Biekorf. Jaargang 53
(1952)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 233]
| |
[Nummer 11]De opgang van de spin-en weefnijverheid in de LeiestreekEen Tentoonstelling van Volksvlijt, 1820,De xviiie eeuw had op elk gebied der beschaving nieuwe tijden ingeluid. Grondslagen werden gelegd voor nieuwe wereldorde. Het economisch liberalisme ontlook naar de bijbel van Adam Smith 's werk over staathuishoudkunde ‘Onderzoek naar de aard en de oorzaken van de Volkswelvaart’ dat in 1776 verscheen. Nieuwe begrippen, als grootindustrie, kapitaalmacht, proletarische ellende, arbeidsbeweging en wereldeconomie, ontstonden. De teelgrond voor al deze nieuwe opvattingen werd gevoed door opeenvolgende veroveringen van de werktuigkunde: vliegende schietspoel, mechanische spinmolens, cokes-nijverheid, stoommachine. De industriële omwenteling begon op het vasteland haar uitwerkselen te vertonen in het begin der 19e eeuw. Lieven Bauwens te Gent en Joseph Jacquard te Lyon schenken nieuwe mogelijkheden in de nijverheid, zodat de beslissende omstandigheden in ons land samenvallen met het Frans Bewind (1794-1815) en het ‘Verenigd Koninkrijk der Nederlanden’ (1815- 1830). | |
[pagina 234]
| |
Ond er de regering van Maria-Theresia kenden onze gewesten een tijdperk van bloei dat inzonderlijk de textielnijverheid ten goede kwam, maar de eigenlijke omwenteling ontstond eerst bij het aanmoedigen en beschermen der Franse ‘manufacturiers’ onder Napoleon. Deze nieuwe beschermingspolitiek verzekerde onze nijveraars een rijk afzetgebied in Frankrijk en was daarenboven een prikkel tot het mechaniseren van het ambachtelijk bedrijf. Lieven Bauwens smokkelde op levensgevaar de technische nieuwigheden van Engeland naar het vasteland over. Hij werd aldus de pionier van het ontwakende grootbedrijf en de aftakelaar van de huisarbeid. Te Gent werkten tien jaar na het Consulaat 9.600 arbeiders in de pas opgerichte katoenbedrijven. In 1830 waren het er: 1500.Ga naar voetnoot(1) Tijdens de Gentse feesten in 1803 werd een nijverheidstentoonslelling gehouden op het stadhuis, die met een bezoek van de Eerste Consul Bonaparte werd vereerd.Ga naar voetnoot(2) De aanmoedigingspolitiek werd door Willem I van Oranje voortgezet. Als gewiekst zakenman bevordert hij handel en nijverheid door kredietverlening bij oprichting van de ‘Algemene Nederlandse Maatschappij ter bevordering van de Volksvlijt’ en de ‘Société Générale des Pays-Bas pour favoriser I Industrie Nationale’. Gent en Luik waren de lievelingen van Willem I. John en William Cockerill vestigden hun mataalbedrijf in het Luikse. Te Gent hielp de koning bij het bouwen van de constructiewerkhuizen ‘De Phoenix’ aan de Brugse Poort, waardoor het gemechaniseerde textielbedrijf op gelukkige wijze werd aangevuld. De ondernemingen van Lieven Bauwens, zo te Gent als te Passy, waren reeds vóór de val van Napoleon, als gevolg van de grondstoffenschaarste door de continen- | |
[pagina 235]
| |
tale blokkade tegen Engeland bezweken. Met het ingaan van het jaar 1816 is de crisis overwonnen en komt de tijd van de alleenstaande arbeider, onbeschermd uit oorzaak van de afgeschafte gilden: lage lonen en lange werkdagen. De Gentse nijveraars sponnen katoen in het Gravenkasteel. In West-Vlaanderen ging de mechanisering van de spinnijverheid trager van de hand. De arbeid werd er niet zo gauw samengetrokken in één fabrieksgebouw en de huisarbeid niet zo vroeg verdrongen. De garenmarkt te Brugge kwijnde en de thuisweverij betrok haar garens uit Gent. Langs de duinen en van Houtland tot Leiestreek werd thuis geweven tot in de crisisjaren 1845-1847, toen het thuisspinnen en -weven voor goed geknakt werd.
