| |
| |
| |
Onze doopnamen omstreeks 1300
(Vervolg van blz. 90)
Wanneer wij thans de namen van niet Germaanse oorsprong beschouwen, bemerken wij dat deze meestal ontleend zijn aan het kristendom. Andere invloedsferen werkten niet zo diep na. Naast namen uit de Bijbel, treden vooral namen op van figuren uit de eerste kristelijke tijden, en af en toe een heiligennaam uit latere tijd. Daar het de Middeleeuwse mens volkomen vrij stond aan zijn kind een naam te geven zoals hij dat verkoos, zijn deze kristelijke namen een getuigenis van de geestesgesteldheid in die tijden. Pas veel later, op het Concilie van Trente (1545-1563), besliste de Kerk dat voortaan nog slechts namen van engelen of gecanoniseerde heiligen zouden gegeven worden. Het probleem echter had toen ook een gans ander aspect gekregen door de opkomst van het Protestantisme.
| |
Mannelijke namen van niet-Germaanse oorsprong.
Adaem: komt voor het eerst voor in onze oorkonden tussen 1100 en 1200, meestal dan als naam van een persoon uit de geestelijke stand.Ga naar voetnoot(1) De familienaam Adam, Adams is bekend, doch minder in onze streek. |
Amand: merkwaardig genoeg duikt de naam van de apostel van Vlaanderen slechts bij het einde der 12e eeuw op. Zelfs omstreeks 1300 was de naam een zeldzaamheid. |
Amis: gaat terug op een Middelnederlands naamwoord, ontstaan uit lat. amicus via oudfra. amis, met de betekenis van geliefde of minnaar. In de hoofse roman werd dit gebruikt als term van aanspreking of aanduiding van de geliefde held en meestal dan verbonden met het adj. scone. De vleivorm Mijs heeft zich als fn. doorgezet. |
Antonis: deze naam was bij ons niet bekend vóór de 13e eeuw. Zijn opkomst in de 13e en 14e eeuw is waarschijnlijk een gevolg van de kruistochten die de verering voor deze Egyptische woestijnkluizenaar meebrachten. In de Middeleeuwse kunst werd de bekoring van St. Antonius een gelief- |
| |
| |
koosd thema. Later droeg de verering voor de hl. Antonius van Padua gewis ook tot de populariteit van de naam bij. Hij schuilt thans nog in de fnn. Anthonis(sen), Antheunis en Theunis(sen), die echter minder bekend zijn in W.-Vl. |
Bartholomeus, Bertelmeus, Meus: vanaf de 12e eeuw wordt de naam Bartholomeus in onze oorkonden aangetroffen. De vleivorm Bertelmeus kan verder leven in de fnn.Bertels en Berteloot, alhoewel hiervoor andere verklaringen ook mogelijk zijn. |
Basilis: reeds in de 12e eeuw ontmoet men de namen Basilis en Basilius. Wellicht werd de naam van de Griekse kerkleraar reeds zeer vroeg door de kruisvaarders meegebracht en dan waarschijnlijk verward met een Germaanse naam (vgl. de vorm Basinus (vóór 1100) en de fnn. Baes en Baesen die Germaans zijn) zodat hij zich beter kon handhaven. Dit was met de vreemde namen trouwens meestal het geval. Steeds heeft het nieuwe en vreemde beter kunnen standhouden wanneer men erin het oude en bekende meende te kunnen terugvinden. |
Danieel, Daneel, Danekin, Thankin, Daneman, Danin: vanaf de 12e eeuw was deze Bijbelse naam zeer verspreid. Vleivormen als Danekin en Danin kunnen in sommige gevallen ook tot een Germaanse naam (Dankard e. a) behoren. Als fnn. kunnen hier vermeld worden Daneels, Danemans, Daenens; wellicht ook Daenekindt, dat een vervorming kan zijn van de vleivorm Danekin (epenthetische d). |
