Biekorf. Jaargang 53
(1952)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdZaaimaandAndere jaren krijgen w'in September nog een achterzomertje, lijk een toemaatje of een extratje van warme dagen. Van de jare, ter kontrarie, kregen w'al een voorsmake van de winter. 't Was 't halven de maand dat Pier, de boer, op een zondagnoene met de boter kwam. ‘Pier, hoe is 't? zei ik zo, we waren je niet meer verwachtende.’ ‘Late gezaaid komt ook boven, zei Pier, en hoe dat 't is? Slecht jongen, ge zoudt 't aan de katte geven zulk een were, moest ze 't willen eten. En zeggen dat we de zunne nog zo nodig hâ'n of 't brood in de spinde. G' hebt er wel op gelet zeker? Vrijdag heeft het geregend en 't heeft vandage binst d'hoogmesse met emmers gegoten, en als 't zulk een blink is, zijt maar zeker dat er al de dagen van de weke gaat water vallen, is 't niet vele, 't is letter. En wat dat er nog een reden is, 't is dat de pastor vandage zijn groene kazakke aan had aan den autaar, en dat wijst alleszins op regen.’ Nu is Bamisse ook al gepasseerd. De boeren die met een automobiel rijden, waren van de jare alleszins de beste, want op de meeste boerenhoven staat er tegenwoordig een ‘Seevrolit’ (Chevrolet) of een ‘Schoâda’ (Skoda) in 't sjiezekot. | |
[pagina 226]
| |
Maar de deze bij wie dat 't zulk geen brâe veertiene is en die met Bamisse per velo naar ‘Mijnheere’ moesten met de pacht, zijn er met geen liedje-zingen vanaf gekomen. Doorwaaid en doorregend en met een natte frak zijn ze thuis gekomen. 't Was eigenlijk maar daags erachter dat 't spel op de wagen ging met die ijselijke dondervlage en die vloed van water. De grachten konden de stroom niet slikken, en bilken en stikken en wegen, 't was al één hemel en zop. Daarmee was de zomer van de winter gescheiden lijk of dat ook in 't voorjaar met d'eerste dondervlage de winter scheidt van de zomer. De dag van vandage ploegen de grote boeren met de ‘trekteur’ en ze zaaien met de machine. Rare zijn geworden, de zaaiers die met hun vaste stoere stap gaan en keren op het land en met een zwierige zwaai het zaad strooien. Hier of daar is nog wel een kortwoner met een vijftig roeden zaailand, of een klein boertje met een doening van één peerd, die nog zijn linnen zaaikleed zal aantrekken om zelf dat schone werk te verrichten. Nog wordt het zaaigraan op Sint Dionysiusdag, of in de ronde ervan, in de kerk gezegend. De klutsjes tarweGa naar voetnoot(1) worden op de kommuniebank neergelegd en na de mis door de priester belezen en met wijwater besprenkeld. Maar dat is voor sommige oude boeren niet voldoende. Zij zelve zullen naar oude loffelijke geplogendheid de wijding voortzetten. Zij zelve zullen thuisgekomen de beerkuipe uithalen, daarin het zaaigraan gieten en het kleine klutsje mengelen met de grote hoop. Is de kuipe niet groot genoeg dan wordt alles op de grond gegoten. Zij zelve zullen de lichtmiskeerse aansteken en met enkele druppels roet een kruis tekenen in de tarwe. Een takje gewijde palm zal in de vlam van de keers tot as verbrand worden, welke zorgvuldig in het graan zal worden omgeroerd, terwijl een laatste maal met wijwater nog een kruis wordt geslagen. Vroeger tijd zat de boerin binst de wijle geknield op de grond en las het krachtige Sint-Jansevangelie. Na deze wijding volgde vroeger ook de ontsmetting met kalk en blauwe aluin om de tarwe te beschermen tegen de brandauwe, deze lelijke graanziekte die korrels levert zonder kernel, welke bij aanwrijven lijk tot zwarte bitter verpulverd worden. | |
[pagina 227]
| |
Maar daarmee waren onze voorouders, achterdochtig van nature, nog niet gerust. Ge zoudt lijk zeggen dat z' Ons Here niet betrouwden en dat z' Hem nog een keer wilden pramen, want met Paasavond gingen z' op de vier hoeken van hun tarwestuk een takje met gewijde palm gaan planten, opdat Hij toch niet zou vergeten hun ‘Oest’ te zegenen. Behalve de wijding in de kerk zijn al die gebruiken bij 't jong volk aan 't uitsterven, 't Is geen mode meer en ze lopen er niet meer achter. Ze gebruiken de nieuwe methode en z'ontsmetten het zaad met ‘Ceresan’. Als er hier of daar nog een rare vogel te vinden is die met Pasen op zijn land nog palm zou steken, dan krijgt hij algauw de lapname van ‘praktezant’ of ‘grote pater’. Dudzele. A.M. |
|