In 1820 en 1829 werden te Gent twee Nijverheidstentoonstellingen gehouden. Ter gelegenheid van deze laatste, op 29 Mei - anderhalf jaar vóór de September-dagen 1830 - bezorgde de stad Gent aan koning Willem I een ontvangst die met een ongemene luister gepaard ging. De tentoonstelling van 1820 te Gent was niet min der geslaagd. Het wellukken van de tentoonstelling van Lyon, waar Jacquard tot Ridder van het Erelegioen werd benoemd, diende de Gentse nijveraars tot spoorslag. De inrichting werd bevolen bij besluit van 1 Augustus 1819 van koning Willem, op voorstel van zijn minister voor Onderwijs, Nationale Nijverheid en Koloniën ‘tot het opwekken van loffelijke naijver onder de verdienstelijke fabrikanten van het Koninkrijk’. De tentoonstelling zou veertien dagen duren. De deelnemers werden verzocht hun wens tot deelneming te laten kennen aan de Gedeputeerde Staten der provincie van de plaats waar hun onderneming gevestigd was en in elke provincie werd een commissie van deskundigen samengesteld tot bekeuren van de ten toon te stellen voorwerpen. Vergoeding werd be- | |
[pagina 236]
| |
taald tot het dekken van de vervoerkosten der voorwerpen naar Gent. Een hoofdcommissie van elf leden werd aangesteld tot beoordeling van de voortbrengselen en tot toekenning van de beloningen bij onderscheiding, namelijk medailles van goud, zilver en brons, met algemene bekendmaking van de laureaten in een ‘beredeneerd verslag’. Op verzoek van Gent en Brussel brengen de Bestendige Deputaties van Oost-Vlaanderen en Henegouwen in het midden dat het best ware de tentoonstelling te verschuiven op 1 Augustus en de plechtige uitdeling der prijzen te laten samenvallen met koning Willem 's verjaardag, 24 Augustus. Deze wijziging wordt door de koning goedgekeurd op voordracht van zijn minister J.G. De Mey van Streefkerk. Elf dagen vóór de opening, 19 Juli 1820, worden de leden ter beoordeling van de tentoongestelde voorwerpen benoemd bij koninklijk besluit. Het zijn hoogleraren van Gent, Luik en Leuven, en leden van de Kamers van Koophandel van Gent, Luik en Doornik, naast ambtenaren van Den Haag en Brussel. De opening geschiedde op 1 Augustus. De toeloop was onverwacht groot en een talloze menigte doorwandelde dagelijks de zalen van het stadhuis. De belangstelling zou nog groter geweest zijn, was het niet van de gedeeltelijke tegenwerking ‘uit gebrek aan vaderlandsliefde, bekrompen inzicht en berispelijke lauwheid’.Ga naar voetnoot(1) Uit het verslag van de Hoofdcommissie blijkt dat het gestelde doel bereikt werd. De Commissie looft de rijke voorraad der ingezonden artikelen, die strekt tot een vergelijkend overzicht van 's Rijks fabriekswezen. | |
[pagina 237]
| |
Zij betreurt dat een zeer groot aantal nijverheidstakken niets inzonden. De eremetalen werden niet uitgedeeld met milde hand omdat de hoofdcommissie uitging van het standpunt dat goud en zilver de waarde niet vertolkten van de tentoongestelde artikelen, doch dat de minste vermelding als beloning gold. Verder werd bezwaar geopperd dat te weinig inzenders hun prijzen hadden gemerkt. De commissie hechtte groot belang aan de waren die voor uitvoer in aanmerking kwamen en aan deze waarvan nog te veel werd ingevoerd uit de naburige landen. Zij had niet zo zeer de fraaiheid op het oog en schonk al hare aandacht aan de wordende nijverheid met uitsluiting van alle artikelen van buitenlandse oorsprong. Daags vóór de opening was het aantal deelnemers tot 520 geklommen en bij de sluitingsdag waren er 560. Er waren 404 ‘bekroonden’. Weinigen werden met goud bedacht, doch zilveren en bronzen medailles waren beschouwd als ‘kenmerkende