervan in ruime mate bereikt.
Odo Leys
Asp. N.F.W.O.
- voetnoot(1)
- Op archeologisch gebied wordt ean galijkaardig verschijnsel vastgesteld. Het blijkt nl. uit sommige rijgrafveidsn dat de mannen langer trouw zijn gebleven aan de traditie der lijkverbranding (tot inde 7e-8e eeuw), terwijl de vrouwen, ondsr invloed van het Kristendom, hun lijk lieten begraven.(Mededeling van Prof. Dr H. Draye).
- voetnoot(1)
- Correctie: op blz. 222 boven identificeerden wij Joes met Jan. Dit is juist voor zover Joes de enigszins slordige afkorting is van Jo(hann)es. De naam Joos (geschreven Joes) echter, is en blijft te onderscheiden van de naam Johannes (verkort in de schrijftaal tot Johes, Joes), in de volksmond Jan en Hanne.(Vriendelijke mededeling van Dr J. Lindemans),