Dionisius, Denijs: omstreeks 1200 geraakt deze naam bij ons bekend. Hij kwam toen uit Frankrijk waar hij ontleend werd aan de verering van St. Denis, apostel van Gallië en eerste bisschop van Parijs. Als fn. nog Denijs. |
Egidius, Gillis, Gielis, Gielkin: tijdens de 12e eeuw werd Egidius te onzent populair, terwijl de naam vóór 1100 niet aangetroffen wordt. De mode kwam uit Frankrijk, waar zij gegroeid was uit de verering voor de Provencaalse eremijt Aegidius uit de 7e eeuw, die uit Griekenland gevlucht was om aan zijn bewonderaars te ontsnappen. Hij werd er de patroon van bedelaars en verminkten. Frans zijn eveneens de vleivormen Gilles, waarbij de fnn. Gillon en Gillio(e)n aansluiten. Nochtans kon in dit materiaal Gillis met het Germaanse Ghiselin geïdentificeerd worden. |
Eustacius, Justaes, Staes, Stasin: vanaf de lle eeuw is deze naam onder de vorm Eustachius in de oorkonden van onze gewesten aanwezig. Stacinus, wat wij als een vleivorm van deze naam beschouwen, duikt op rond 1200. Ook deze
|
| |
| |
naam kwam uit Frankrijk, waar de relikwieën berustten van deze Romeinse legioensoldaat die zich tijdens de jacht bekeerde. Aan deze naam herinneren de fnn. Staes en Staessen; ook Istas (?). Dat de vorm Justaes aan de oorsprong zou liggen van Joost en Joostens wordt niet aangenomen: zij zouden integendeel onder Duitse invloed uit de naam Joos ontstaan zijn. |
Ywein, Weinin: voor het eerst treedt deze naam op bij het begin der 12e eeuw, onder de vormen Iwainus, Iwanus, Ewainus, Himainus en de vleivorm Wainus. De naam leefde vooral in de Keltische romans en is waarschijnlijk ook vandaaruit tot ons gekomen. Misschien leeft de vleivorm voort in de fn. Weyns en Weynen. |
Jacob, Coppin: in de 12e eeuw was deze naam nog haast niet gebruikt. Wanneer hij rond 1200 opkomt, kan hij ontleend zijn aan het Oud ofwel aan het Nieuw Testament waar Jacob één der apostelen was. De naam moet naderhand zeer populair geworden zijn, te oordelen naar de talrijke fnn. Jacobs, Coppens, en C(e)uppens, Coppejans (= Jacob + Jan), Coppie(te)rs (= Jacob + Pieter). |
Johannes, Joos; Jan, Jansin; Hanne, Hannekin, Hannin, Hannoet, Hansin: vóór 1100 wordt Johannes reeds verschillende malen aangetroffen. In de 12e eeuw is hij talrijk vertegenwoordigd en treden er ook reeds vleivormen op. Tot op onze dagen heeft de naam zich voort onverminderd gehandhaafd. Aanvankelijk gold hij niet zozeer de verering van de apostel als wel van Johannes de Doper. - Als fnn. kunnen hier geciteerd worden: Jans(s)en(s), Jans, Hansens, Verjans, Ver(h)anneman; verder ook vleivormen en fnn. samengesteld met (han(n), hen(n)-, alhoewel vele hiervan eerder bij de Germaanse naam Han(n)o zullen behoren, zoals Han(n)ot, Hannecard (wvla. Anckaert?), Hannebaud (wvla. Hannebouw) - Ook over Joos (soms geschreven: Joes en gelatiniseerd tot Judocus) is veel getwist. Men beschouwt het als een Germaanse, een Keltische, of een gekeltiseerde Germaanse naam die langs het Romaans tot ons is gekomen. In dit materiaal echter kan van dit alles geen sprake zijn. Joos is hier ongetwijfeld een variante van Johannes, waarschijnlijk ontstaan door samentrekking, zoals in de oudere oorkonden wellicht ook de vorm Jones.Ga naar voetnoot(1) Uit Joos ontstond Joost, verkeerdelijk gelatiniseerd tot Justus. Als fnn. nog Joos, Joostens. |