onderscheiding’. Uit de catalogus valt op te maken dat de Vlaamse provinciën het best vertegenwoordigd waren: Oost-Vlaanderen 136; West-Vlaanderen 68; Antwerpen 48; Brabant 39. Deze vier provinciën telden 291 ‘bekroningen’ op een totaal van 404. De overige onderscheidingen waren verdeeld als volgt: Limburg 0; Henegouwen 31; Namen 13: Luik 12; Luxemburg 1; Groot-Hertogdom 1; Nederland 55. Wat de provincie West-Vlaanderen betreft, werden laureaten geteld uit de volgende plaatsen: Brugge 25: Kortrijk 15; Ieper 9; Moeskroen 3; Wevelgem 2; Heule 2; Poperinge 2; Avelgem 1; Ingelmunster 1; Ledegem 1; Menen 1; Oostende 1; Tielt 1; St-Baafs-Vijve 1; Vlamertinge 1; Waregem 1; Wakken 1. Hier volgen de namen van de bekroonde West- Vlaamse inzenders. De deelneming van het Kortrijkse was schraal. | |
[pagina 238]
| |
Onderscheidingen in West-VlaanderenBereiding vlas. Slechts twee vlasbazen uit de Leiestreek: De Smet voor zijn gerootte vlassoorten en Jac. Nuttin uit Wevelgem voor zijn geroot, gebleekt en geklopt vlas. Zij krijgen een ‘aanhaling’, na Milo Constantin-Libert van Dendermonde, met een eervolle vermelding, Louveau-Sergeant uit Lokeren, zilveren medaille, en Louis Lantenerre Gent, eervolle vermelding. Vlasspinnerij. Mej. Maria Haemers te Heule en Catherine Sirope, Menen, eervolle vermelding met ongebleekt mulquinerie- garen. Gebleekt garen voor kant. Vercruyssen-De Rycker, Kortrijk, omdat hij ‘van het voetspoor zijner voorouderen niet is afgeweken’, en wegens de belangrijkheid zijner spinnerij. Wit naai en breigaren. Charles Daneel, Kortrijk, bronzen medaille en J. Danneel-Holvoet, Kortrijk, eervolle vermelding; weduwe Schokkeel-Kelle te Ieper, aanhaling. Lijnwaad. Al het lijnwaad wordt op het platteland geweven en er zijn nog geen fabrieken. Vier bronzen medailles werden toegekend aan de Linnenhalle van Gent om in wedstrijd gegeven te worden aan de beste wevers. Joz. Versavel, Brugge, bronzen medaille, voor een stuk linnen, 2, 28 ellen breed, van een goed soort; Demonie, wever te Ledegem. die een stuk lijnwaad inzond hetwelk al de andere in fijnheid overtrof, bronzen medaille. Ch. Vermeire, te Wakken en Jac. Naessens van Sint-Baafs Vijve, voor zeer fijne en welbewerkte linnens. Gedamast en ongedamast tajellinnen. Alle onderscheidingen vallen Kortrijk ten deel: Dujardin-Veys, zilveren msdaille; De Bien-Delarue, bronzen medaille. Eervolle vermeldingen: Baekelandt-Beck, Kortrijk (gedamast); Philip Desprez, en Jan Bapt. Lauwyck,\Vestnieuwkerke, en De Scheemaeker, Kortrijk, (ongedamast). Mictiiel Schiets, Brugge, aanhaling. Zeildoek. J. Moerman, Aveigem, en Boulez, Waregem, eervolle vermelding. Geruit en zogenaamd negerlinnen. De wevers van geruit linnen zijn te Brugge en ommeland gevestigd. Negerlinnen wordt te Kortrijk en omstreken geweven. Het is zeer gewild in Frankrijk en in Spanje. Laureaten: François van Haecke en Ch. Vandeweghe, Brugge, brons; Deslée Planckaert, Kortrijk, brons. Piessens-De Zoutter, Brugge, en weduwe Piessens, Brugge, eervolle vermelding wegens geruit linnen. | |
[pagina 239]
| |
Bleekwerk. De blekerijen van Haarlem en Kortrijk ‘zijn beroemd als de beste voor hun helder wit.’ Frans Bethune en Buisse-Verscheure, Kortrijk, bronzen medaille. Eervolle vermelding: De Bien-Delarue, Kortrijk, en Philippus Van Damme, Vlamertinge. Mechelse kanten. Liefdadigheidsgesticht, Brugge, Armschool, Brugge, brons. Valencijnse kanten. Mevr. Moulon-Vandepeereboom, Ieper, zilver. Weeshuis, Brugge, brons. F.G. Valckenare, Brugge, en de Haarne, Ieper, eervolle vermelding. Wolle, eervolle vermelding J.B. Catteaux, Moeskroen, voor laken van goede soort. Wollen dekens. Herreboudt-Vanden Berghe, brugge, aanhaling. Gesponnen wol. Hendrik Temmery,Brugge, eervolle vermelding. Tapijten. H. Verhaeghe Brugge, heeft een groot tapijt ingezonden, geheel van zelfkanten. Terwijl de commissie ‘de goede smaak van de kunstenaar recht laat wedervaren, heeft ze echter geineend er geen onderscheiding aan te kunnen toedenken; zij heeft in het zelfde veelmeer een voortbrengsel bewonderd, vol van te boven gekomen moeilijkheden, dan iets, hetgeen eene nieuwe kunst of uitvinding, ofwel de vergrooting en verbetering van eenen bestaanden tak van nijverheid doet ontwaren. Uit dien hoofde heeft zij begrepen, dat het niet tot haar eigenschappen behoorde, om er de verdienste van te beoordelen’. De commisie betreurt het verdwijnen van de tapijtfabrieken te Brussel, Antwerpen, Brugge en Oudenaarde en schenkt een gouden medaille aan de heren Plat Lefebvre en Zonen van Doornik die 4000 werklieden te werk stellen. Haar grondstoffen zijn geheel nationaal en 3/4 der kleuren die de onderneming gebruikt worden uit inlandse planten getrokken. Katoen: De commissie brengt hulde aan Lieven en Frans Bauwens van Gent als grondvesters van de katoennijverheid Alle onderscheidingen vallen de Gentse grootnijveraars de Hemptinne, Voortman, Van Loo e.a. te beurt. Flanel: Fr. van Haecke de Wilde, Brugge (voor zijn cuir anglais), Aimable Picavet en J.B. Catteaux, Moeskroen, en J.P. van Lerberghe, Kortrijk, voor perkalines en gestreepte printanières, bronzen medaille. Philip Van de Zande, Brugge, cotonnetten; J.B. Terrein, Moeskroen, vesten van katoen en van wol en katoen; De Berg Mortier, Brugge, perkales voor regenschermen en zakdoeken; De Slee-Planckaert, Kortrijk, siamoizen: ontvangen eervolle vermelding. | |
[pagina 240]
| |
Garen band: Hypoliet Boelaert, Ieper, bronzen medaille. Pieter Billeau, Poperinge, eervolle vermelding Zijde: De zijdefabrieken van Antwerpen zijn in verval. Er zijn er echter nog enige die de oude roem bewaren. Passementwerk: Vertoigne, Ieper, aanhaling, Hoeden: Englebert Thonet, Brugge, voor zijne zeer goede hoeden, krijgt, samen met Hoppenbrouwers-Janssens van Eindhoven, de bronzen medaille toegewezen. Koning en koningin, wegens hofrouw verhinderd, zonden de koninlijke prinsen op bezoek naar Gent. De uitdeling van de onderscheidingen had plaats op 24 Augustus 1820, op een fraai versierd verhoog ter Vrijdagmarkt, ten aanzien van duizende toeschouwers, en begunstigd met uitstekend weder, zodat de Gentenaren de plechtigheid een nationaal feest noemden.1) De feestelijkheden vindt men uitvoerig beschreven bij P. Claeys, Pages d'histoire locale Gantoise, 90-103 (Gent 1885). De Hollandse tijd bevorderde de Kortrijkse nijverheid niet. De Hollandse vlasvezelnijverheid was afhankelijk van de Duitse spinnerijen en de Nederlandse Kamers van Koophandel brachten ongunstig verslag uit telkenmale dat Willem I maatregelen wilde treffen om de Vlaamse vlas- en linnennijverheid weer op te beuren.Ga naar voetnoot(2) Het beterde na 1830. De Franse tolrechten waren hoog maar niet onoverkomelijk, zodat de toestand in het Kortrijkse niet zo kwalijk was; tot in het jaar 1836, toen, bij het sluiten van de Frans-Belgische handelsovereenkomst, de invoerrechten op het lijnwaad aanzienlijk verminderden en de linnennijverheid in de Leiestreek tot bloei kwam. In de jaren die volgden werd de spinnerij voor goed gemechaniseerd. Gent spon voor de West-Vlaamse thuiswevers tot ook het getouw mechanisch werd aangedreven. De vlasvezelbereiding werd in het Kortrijkse van Wervik tot Deinze, evenals de spin- en de weefnijverheid, een zelfstandige tak van onze nationale bedrijvigheid. G.P. Baert |
|