Bluts betekent bloot. Vandaar de namen der vogeljongen zonder pluimen: blutsepoepers (Oostkerke), blutsebaklers en blutzaks (Veurne Ambacht), blutsaards (waar?) Te Knokke heten ze puuders, woord blijkbaar afgeleid van puud (kikvors, naakt dier). Een klein, schamel, mager, deerlijk kindje is er een puudertje.
Bousten (Vladsloo), uitspraak met korte oe. Een bousten is een ferme struische kerel. Ook een gildig kind. Verg. bous (zie Biek. 1937, blz. 287)= groot, in de kindertaal: een bouze jongen. De Bo geeft deze woorden niet alhoewel ze op vele plaatsen van W. VI. gebruikt worden. Is het eigen goed of leengoed? Wij hebben wel eens aan een samentrekking van ‘boudsch’ (afleiding van boud) gedacht, maar dit is onmogelijk wegens bouze.
Broodbijter. Zo noemt men te Westvleteren wat men te Knokke een blende vinke en elders een blende meeze noemt (een str....) Broodbijternesten. Te Knokke ook nog een schildwacht genoemd....
Buchten (Knokke, Dudzele). Een buchten van een jongen = een jongen die niet deugt. Ook in minder sterke zin gebruikt om te plagen, zelfs als keppewoord. Buchten is dus een zelfst. nw. gevormd uit bucht (zie De Bo). Het ww. buchten betekent ‘coire’, een stervend woord, nog gehoord te Knokke, Westkapelle en Dudzele; ‘een goe buchter’ is er iemand die veel kinders kweekt.
Bullig (Knokke): een bullige stier is een driftige stier (geslachtsdrift). Ook figuurlijk gebruikt voor mensen: een bullige vint = een driftige man. Een bultige koe is een verstierde koe. Het woord moet nog op veel andere plaatsen bekend zijn. Toch ook wel een stervend woord. Komt van het oude woord bul, bulle = stier (verg. Eng. bull).
Dappeie, een bevestigende uitroep gehoord te Gullegem. Bv. 't Is schone, dappeie! 't Is koud, dappeie! Moet wel een samentrekking zijn van: dat ik peie = dat ik peins. Peien = peinzen, een oud ww. dat volgens De Bo alleen in 't Kortrijkse gebruikt wordt. Wie weet er meer over? Dit peien kan moeilijk ontstaan zijn uit peinzen.
Delorum (Knokke): bezwijming. Vervorming van delirium. Entwie in delorum slaan. Hij viel van 't danig zuipen in delorum. Entwien in delorum jagen: iemand zo ver weg jagen dat hij nooit meer kan weerkeren.