Mengelmaren
De Kist van Oxford.
In het hier (blz. 149) besproken werk van Dr J.F. Verbruggen, De Slag der Gulden Sporen, blz. 251-261, werd opnieuw de aandacht getrokken op de ‘Kist van Oxford’. De gesculpteerde voorzijde van dat meubel zou het werk zijn van een Brugs ‘serine werker’, een tijdgenoot van de gebeurtenissen in 1302. De schrijver benuttigt de taferelen van de kist als een authentieke bron voor de studie vooral van de uitrusting en de bewapening van ridders en ambachtslieden.
Hoe komt het dat men juist te Brugge zo sceptisch staat tegenover dat meubel? Een antiquair - meester in zijn vak-zei me, wijzend op de prachtige platen in het bovengenoemde werk: ‘Dat kàn niet oud zijn, er zit geen sleet op! Een meubel van dertienhonderd zonder sleet hier of daar, dat bestaat niet. En heeft men al de voeging van de plank met de kist onderzocht?’ Met ‘plank’ bedoelde hij de gesculpteerde frontale plank.
Een fijn kenner van de Brugse kunstgeschiedenis is van oordeel dat de kist een product is van de moderne Brugse antiquiteiten-industrie. Niet ouder dan 1860; nog eerder te stellen na 1880. Brugge heeft in die jaren ontzaglijk veel ‘Bourgondisch’ beeldwerk geproduceerd en geëxporteerd, naar Engeland vooral. En ook werk in oudere gotische stijl. Befaamde Brugse archeologen waren niet louter verzamelaars: ze wisten ons middeleeuws kunstpatrimonium op waardige wijze aan te vullen. Uitstekende beeldsnijders hebben voor hen gewerkt. Men noemt een van de beste onder hen in verband met de kist van Oxford, namelijk meester Prosper Hinderyckx die nog in de jaren 1920 voor Nieuwpoort een preekstoel sneed naar het model van het beroemde kunstwerk van Winnezele (Biekorf 1937, 75). Een van de sterkste stukken van Hinderyckx is de Sint-Joris in geschilderd eikenhout die als een Brugs meesterwerk uit de 15e eeuw op de Tentoonstelling Oud-Vlaamse Kunst (Antwerpen 1930) prijkte. Dat merkwaardig stuk behoorde tot de verzameling Frans Claes te Antwerpen en werd in 1933 als ‘Art brugeois du!5e siècle’ verkocht op de veiling van deze collectie; als zodanig siert de Sint-Joris van Hinderyckx het titelblad van de Catalogus der veiling (Catalogus n. 311; vgl. Gedenkboek Frans Claes, 1932, blz. 186-187).
In het Brugse midden van oudheidkundigen en historici is