| |
| |
Christiaen, Kerstiaen, Kersteloot: vóór 1100 is deze naam in onze oorkonden onbekend. In de 12e eeuw komt hij reeds herhaaldelijk voor en in de 14e eeuw schijnt hij reeds populair te zijn. Aan deze naam herinneren ook de fnn. Christiaens, Kersten(s) en Karsten(s), Ke(r)steloot, Ke(r)steman(s). |
Laurens, Lauwer, Laurin, Lauwerin, Lauwerkin: tijdens de 12e eeuw wordt deze naam nog haast niet aangetroffen. De populariteit ervan moet naderhand zeer vlug hebben toegenomen. In het begin der 14e eeuw is de naam reeds talrijk vertegenwoordigd. Hij leeft thans verder in de fnn. Lauwers, Laurijns, |
Martin, Maertin: ook deze naam verschijnt tussen 1150 en 1200 slechts een paar maal om nadien fel aan populariteit toe te nemen. De figuur van de legioensoldaat uit de 4e eeuw die zijn mantel deelde met een bedelaar, en later bisschop werd van Tours, komt als thema later herhaaldelijk voor in de Middeleeuwse kunst. Ook zijn de fnn. Ma(e)rtens, Me(e)rtens thans zeer talrijk vertegenwoordigd. |
Mattheus, Matthijs; Mahu, Maihu, Maihieu: de naam van de apostel en evangelist was reeds niet zeldzaam in de wvla. oorkonden der 12e eeuw, vooral dan als naam van monniken. Uit het Romaans kwamen in de 13e en 14e eeuw de vormen Maihu en Maihieu. Als fnn. zijn in W.-Vl. bekend Matthijs. Thijs, Maihieu en Lemaihieu; verder ook nog het eveneens Romaanse Mat(t)on. |
Michael, Michiel, Michielkin: de naam van de aartsengel, patroon van de kristen soldaat, komt voor van bij de aanvang der 12e eeuw. Hij leeft verder in de fn. Michiels, en in de Romaanse vormen Michaud, Michotte (= Mesotten?) |
Nicolaus, Nicolais, Nicol; Claiman, Clais, Claes, Claesekin, Claus; Colaert, Colin: reeds vanaf 1100 treden de vormen Nicolais en Nicolaus veelvuldig op, meestal als namen van monniken. De populariteit van deze heilige moet nadien groot geweest zijn. Hij werd de patroon der kinderen, samen met St. Martinus, en zijn naam leefde in vele vleivormen, waaruit fnn. ontstonden zoals Claeys(sens), Claes, Claus, Cool(s), Colens, Colaert, Colin, Colinet, Cola, Laes e.a. |
Olivier, Fierin: men heeft de naam Olivier beschouwd als een afleiding van lat. olivarius ‘olijfboom’ wat dan een reminiscentie zou zijn aan de Hof van Olijven uit de Passie. Intussen blijkt het dat de naam toch wel oorspronkelijk Germaans was. Hij werd vooral bekend als de naam van een
|
| |
| |
der helden uit het Roelandslied. Toch is de naam bij ons pas betrekkelijk laat gebruikt. Vóór 1150 komt hij helemaal niet voor en vóór 1200 slechts een drietal keren. Thans leeft hij verder in de fnn. Olivier, Fiers en Fierens. |
Paulus, Pauwels, Polin: Paulus wordt in de 2e helft der 12e eeuw éénmaal vermeld als de naam van de prior van Veurne. Ook in de andere landen was de naam weinig in gebruik. De verering van St. Paulus ging bijna steeds samen met die van St. Petrus, en werd dan ook door deze in de schaduw gesteld. Waar we de naam toch ontmoeten, kan hij aan andere heiligen zoals St. Pol of St. Paulinus ontleend zijn. Aldus hoeven de wvla. fnn. Pauwels en Pauwelijn niet altijd dezelfde oorsprong te hebben. |
Petrus, Peter, Pieter, Pieterkin, Pieterman, Pierin: de figuur van St. Petrus maakte een grote indruk op de geest en de verbeelding der Middeleeuwen. Zijn naam, die reeds vermeld wordt vanaf de 10e eeuw, was dan ook zeer verbreid tijdens de 12e eeuw. De ouderdom ervan blijkt ook uit de vorm Pieter, waarin de stamvokaal de normale Oudnederlandse evolutie had meegemaakt, tegenover de vorm Peter, die als directe ontlening aan het Latijn, aan ieder tijdstip kan eigen zijn. Als fn. zijn de Pieters en de Peeters overbekend in ons land. Daarnaast heeft men o.a. nog Piers, Pierson en Persoone, Pierlot, Piron. |
Philips, Lippin: deze apostelnaam is druk gebezigd vanaf 1100. Vanaf 1200 duikt de vleivorm Lippinus op. In W.-Vl. leeft de naam verder in de fnn. Philips, Lippens, en in de geromaniseerde vormen Philippart en Flipoo. |
Salomoen: theoretisch kunnen bij deze Bijbelse naam, die in W.-Vl. bekend is vanaf de 12e eeuw, ook nog enkele Moen-vormen gevoegd worden, die meestal tot de vleivormen van Simoen gerekend worden. Misschien geeft de naam Salomon ook de oplossing van de fn. Saelens. |
Simoen, Symoen, Siemen; Moen, Moenekin, Moenin, Moensin: de grote populariteit van deze naam, die reeds blijkt uit de wvla. oorkonden vanaf 1100, wordt eveneens verklaard door de figuur van St. Petrus, wiens Hebreeuwse naam Simeon Barjona luidde. Als fnn. kunnen hier o.a. vermeld worden: Simonts, Simoens, Simonard, Moens. |
Steven: ontstaan uit de naam Stephanus, die reeds in de 10e en 11e eeuw verschillende keren vermeld en verder in de 12e eeuw regelmatig aangetroffen wordt. Het is de naam van de eerste kristen martelaar. Als fn. nog Stevens. Ook de wvla.
|
| |
| |
fn. Thevelin kan van Stephanus zijn afgeleid, via het Romaans Thevet, dat door aphaeresis ontstond uit de vormen Estève en Etève. |
Thomas, Maes,: ook deze apostelnaam is fel in de smaak gevallen van de Middeleeuwse mens. In W.-Vl. was hij reeds courant tijdens de 12e eeuw. De vorm Domaes die regelmatig optreedt in de 13e en 14e eeuw naast Thomaes, wijst erop dat de naam reeds vast burgerrecht verworven had (gezien overgang th tot d). Hij leeft verder in de fnn. Thomas(sen) en Maes. In Engeland werd hij, mede door de verering die naderhand ontstond voor Thomas Becket, in dergelijke mate verspreid dat de vleivormen Tom en Tommy thans ongeveer synoniem zijn van het woord Engelsman zelf. |
Tot deze serie van mannelijke niet-Germaanse namen behoren eveneens: Augustijn (niet vóór 1200), Joris (niet vóór 1200), Lonis (afkorting van Appollonis?), Paridaen (niet vóór 1200); duistere oorsprong), Quintin (niet vóór 1200). (wordt voortgezet)
Odo Leys
Asp. N.F.W.O.
|
-
voetnoot(1)
- Om de opkomst en verspreiding van een naam te bepalen, werd gebruikt gemaakt van het Oudnederlands materiaal van Dr. M. GYSSELING. dat gedeeltelijk door deze geleerde, in samenwerking met Dr. A. KOCH werd uitgegeven onder de titel: Diplomata Belgica ante annum millesimum centesimum scripta (Brussel, 1950).
-
voetnoot(1)
- Thans nog gebruikt men in W.-Vl. de uitdrukking ‘een arme Jan’ naast ‘een arme Djoos.’
|